Simon Says is een Amerikaans kinderspelletje. Het is ook de titel van mijn blog op deze site.
Protestanten zijn niet welkom in de hemel. (24 februari 2020)
‘De extase van Theresia’ wordt beschouwd als een van de mooiste beeldhouwwerken van Bernini, misschien wel dé mooiste. Naar aanleiding van de tentoonstelling die er in het Rijksmuseum is over de barok in Rome (Caraveggio-Bernini. Barok in Rome) ging de Volkskrant naar Rome om het meesterwerk van Bernini te bekijken.
‘De extase van Theresia’ bevindt zich in de Santa Maria della Vittoria op de Via XX Settembre, op kruipafstand van het Centraal Station. Ik was er vorig jaar (2019) maart. Niet voor de beeldengroep van Bernini, alhoewel deze ook op mij indruk maakte, die bizarre, bijna erotische extase van de heilige. Ook niet vanwege de film Angels & Demons uit 2009 (gemaakt naar aanleiding van het gelijknamige boek van Dan Brown, vertaald als ‘Het Bernini Mysterie’), waarin een kardinaal wordt verbrand vlak voor ‘De extase van Theresia’.
Ik was er ter voorbereiding van mijn recente boek over Piet Hein. Hè, denkt u. Wat heeft Piet Hein met die heilige te maken?
Weinig tot niets. Maar om over Piet Hein – over wie maar heel weinig bekend is – te kunnen schrijven, moest ik ook de geloofsstrijd en de Reformatie (de afscheiding van de protestanten) beter begrijpen. Het leven van Piet Hein (1577 – 1629) speelde zich af tijdens de Tachtigjarige Oorlog, die deels een opstand en onafhankelijkheidsstrijd was maar niet kan worden losgezien van de oorlogen tussen katholiek (zuidelijk) en protestants (noordelijk) Europa.
Van die geloofsstrijd bevindt zich een wonderschone illustratie in de Santa Maria della Vittoria. Een fresco van Giovanni Domenico Cerrini, uit 1655, met als titel Trionfo della Virgine e cacciata dei protestanti all’inferno. Ofwel, de Heilige Maagd in hoogsteigen persoon jaagt de protestanten naar de hel.
Als je omhoog kijkt in het middenschip zie je dat Maria een zwaard in haar hand heeft en dat onderaan de hemel drie mannen liggen met slangen om zich heen, om duidelijk te maken dat het hier de hel betreft. De mannen hebben dikke boeken in hun handen, onmiskenbaar bijbels. Het lijkt wel alsof een van de drie een bijbel omhoog houdt en vertwijfeld tegen Maria uitroept: kijk, ook ik ben een gelovige.
Het is een fascinerend schilderij, juist omdat het zo onverbloemd is, zelfs in de titel. De mensen die het paradijs worden uitgeschopt, zijn gewoon mensen die de Bijbel lezen. Het is een illustratie van de geloofswaanzin uit die tijd.
(In mijn boek ‘Zijn naam is klein – Piet Hein en het omstreden verleden’ ga ik in hoofdstuk 9 – ‘De geloofswaanzin’ – uitgebreider in op het fresco en een protestantse tegenhanger daarvan, een terracottareliëf in Den Briel.)
En weer zullen de hillbilly’s op Trump stemmen. (7 januari 2020)
Vermoedelijk zal dit jaar president Trump worden herkozen. En ook dit keer zal dat waarschijnlijk mede dankzij de stemmen van de blanke arbeidersklasse komen.
Hoe is dat in hemelsnaam mogelijk? Een groepering die vroeger bijna automatisch links (Democratisch) stemde? Wie dat wil doorgronden, moet het boek lezen dat James David Vance vier jaar geleden schreef over de hillbilly’s, een groep blanke kansarmen uit de Amerikaanse Appelacheheuvels, waar hij zelf uit voort komt.
Ogenschijnlijk heeft hij zich er aan ontworsteld want oud-marinier Vance studeerde (met een beurs) rechten aan een van de meest prestigieuze universiteiten van de Verenigde Staten, Yale. Daar ontdekte hij dat hij er niet echt bij hoort. ‘Ik ben dan wel wit, maar ik vereenzelvig me niet met de WASP’s, de White Anglo-Saxon Protestants uit het noordoosten’.
Hillbilly’s betekent zoiets als ‘bergmensen’. Ze worden ook wel rednecks of whitetrash genoemd en het zijn de meest pessimistische groep Amerikanen. Ze zijn armer, slechter opgeleid, vaker werkloos, drinken meer en hebben meer echtscheidingen, huiselijk geweld en eenoudergezinnen dan andere Amerikanen.
Hillbilly’s hebben minder toekomstperspectief dan Latijns-Amerikaanse immigranten en zelfs minder dan zwarte Amerikanen. Meer dan de helft van de blanke hoogopgeleide Amerikanen, de zwarte Amerikanen en de latino’s denkt dat hun kinderen het beter zullen doen dan zijzelf maar bij de blanke arbeidersklasse is dat maar 44 procent. Zij zijn de slachtoffers van de mondialisering. Hun ouders werkten vroeger als arbeiders in de talloze industrieën maar veel fabrieken zijn failliet gegaan en de banen zijn verdwenen, naar Korea, Japan en Mexico.
Hillbilly’s zijn ook vaker verslaafd aan pijnstillers dan welke andere groepering ook. Correspondent Michael Persson maakte daarover een reportage in de Volkskrant. Kop en onderkop spreken boekdelen: ‘In deze harde, blanke wereld bieden alleen de pillen troost – Weggestopt in de woeste wereld van de Appalachen leven de armste blanken van Amerika. In mijndorpjes zonder toekomst. Waar de zelfmoordcijfers hoog zijn. En pillen de enige vorm van troost zijn.’
Let wel, dit schreef Persson al in januari 2016, toen bijna niemand in Europa had gehoord dat je hooked kon zijn aan pijnstillers zoals fentanyl – inmiddels heeft de verslaving de Atlantische oceaan overgestoken.
Europeanen kunnen zich sowieso moeilijk een voorstelling maken van hoe het is om een hillbilly uit fly-over country te zijn. Economen hebben in 2014 geconstateerd dat de Amerikaanse arbeidersklasse minder kansen heeft om omhoog te klimmen. Niet alleen minder dan andere Amerikanen maar ook minder dan Europeanen. De Amerikaanse droom (van krantenjongen tot miljonair) is makkelijker te verwezenlijken in Europa.
Interessant is hoe de inmiddels 36-jarige Vance over de voormalige president Obama schrijft. Ook dat is iets dat liberale Europeanen die nog steeds bijna zonder uitzondering verliefd zijn op Barack en Michelle Obama zich nauwelijks kunnen voorstellen. ‘Hij is briljant, schatrijk en spreekt als een staatsrechtgeleerde, wat hij natuurlijk ook is. Niets aan hem doet denken aan de mensen die ik in mijn jeugd bewonderde: zijn accent – puur, volmaakt, neutraal – is vreemd; zijn referenties zijn zo indrukwekkend dat het bijna eng is; hij heeft carrière gemaakt in Chicago, een dichtbevolkte metropool, en hij gedraagt zich met een zelfvertrouwen dat gebaseerd is op de wetenschap dat de moderne Amerikaanse meritocratie voor hem is ingesteld.’
‘Barack Obama raakt ons in onze grootste onzekerheden. Hij is een goede vader, terwijl de meesten van ons dat niet zijn. Hij draagt pakken naar zijn werk terwijl wij overalls dragen, als je al de mazzel hebt van een baan. Zijn vrouw zegt dat we onze kinderen bepaalde dingen niet te eten moeten geven en daarom haten we haar, niet omdat we vinden dat ze ongelijk heeft, maar omdat we weten dat ze gelijk heeft.’
J.D. Vance had een verslaafde moeder die aan de lopende band nieuwe vriendjes of echtgenoten had en weet dus waarover hij het heeft wanneer hij beschrijft hoe ontwrichtend echtelijke instabiliteit kan zijn. In Frankrijk heeft een op de tweehonderd (0,5 %) kinderen gedurende hun leven te maken met drie of meer partners van hun moeder, in Zweden 2,6 procent maar de absolute koploper is de Verenigde Staten met 8,2 procent (een op de twaalf). ‘En in arbeidersgezinnen is dat percentage zelfs nog hoger.’
Aardig detail is dat de in Silicon Valley rijk geworden Vance investeert in de arme heuvels waar hij vandaan komt. Michael Persson maakte enkele maanden geleden een fraaie reportage waarin Vance ook aan het woord kwam. Met andere geslaagde vluchtelingen uit de Rust Belt heeft Vance een investeringsfonds (met daarin 150 miljoen dollar) opgericht om Appelachia in de vaart der volkeren vooruit te helpen. Een van de projecten die zo konden worden gefinancierd waren hightech-tuinbouwkassen, geïnspireerd en geleverd door Nederland.
Dat Vance in Appelachia investeert, zal vast en zeker ook te maken hebben met de in het boek uitgesproken overtuiging dat het probleem van de hillbilly’s is dat ze zoveel uitkeringen van de staat ontvangen, die ze vervolgens omzetten in drank en pijnstillers. Het is een van de minder overtuigende observaties in een verder uitstekend boek (dat door Netflix verfilmd gaat worden) maar het maakt het raadsel des te groter waarom de hillbilly’s op Trump stemmen, die immers niet bepaald van de uitkeringen is.
Misschien is de beste verklaring wel dat je hillbilly’s niet moet beledigen. Volgens Vance is het de ‘taaiste mensensoort op aarde’. ‘Met een kettingzaag gaan we iedereen te lijf die onze moeder beledigt.’ En als iemand hen heeft beledigd dan was het wel WASP Hillary Clinton.
Ze noemde hen deplorables. Zoals Michael Persson onlangs in een terugblik schreef: ‘Clinton verklaarde niet alleen Trump zelf ongeschikt, maar ook 50 procent van zijn stemmers. Sterker nog, iedereen die zich een beetje sneu voelt, wordt met deze opmerking vanzelf naar dat mandje van Trump gestuurd.’
J.D. Vance, Hillbilly Blues – Een memoir over een familie en een cultuur in crisis, Nijgh & Van Ditmar, 2017
Willem Alexander, Graaf van Katzenelnbogen. (20 november 2019)
De eerste keer dat ik het hoorde, was bij het huwelijk van Willem Alexander en Maxima, in 2002. Ergens tijdens de plechtigheid, die ik vanaf de sofa volgde, met hapjes en een glaasje prik, werden de vele titels van (toen nog) Prins Willem Alexander van Oranje-Nassau voorgelezen. Toen ik hoorde dat hij Graaf van Katzenelnbogen was, schoot ik onwillekeurig in de lach. Het leek alsof iemand in die indrukwekkende reeks titels een verwijzing naar het carnaval had verstopt, om te checken of de talloze hoogwaardigheidsbekleders in de Nieuwe Kerk niet in slaap waren gevallen. Prins Amadeiro de 25e van Oeteldonk, zoiets.
Voor alle duidelijkheid, het is niet mijn bedoeling om de familie van Oranje-Nassau, laat staan het koningshuis belachelijk te maken. Ik ben lang een milde voorstander van de monarchie geweest. Deels omdat het alternatief (president Lubbers, president Kok dan wel president Wilders) me minder aantrekkelijk leek, deels omdat ik wel eens het genoegen heb gehad om gesprekjes te voeren met zowel de huidige Koning als zijn vader, wijlen Prins Claus. Die laatste heb ik zelfs twee keer geïnterviewd en ook heb ik enkele jaren met hem in het bestuur van een stichting gezeten. Ik kon niet anders dan constateren dat het erg aardige mensen waren.
Wel ben ik tegenwoordig door me te verdiepen in de vaderlandse geschiedenis, in verband met mijn boek over Piet Hein en de Gouden Eeuw, iets meer opgeschoven richting republicanisme, gezien de niet bepaald frisse rol die de Oranjes speelden bij de onthoofding van Oldenbarneveldt en de gruwelijke moord op de gebroeders De Witt.
Door de studie van de vaderlandse geschiedenis raakte ik steeds meer geïnteresseerd in de rol van Willem van Oranje bij het begin van de opstand tegen Spanje. Eind september was ik in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts, logeerde in het alleraardigste hotel Wilhelm Von Nassau (vooral vanwege de naam natuurlijk) in Diez, bezocht de restanten van het kasteel in Nassau en zag onderweg opeens een verkeersbord van Katzenelnbogen.
U begrijpt inmiddels waarom ik breed grinnikend op de foto sta, niet omdat ik de majesteit niet serieus zou nemen, maar omdat de associatie met carnaval nooit ver weg is als ik de naam Katzenelnbogen hoor of lees. Enfin, wij naar Katzenelnbogen rijden, door het glooiende landschap van de Lahn, met af en toe verrassend steile weggetjes.
Welnu, dat hele Katzenelnbogen is drie keer niks. Er wonen tweeduizend mensen (in Oud-Beijerland twaalf maal zoveel), je rijdt het dorp in en een minuut later weer uit en geen moment word je bevangen door de behoefte om ergens te stoppen.
Dat maakt het des te intrigerender dat voor de voorouders van Willem Alexander het bezit van het graafschap Katzenelnbogen cruciaal was. Rond 1500 is er bijna oorlog gevoerd tussen de grootvader van Willem van Oranje en een ander adellijk Duits geslacht over de vraag wie het meeste recht had op de titel ‘Graaf van Katzenelnbogen’. Zo liet Wilhelm Knüttel, in de zestiende eeuw raadsheer van de vader van Willem van Oranje, zich ‘Monseigneur Catzenelubog, secretaries’ noemen. Er zijn in Duitsland diverse rechtszaken gevoerd over de vraag wie de echte graaf was. Uiteindelijk verloren de Nassau’s het grondgebied maar mochten wel de titel en het wapen blijven dragen.
Ook Koning Willem Alexander is dus nog steeds Graaf van Katzenelnbogen. In de opsomming van zijn 41 titels, tot en met Heer van Zevenbergen, neemt Katzenelnbogen nog steeds een hoge positie in, op nummer 7. Dat komt omdat ‘graaf’ een hogere adellijke titel is dan Heer, Vrijheer, Baron en Burggraaf (van Antwerpen!) maar lager dan Markies (van Veere en Vlissingen) en Hertog (van Limburg). En het allerhoogste is natuurlijk Koning.
Wij willen onze Tuin der lusten terug! (10 november 2019)
De ‘Tuin der lusten’ van Jeroen Bosch hangt zoals de meeste mensen weten in het Prado, Madrid. Minder bekend is dat het door de Spanjaarden is ingepikt. Het was van Willem van Oranje en hing in zijn paleis in Brussel, boven de haard in de Grote Zaal.
De Nassau’s onderkenden de kwaliteiten van Jeroen Bosch als een van de eersten en verleenden hem diverse opdrachten. Hendrik III van Nassau had de ‘Tuin der lusten’ vermoedelijk bij hem besteld als huwelijkscadeau. Wilhelm von Nassau (in Nederland beter bekend als Willem van Nassau, Willem van Oranje, Willem de Zwijger en de Vader des Vaderlands) erfde op elfjarige leeftijd niet alleen het schilderij van Bosch maar via zijn neef Reinier van Nassau (die zichzelf toen hij het bezit kreeg over het prinsdom Orange Rene van Chalon ging noemen) ook het Franse Orange en ging zich toen Willem van Oranje-Nassau noemen. Toen de Nederlanden in opstand kwamen tegen Spanje, confisqueerde hertog Alva – die om persoonlijke redenen (een huwelijk dat niet doorging) een bloedhekel had aan de Nassau’s – de Brusselse bezittingen van Willem van Oranje.
De boomlange Rene van Chalon, aan wie we de oranje geschilderde gezichten van onze voetbalfans te danken hebben, ligt trouwens begraven in de prachtige Onze Lieve Vrouwe Kerk in Breda, zo werd in 1937 ontdekt, toen daar de vloer werd opengebroken. Let bij een bezoek aan de kerk op het heerlijk pompeuze praalgraf van Engelbrecht II van Nassau en zijn vrouw Cimburga van Baden. Uit 1530!
De Nederlandse prinsenstad bij uitstek was natuurlijk altijd Breda. Niet Delft. In Breda hadden de Nassau’s hun paleis (nu de Koninklijke Militaire Academie) en daar lagen de meeste Nassau’s van de Nederlandse tak dan ook begraven. Maar omdat Breda toen Willem van Oranje in 1584 werd doodgeschoten nog steeds in Spaanse handen was, kon hij niet bijgezet worden in het familiegraf.
Bij gebrek aan beter is toen gekozen voor Delft, omdat de familie daar toen woonde – in het voormalige Sint Agathaklooster dat we nu als Prinsenhof kennen.
De Tuin der lusten heeft een belangrijke rol gespeeld in de opstand van wat we nu Nederland en België noemen. De hertog van Alva was in 1568 (ver voor Willem van Oranje in 1580 officieel vogelvrij was verklaard) al op zoek naar het schilderij. Hij liet een van de bewakers in het Brusselse paleis van Willem van Oranje folteren om er achter te komen waar het was verborgen. Het werd naar Spanje vervoerd, kwam in het bezit van de familie van Alva, vervolgens verkocht aan de Spaanse koning waarna het uiteindelijk in het Prado terecht kwam.
Wat de vraag oproept waarom Nederland nooit een officiële poging heeft ondernomen om het schilderij terug te krijgen. Er is in 2016 een petitie geweest om Koning Willem-Alexander te verzoeken om aan zijn Spaanse ambtgenoot het ‘geroofd kunstwerk’ terug te vragen. Of er in juridische zin sprake is van ‘roofkunst’ is echter de vraag. Spanje was destijds officieel de baas in wat we nu Nederland en België noemen, zag Willem van Oranje slechts als de leider van de rebellen en niet als prins van een land in wording.
Nederland kan het vermoedelijk dus niet terugvragen maar de Koninklijke familie natuurlijk wel. En dan aan het Rijksmuseum schenken.
Elke achternaam is onaardig voor oma. (10 februari 2019)
Hoera, we mogen sinds kort dus twee achternamen hebben in Nederland. Alom werd dit systeem, afgekeken van de Verenigde Staten, België en Frankrijk en vooral Spanje waar dit al vele decennia gewoon is, bejubeld – mede omdat het eerlijker zou zijn naar vrouwen.
Dat is onzin.
Er is immers geen goede naamgeving te bedenken die recht doet aan alle voorouders. Doodeenvoudig omdat het aantal achternamen beperkt is. Wij zijn nu van één achternaam naar twee gegaan maar daar stopt het.
Dat is vooral voor vrouwen oneerlijk. Voor moeders dan, en in het bijzonder voor grootmoeders. Ter illustratie mijn achternaam. Mijn moeder heette An Wetsteijn. Dus wanneer ik vandaag de dag opnieuw zou worden geboren dan zou ik Simon Rozendaal Wetsteijn of Simon Wetsteijn Rozendaal mogen heten. Maar dat is weer niet eerlijk naar mijn twee grootmoeders toe. Laten we die dus ook toevoegen: Simon Rozendaal Wetsteijn De Groot Visser. Raar hè?
Naarmate we meer grootmoeders willen eren wordt het steeds idioter. Los van de vraag dat veel mensen die achternamen helemaal niet kennen. Ik heb stambomen van zowel de Wetsteijn’s als de Rozendalen en weet daardoor dat de moeder van oma Visser (de moeder van mijn vader) Veldhoen heette. In het stamboomboek van de Wetsteijns daarentegen staat niet wie de moeder van mijn opa Wetsteijn was en ik heb helemaal geen idee wie de moeder van oma De Groot was.
Meer dan vier achternamen zullen de meeste mensen vermoedelijk niet kunnen achterhalen.
Elke vorm van achternamen is oneerlijk voor grootmoeders. Ook het IJslandse systeem. Daarin heet je de zoon of dochter van je vaders voornaam. In mijn geval had ik dan Simon Simonszoon geheten en mijn dochter Marte Simonsdochter. Ook oneerlijk dus.
Wie alle voorouders zou kennen, is een uur bezig om zich te introduceren.
Herinnert u zich Ayaan Hirsi Ali nog, toen ze inging op haar afkomst in de Tweede Kamer?
Ik ben Ayaan, de dochter van Hirsi, die de zoon is van Magan, de zoon van Isse, de zoon van Guleid, die de zoon was van Ali, die de zoon was van Wai’ays, die de zoon was van Muhammad, van Ali, van Umar, van het geslacht Osman, de zoon van Mahamud.
Zelfs Ayaan Hirsi Ali laat alle moeders en grootmoeders weg.
Wat het nut is van twee achternamen is mij dus geheel onduidelijk. Ouders konden vroeger immers ook al kiezen om hun kind de achternaam van de moeder te geven.
Nee, die oorlog is nog lang niet afgelopen. (7 januari 2019)
Een jaar na de Tweede Wereldoorlog schreef Gerard van het Reve ‘De ondergang van de familie Boslowits’. In het dunne boekje – meer een lang verhaal eigenlijk – wordt terloops beschreven hoe een familie waarmee de Reves bevriend waren voor en tijdens de oorlog in de problemen komt. Reve noemt nergens het woord ‘Jood’ en maakt ook niet expliciet duidelijk waarom deze familie uiteindelijk uit Amsterdam verdwijnt, maar het boek is beklemmend.
In ‘De Bokser’, de biografie die Marcel Haenen in 2018 schreef over Max Moszkowicz, wordt de dreiging wel benoemd. De Duitsers hadden het liefst alle Joden willen vermoorden. Dat het niet lukte bij Max Moszkowicz is een wonder. Haenen, verslaggever bij NRC Handelsblad, beschrijft hoe het ouderlijk gezin van de man die later een bekende Nederlander zou worden vanuit Polen in Maastricht belandt en vervolgens weer terug moet naar Polen. Hij doet dat feitelijk, goed gedocumenteerd en zonder mooischrijverij, waardoor het boek je regelmatig in het middenrif raakt als een bokser – een van de trucs die Moszkowicz gebruikte om Auschwitz te overleven.
Tussen de boeken over Boslowits en Moszkowicz zit meer dan zeventig jaar. Het verbazingwekkende is dat de Nederlandse boeken over de Tweede Wereldoorlog eerder meer dan minder beklemmend lijken te worden.
Je zou zeggen dat de oorlog zo langzamerhand is afgelopen maar het tegendeel is waar.
Vlak na de oorlog lijkt het nog niet helemaal door te dringen wat voor gruwelijks de Duitsers allemaal hebben uitgehaald. Dat merk je niet alleen bij Reve maar ook bij Willem Frederik Hermans. Die schreef in 1946 ‘De bittere tranen der acacia’s’ en in 1958 ‘De donkere kamer van Damocles’ – dat gebaseerd was op de dubbelspion Anton van der Waals, die tijdens zijn proces beweerde dat hij een dubbelganger had die alle vreselijke dingen had gedaan, hij zelf was onschuldig.
Die boeken van Hermans waren mooi geschreven en niet zo expliciet in het benoemen van het kwaad. Als de afstand tot de oorlog toeneemt, wordt dat anders. Zo inspireerde dezelfde Van der Waals Auke Kok in 1995 tot ‘De Verrader’, waarin het beeld oprijst van een ongekende bedrieger en smeerlap.
En de afgelopen tien jaar is er een hele reeks aan indringende oorlogsboeken verschenen. Ik leende een paar jaar geleden ‘De Vergelding’ van Jan Brokken – over verzet en heulen met de vijand in Rhoon, een dorp ten zuiden van Rotterdam – uit aan mijn vader, een voormalig verzetsstrijder. Hij zei: wil je dat nooit meer doen, Simon, me zo’n boek laten lezen? Hij had nachten lang niet kunnen slapen.
Je zou denken dat de stroom zo langzamerhand moet gaan opdrogen. Er is immers bijna niemand meer in leven die de oorlog heeft meegemaakt. Een jaar of tien geleden heb ik mijn kinderen met aanhang meegenomen voor een dagje oorlog. Mijn toen 90-jarige vader vertelde bij het graf van zijn broer Koen op de erebegraafplaats in Overveen hoe deze door de Duitsers standrechtelijk is geëxecuteerd en toonde de plek in Berkel en Rodenrijs waar hij zelf op de vlucht voor de Duitsers door een heg heen dook, terwijl zijn klompen bleven staan. Ik merkte aan die twintigers hoe de oorlog waar ze zoveel op school over hadden gehoord opeens naar binnen kwam. Het was wat historici de historische sensatie noemen. Dat kon alleen mijn (inmiddels overleden) vader.
Het vreemde is dat de oorlogsboeken er bij gebrek aan ooggetuigen toch niet minder op worden. Marcel Haenen kon voor zijn biografie Max Moszkowicz zelf niet meer spreken. Die leeft weliswaar nog maar kan sinds een beroerte niemand meer te woord staan. Soms zijn kinderen van ooggetuigen al voldoende, toont Jan Brokken aan met ‘De rechtvaardigen’. Dat boek – thans ook in de boekwinkel – gaat over een ten onrechte vergeten Nederlander (Jan Zwartendijk, topman van Philips in Litouwen en tevens consul daar). Zwartendijk is al in 1976 overleden en heeft tijdens zijn leven nooit de eer gekregen die hij verdiende. Hij krijgt dat nu postuum van Brokken.
Dat is wel een mooie gedachte. Zolang wij het willen, sterft het verleden nooit.
Achteraf hebben de katholieken en rekkelijken gewonnen. (30 december 2018)
Een groot deel van de zestiende en zeventiende eeuw bevochten protestanten en katholieken elkaar. Wij hadden onze eigen Tachtigjarige Oorlog en in de rest van Europa was er de Dertigjarige Oorlog tussen de katholieke grootmachten Spanje plus Oostenrijk en de protestante landen in Noord Europa.
Het is amusant om met de huidige blik terug te kijken naar waar de geloofsconflicten over gingen. De protestanten hadden moeite met de biecht, de aflaat en de verering van de paus. Daarom werden katholieken papen genoemd en hebben we in Nederland benamingen met paap er in zoals Papendrecht. De essentie van het verzet tegen biecht en aflaat was dat je daarmee het geloof niet serieus nam. Je bedreef ontucht met de buurvrouw, zei tegen de priester dat je er spijt van had – of betaalde een aflaat – en de volgende dag kon je gewoon weer naar de buurvrouw. Je moet de Bijbel en het geloof veel serieuzer nemen, vonden de protestanten.
Die strenge opstelling is verdwenen. Ik weet waar ik het over heb. Mijn oma was een ‘bonder’ – lid van de gereformeerde bond binnen de hervormde kerk – en dan weten insiders genoeg: dit komt in de buurt van wat wel zwartekousenkerk wordt genoemd. Ik ben zelf niet gelovig, geloof ik, maar heb heel wat neven en nichten die het wel zijn. Vorig jaar nog sprak ik met een neef, die een eigen kerk heeft opgezet en daar lange tijd voorganger was.
Ik vroeg eerst of hij de Bijbel letterlijk nam. Het antwoord was ja. Toen legde ik hem het dilemma van de zeventiende eeuw voor, de eerste echte botsing tussen wetenschap en geloof. In de Bijbel staat dat Joshua aan God vraagt of deze de zon wil stil zetten. Hij is aan het vechten met de slechte koningen van Kanaän (laten we hen voor het gemak Palestijnen noemen), heeft ze bijna allemaal te pakken maar ziet dat het donker wordt waardoor hij ze niet allemaal kan doden (jaja, in het Oude Testament wemelt het van de genocides). Hij bidt tot God en het werkt. De zon staat stil en Joshua kan zijn karwei afmaken.
Toen duidelijk werd dat de aarde om de zon draait in plaats van andersom, zeiden veel gelovigen: dat kan niet want in de Bijbel staat dat God de zon stil zette. Dus ik vraag aan mijn neef de dominee (hij is helaas enkele weken geleden overleden) hoe dat kan. Waarop hij lachend zijn handen in de lucht stak en zei: ach, Simon, dat doet er toch helemaal niet toe, of God nou de zon of de aarde stil zette?
Aan het begin van de zeventiende eeuw was er hier een conflict tussen de Remonstranten en de Contraremonstranten, ook wel genoemd rekkelijken en preciezen. Het liep zo hoog op dat de oude Johan van Oldenbarneveldt (Remonstrants, rekkelijk) werd onthoofd – een van de zwarte bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis. De preciezen wonnen de geloofsstrijd maar er is niemand meer die hun opvattingen huldigt. Een voorbeeld: de preciezen geloofden in predestinatie. Bij de geboorte zou al vast staan of een mens in de hemel of in de hel komt. Het is een opvatting die zo irrationeel is dat hij aan het belachelijke grenst maar zowel Luther als Calvijn hingen dit idee aan. Ik denk niet dat er in Nederland nog één dominee te vinden is, die predestinatie vanaf de kansel verkondigt.
Tenslotte hadden de protestanten moeite met de katholieke heiligenverering. Daarom werden bij de Beeldenstormen allerlei beelden in katholieke kerken vernield. De eerder genoemde Contraremonstranten ergerden zich ook aan de Sinterklaasviering want Sint Nicolaas was een katholieke heilige. Er zijn allerlei pogingen geweest om het feest te verbieden dan wel te belemmeren, zo beschrijft de Engelse historicus Jonathan Israel in The Dutch Republic, zijn fraaie en dikke geschiedschrijving van Nederland. Zo was er in 1620 een verbod van de burgemeester van Amsterdam om begin december poppen te verkopen. Nog in 1685 – het protestantisme flakkerde weer fel op omdat de Franse calvinisten (hugenoten) vogelvrij werden verklaard – vroeg de kerk in Delft aan de overheid of het heidense Sinterklaasfeest kon worden verboden.
Welnu, overal in de Nederlandse Bible Belt, zelfs in Staphorst, vieren ze tegenwoordig Sinterklaas.
Eigenlijk hebben de katholieken en de rekkelijken gewonnen.
Wat het geloof in communisme was, is nu het geloof in klimaatbeleid. (23 december 2018)
In de jaren dertig van de vorige eeuw was de Hongaars-Britse schrijver Arthur Koestler, in die tijd communist, als een van de weinige Westerse journalisten uitgenodigd in de Sovjet Unie met als bedoeling om over de vijfjarenplannen te schrijven. Dat deed hij braaf maar na een tijdje begon het te knagen, zoals hij beschreef in zijn fraaie autobiografie Arrow in the Blue. Toen verliet hij het geloof der kameraden, zoals Karel van het Reve (ook vroeg er bij, zij het veel later dan Koestler) het ooit noemde, en kwam in 1941 met vernietigende kritiek in Darkness at noon.
Vanaf toen hadden de Westerse intellectuelen kunnen weten dat het communisme misschien een leuk idee is maar dat het niet werkt bij Homo sapiens. Wel bij mieren overigens, zoals de Amerikaanse bioloog en mierendeskundige Edward Wilson eens beschreef.
Het hielp dat Edward Koestler uit Hongarije kwam. Daar was even, gedurende vier maanden, een communist aan de macht geweest en toen vielen veel Hongaren de schellen van de ogen. Toen ik in 1990, de Muur was net gevallen, de Hongaars-Amerikaanse kernfysicus Edward Teller interviewde, op de Stanford-universiteit, wees hij op het belang van die Hongaarse link. ‘Ik twijfelde in 1935 nog over het communisme. In 1937 veel minder en in 1945 absoluut niet meer. Waarom vraagt u mij waarom ik toen al inzag dat het communisme niet deugde? U moet al die anderen vragen waarom zij het niet inzagen! Zij hadden ook de memoires van Koestler kunnen lezen.’ (Vertrouwen in de wetenschap, pag. 186).
Ik was even een paar dagen in Berlijn, om bij te komen van het werk aan mijn boek over de energietransitie – april in de winkel – en bezocht o.a. het chaotische museum bij Checkpoint Charlie en het restje muur plus museum op de Bernauer Strasse. En verbaasde me dat ook nog lang na het verrijzen van de muur, nodig omdat in de DDR zoveel mensen voor het communisme wegvluchtten dat het land nauwelijks meer kon functioneren, veel Westerse intellectuelen in het communisme bleven geloven.
Edward Teller daarover. ‘Een groep mensen kan het spoor geheel bijster zijn. Waarom? Wij worden geleid door emoties en bevestigd door de emoties van onze buurman.’
In Berlijn vraag je je dan automatisch af welk irrationeel geloof wij tegenwoordig aanhangen. Ik verbleef in een hotel op de Mauerstrasse, vlak bij Checkpoint Charlie. Op de kamer lag een nieuwsbrief, die begon met een citaat van Al Gore. ´Laten we de planeet redden. De overgrote meerderheid van de wetenschappers is het er mee eens dat global warming echt is. Het gebeurt nu al en het komt niet door natuurlijke oorzaken maar door onze eigen activiteiten.´ Ter toelichting: het hotel hoopte te besparen op de wasserijkosten en verzocht de gasten om besmeurde handdoeken niet op de grond te gooien maar nog een keer te gebruiken.
Als die associatie inderdaad opgaat, kan het dus nog wel een paar decennia duren voor de Westerse intelligentsia in de gaten krijgt dat het klimaatbeleid nauwelijks effectief en absurd duur is.
Weinig mist betekent schone lucht. (16 december 2018)
Het was mistig vandaag. Op zondag 16 december kon je gedurende een flink deel van de dag weinig zien. Het zicht was beperkt tot zo’n vijftig meter. Kunt u zich de vorige mist-dag nog herinneren? Vermoedelijk niet.
Dat is een goed teken. Er zijn twee manieren waarop mist kan ontstaan. De eerste is op natuurlijke wijze – wanneer de wolken laag hangen, de tweede is wanneer er luchtvervuiling met fijnstofdeeltjes en zwavelzuurdruppeltjes is. Die roetdeeltjes zijn kernen waar omheen druppeltjes vies water ontstaan. Dat kwam vroeger, en dan vooral in de tijd dat er veel steenkool werd verbrand zo vaak voor dat er een nieuw woord voor is bedacht, smog – een samentrekking van fog (mist) en smoke (rook).
Dat het al zo lang geleden is dat u zich een mist-dag zoals 16 december 2018 kunt herinneren, is een fraaie illustratie van hoezeer de luchtvervuiling in Nederland is afgenomen. Die schreeuwlelijkerds van Milieudefensie beweren dat het heel erg gesteld is met de luchtkwaliteit, met campagnes als ‘Wij hebben recht op gezonde lucht’ en die petitie van eerder dit jaar, maar laat u toch vooral niet opjutten.
De waarheid is dat de lucht in Nederland nog nooit in de afgelopen driehonderd jaar zo schoon is geweest als nu. Dat valt op veel manieren te illustreren, bijvoorbeeld met de concentraties van fijnstof en die van zwaveldioxide, maar dan moet je iets van moleculen en concentraties af weten. Daarom is mist zo leuk. Dat kan iedereen waarnemen en begrijpen.
In 2015 schreef een groep onderzoekers van het KNMI in het blad Environmental Research Letters dat het aantal dagen waarin je nauwelijks een hand voor ogen kon zien, is afgenomen van 500 à 600 in 1970 tot 200 nu. Dat komt, zo schrijven de onderzoekers, door de afname in ‘antropogene aerosolen’, ofwel door de mens veroorzaakte deeltjes die in de lucht blijven zweven.
Ook in zijn toekomstscenario’s voor het klimaat geeft het KNMI aan waardoor het aantal uren met mist zo is gedaald. ‘De verbetering van het zicht en de afname van mist wordt vrijwel geheel toegeschreven aan de afname van de luchtvervuiling.’ Het aantal uren met mist wordt voor 2050 geschat op 190, slechts tien uur (vijf procent) minder dan in 2002. En na 2050 zit er eigenlijk geen serieuze verbetering meer in. Ofwel, de lucht is nu zo schoon, veel schoner kan eigenlijk niet meer.
Kijk nog maar even naar buiten. Zo vaak zult u dit niet meer zien.
Wat vinden de gele hesjes straks van de CO2-heffing? (9 december 2018)
Wat zijn mensen toch een ongelooflijke na-apers. In Frankrijk gele hesjes, wij ook gele hesjes. Roepen ze in Frankrijk dat Macron weg moet, dan roepen onze gele hesjes op de Erasmusbrug dat Rutte weg moet.
Het werkwoord luidt naäpen en het is onmiskenbaar dat apen er bedreven in zijn maar Homo sapiens kan het veel beter. Eigenlijk zou het na-mensen moeten heten.
Over de gele hesjes gesproken, het protest is ontstaan omdat president Macron via een kleine toeslag op de brandstofprijs de Fransen wil dwingen om zo auto’s te kopen die beter voor de ijsbeertjes zijn. Bij het NPO-journaal wordt dit weggelaten want daar wordt het idee gekoesterd dat het hele volk erg op de hand is van klimaatbeleid en niet kan wachten tot die beloofde energietransitie nu echt op stoom komt.
Maar het gaat wel degelijk over het klimaat. Dat blijkt ook uit de uitspraak van een Franse minister dat je een tweedeling ziet tussen de Fransen die zich druk maken over het einde van de wereld en de Fransen die zich druk maken over het einde van de maand. Zoiets als de kloof tussen de prosecco drinkende Tesla-rijder en de mensen die blij zijn met hun tien jaar oude tweedehandsje waar CDA-leider Sybrand Buma het deze zomer over had in zijn interview met Elsevier Weekblad.
Een en ander roept de vraag op wat er gaat gebeuren wanneer in de toekomst de CO2-heffing wordt geïntroduceerd. Het zit er immers dik in dat de bij al die klimaatconferenties en nationale Klimaatakkoorden en Klimaatwetten gestelde CO2-doelen niet worden gehaald met windmolens, zonnecellen en laadpalen voor elektrische auto’s. Het zou wellicht kunnen met kerncentrales maar daar zijn de geesten nog lang niet rijp voor en in Nederland misschien wel nooit.
Dan is een CO2-heffing de enige mogelijkheid om de gestelde doelen te halen. Voor elk product in de supermarkt, voor elke vorm van dienstverlening zal dan worden uitgerekend hoeveel CO2 er bij vrij komt en daar wordt dan een prijs aan gekoppeld. De gedachte hierachter, die vooral door economen maar ook door de milieubeweging wordt omhelsd, is dat mensen dan vanzelf producten gaan kopen die beter voor de ijsbeertjes zijn. Klimaatonvriendelijke bedrijven zullen failliet gaan en klimaatvriendelijke bedrijven krijgen de wind mee.
Dat klinkt mooi maar het betekent dat alle prijzen omhoog zullen gaan. De appel in de supermarkt zal duurder worden, het biertje in het café ook, de loodgieter wordt duurder, het tweedehandsje, een jaarkaart op de staantribune bij Feijenoord of Ajax ook. Miljoenen mensen zullen al halverwege de maand in de knel komen. En dan is de kans ook nog eens groot dat ze hun baan kwijt raken en moeten solliciteren bij een prosecco-drinkende fabrikant van laadpalen voor Tesla’s.
Ik heb een donkerbruin vermoeden dat de gele hesjes hier niet zo blij mee zullen zijn.
Afrikaanse man wil wat anders dan Afrikaanse vrouw. (2 december 2018)
Deze week was ik even terug in Oeganda. In gedachten althans. In Mubende, anderhalf uur rijden van de hoofdstad Kampala. Rode termietenheuvels om het verveloze gezondheidscentrum, mangobomen, een maraboe in de lucht.
De reden dat ik er aan moest denken, was het bericht in de krant dat de bevolkingsgroei in zwart Afrika minder snel daalt dan was aangenomen. Foutje in de berekeningen. Twee miljard. Oeps. Mede daardoor gaat het ook met de wereldbevolking minder goed. Waar een paar jaar geleden nog in Nature stond dat we nooit de tien zouden halen – voor die tijd zou de wereldbevolking stabiliseren en vervolgens dalen, is nu de verwachting dat we richting twaalf miljard gaan.
Twee jaar geleden was ik met een internationale groep journalisten in Oeganda om te zien wat er gedaan kon worden tegen overbevolking. De dorpszuster in Mubende somde op. Mannencondoom, vrouwencondoom, knipje bij man of vrouw, een vaginale ring die een maand werkte (ontwikkeld in Oss, wat een slim bedrijf was Organon toch), een onderhuids depot met anticonceptie in de bovenarm dat drie maanden actief is.
En – de reden om een groep journalisten uit te nodigen – een injectie die drie maanden bescherming biedt en die door vrouwen zelf wordt aangebracht. Ontwikkeld door Pfizer en dankzij het fortuin van Bill Gates (als er iemand een Nobelprijs voor de vrede verdient, maar hij zal hem nooit krijgen, dan is Gates het) gratis beschikbaar voor de armste vrouwen in de armste landen.
Na afloop vraag ik een van de aanwezige vrouwen wat ze gaat doen. ‘Ik ga voor dat middel waarmee ik me zelf kan injecteren. Het grote voordeel daarvan is dat ik het mijn man niet hoef te vertellen.’
Hè?
Ze vertelde dat ze vier kinderen hadden. Zij vond het mooi zo maar hij wilde meer. Ze was er van overtuigd dat wanneer hij wist dat ze niet meer zwanger kon worden, hij een tweede vrouw zou nemen om daarmee kinderen te krijgen. Daarom wilde ze ook niet zo’n onderhuids depot in de bovenarm. ‘Dat ziet mijn man en dan neemt hij alsnog een tweede vrouw.’
Ik weet al lang dat man en vrouw sterk verschillend zijn en heel anders in het leven staan maar nog nooit drong het zo tot me door als daar, op het platteland van Oeganda.
Maar er is hoop. Een paar dagen later waren we in Rwanda. Dat land is sowieso een wonder, als je weet wat voor een ellende (de genocide op de Tutsi’s) daar was. In Rwanda hebben de vrouwen gemiddeld maar 3,6 kinderen – tegen 5,7 in Oeganda en 7 in Niger.
Waarom het in Rwanda wel lukt? Een mogelijke verklaring is dat in Rwanda veel vrouwen aan de knoppen zitten (68 procent in het parlement bijvoorbeeld) en er massaal, ook op het platteland, wordt gevaccineerd tegen kinderziekten. De toenmalige minister van Volksgezondheid, dr. Agnes Binagwaho, zelf arts en tegenwoordig hoogleraar in Kigali: ‘Door vaccins zullen vrouwen op termijn geen tien kinderen meer baren. Ze krijgen vertrouwen dat hun kinderen in leven blijven.’
Als een kip zonder kop van het gas af. (25 november 2018)
Aardgas heeft de helft van de CO2-uitstoot van steenkool. Daarmee is aardgas van de fossiele brandstoffen de meest klimaatvriendelijke. Dat is een eerste reden waarom het raar is dat Nederland van het gas af wil. Het gaat bij de strijd tegen de opwarming van de aarde om het verminderen van CO2. Kijk naar de Verenigde Staten. Daar daalt de CO2-uitstoot, mede omdat steenkool wordt vervangen door gas.
In Nederland is op 1 juli jongstleden de aansluitverplichting op het aardgasnet vervallen waardoor in veel nieuwbouwwoningen nu elektrische warmtepompen worden geïnstalleerd. Los van de vraag of je daarmee je huis wel kunt verwarmen als het stevig vriest, waar komt de stroom voor die warmtepompen vandaan als de zon even niet schijnt en de wind niet waait? Uit gascentrales. De Groningse hoogleraar Machiel Mulder rekende uit dat het gasverbod uiteindelijk dan ook leidt tot meer gasverbruik.
Tijdens een technologische wedloop – en dat is de energietransitie natuurlijk ook – moet je niet te snel inzetten op een schijnbaar veelbelovende kandidaat. Het is allesbehalve zeker dat de warmtepomp de gedroomde opvolger is van de gasgestookte hr-ketel en dus is het riskant om gasleidingen nu al te vervangen door elektriciteitskabels. Het piekfijne netwerk dat Nederland nu nog van gas voorziet, kan in de toekomst worden gebruikt voor biogas. Of waterstof.
In Engeland zijn ze van plan om in vier miljoen huizen een cv-installatie met waterstofketels te bouwen. Ze gaan aardgas omzetten in waterstof en CO2. Dat is chemisch niet moeilijk, de CO2 wordt onder de Noordzee opgeslagen en de waterstof is ‘groene’ brandstof. Het lijkt ook nog eens een keer goedkoper. Met alles er op en er aan kosten warmtepompen al gauw 20.000 euro per huis en de Engelsen schatten de kosten van een waterstof-cv op 7.000.
Het is niet alleen doodzonde om afscheid te nemen van de gasgestookte hr-ketel, waarvan de technologie nog makkelijk een halve eeuw mee kan, nu al voor de warmtepomp gaan beperkt de keuzevrijheid in de toekomst. Wie weet wordt waterstof wel winnaar van de wedloop. Het kan ook nog eens geproduceerd worden met behulp van kernenergie.
Het afscheid van gas hebben we te danken aan de milieubeweging die met zijn vele tentakels in de politiek (zoals Diederik Samsom, ex-Greenpeace, die bij het polderen over het klimaatbeleid tafelheer was voor de ‘Sectortafel Gebouwde omgeving’) de strijd tegen de opwarming heeft verengd tot een strijd tegen fossiel. Daarin bijgestaan door begerige bouwbedrijven en netbeheerders als Stedin. Even los van die peperdure warmtepompen zelf (als je pech hebt zoals in het Schilderskwartier, Woerden, kost het 60.000 euro per huis) , er moet de komende jaren voor miljarden aan stroomkabels de grond in. Logisch, dat ze bij Stedin de duurzaamheid prediken. Een anonieme CDA-politicus had het over ‘een kongsi van gelovigen en belanghebbenden’.
Het is de strategie van een kip zonder kop. Help, de wereld vergaat, we moeten ook in Nederland iets doen. Maar wat? Oh ja, we hebben aardgas, daar zijn we vanwege de trillingen in Groningen toch al niet zo blij meer mee. Joepie, dan gaan we toch lekker van het gas af. Niet dat het helpt tegen de opwarming, maar dan kunnen we later in elk geval tegen de kindskinderen zeggen dat we iets geprobeerd hebben.
Halleluja, langzaam leren we kanker begrijpen. (18 november 2018)
Kanker hoort bij het leven. Dat wordt vergeten bij al die ambitieuze aankondigingen. Dat begon al in 1971 toen president Nixon zijn War on Cancer aankondigde. Eerder dit jaar had Radio Rijnmond samen met de Daniel den Hoed Kliniek de actie ‘Maak kanker kansloos’. Het klinkt sympathiek en het is nog nuttig ook. Door de War on Cancer kwamen er miljarden vrij voor kankeronderzoek. Zelfs die kleine actie van Radio Rijnmond haalde een half miljoen op, dat kon worden gebruikt voor de aanschaf van een elektronenmicroscoop.
Maar ja, het zijn strijdkreten die veel te veel beloven. We zullen kanker immers nooit echt de baas worden zoals dat met infectieziekten wel lukt. Want dan gaat het om indringers zoals bacteriën en virussen. Dat zijn vreemde wezens van buiten. Dat is een heel ander verhaal dan wanneer het om onze eigen cellen gaat. In de ‘oorlog tegen kanker’ kun je hoogstens af en toe een veldslag winnen. ‘Kansloos’ zal de ziekte nooit worden, hoogstens minder eng.
Het is begrijpelijk dat behandelaren af en toe roepen dat de oorlog bijna gewonnen is. Zij moeten niet alleen hun patiënten maar ook zichzelf hoop bieden. Zo beweerde kankerhoogleraar Bob Pinedo vijftien jaar geleden dat het bijna zover was. Dit naar aanleiding van een nieuwe generatie medicijnen (de angiogenese-remmers). Die waren inderdaad veelbelovend, want volslagen nieuw en ook nog eens slim: het afremmen van de bloedtoevoer naar de tumor zodat deze niet kon doorgroeien.
Maar helaas, ook deze revolutie mislukte. De bloedtoevoerremmers brachten niet het heil dat ervan werd verwacht. Dat komt omdat de kankercel een superieure tegenstander is, zoals de Amerikaanse kankerarts, tevens begenadigd schrijver Siddharta Mukherjee schetste in zijn boek The Emperor of all Maladies. Over kankercellen zei hij: ‘het zijn volmaaktere versies van onszelf.’
Toch……
De afgelopen week was ik op een bijeenkomst in het Amerikaanse Boston en kwam vol vertrouwen terug. Het gaat om het aflezen van DNA (ook wel genoom geheten). Nu gebeurt dit nog niet, althans niet in Nederland, maar over een paar jaar zal bij elke kankerpatiënt het genoom van de tumor worden gelezen, waardoor precies bekend zal zijn welke genetische veranderingen (mutaties) aan de wortel van de kanker staan.
Een eerste reden om optimistisch te zijn, is dat je de vijand pas kunt bestrijden als je hem kent. Dat gebeurt bij het aflezen van tumor-DNA, onder het motto: ieder mens is uniek, iedere tumor ook. Nu al levert de aanpak ongehoorde resultaten op. Waar longkanker vroeger één ziekte was met een somber perspectief, zijn het nu tien aparte ziekten en is bij sommige varianten sprake van patiënten die al tien jaar tumorvrij zijn.
De nieuwe benadering heeft al honderden nieuwe potentiële kankermedicijnen opgeleverd. De farmaceutische industrie leert begrijpen langs welke route een mutatie kanker veroorzaakt, en welke eiwitten daarbij betrokken zijn. Dat zijn stuk voor stuk aanknopingspunten.
Ook is er eindelijk bescheidenheid. Niemand trekt te grote schoenen aan en roept ‘het lezen van DNA is de magic bullet’. Elk nieuw medicijn zal slechts bij een beperkte groep patiënten werken en dan soms ook slechts een paar jaar, tot een nieuwe mutatie ontstaat. Maar al die tientallen nieuwe medicijnen bij elkaar maken dat we over een jaar of tien niet zo bang meer hoeven te zijn voor kanker. Dat is revolutionair.
Zijn wij wel klaar voor het atoom? (11 november 2018)
Binnen een week is Nederland om. Nadat Arjan Lubach van de VPRO-televisie er vorige week zondag op had gewezen dat kernenergie buitengewoon veilig is en ook nog eens beter dan zon en wind in staat is om de CO2-uitstoot te verlagen, omhelsden Jan en alleman – zelfs de naar groen en links neigende columnist Bert Wagendorp van de naar links en groen neigende Volkskrant – opeens het atoom.
Het was amusant. Want Lubach zei niets dat niet al tientallen jaren door anderen (onder wie mijzelf) is gezegd en opgeschreven, bijvoorbeeld in Elsevier Weekblad. Maar omdat hij het zei, vanuit de naar groen en links neigende VPRO en misschien ook wel omdat de geesten rijp waren, kantelde het debat.
Hoe nu verder? Kernenergie kan leveren. In Californië is tussen 2004 en 2014 de hoeveelheid schone stroom per hoofd van de bevolking met 40 kilowattuur per jaar toegenomen (door zon en wind), in Duitsland met het dubbele (eveneens door zon en wind), in Frankrijk nam het in de jaren tachtig van de vorige eeuw met 450 kilowattuur per jaar toe, in Zweden met 650 – de beide laatste door kernenergie. Met andere woorden, CO2-afname kan met kernenergie vijf tot tien maal zo snel als met zon en wind.
Het atoom is dus klaar voor ons maar zijn wij ook klaar voor het atoom?
Ik volg kernenergie en het debat daarover al meer dan veertig jaar en heb mijn twijfels.
Voor de grootschalige acceptatie van kernenergie heb je een grote mate van rationaliteit, een goed geïnformeerde bevolking, genuanceerde, deskundige media en paniekbestendige bestuurders nodig. In de Westerse samenleving is dat steeds minder het geval. We zouden op weg moeten zijn naar de kennissamenleving maar regelmatig (sociale media, het debat over vaccins, het klimaatbeleid) lijkt het er op dat we ergens een verkeerde afslag hebben genomen, terug naar de irrationaliteit van de donkere Middeleeuwen.
Daarom was het ongeluk met de reactoren van Fukushima in 2011 zo fascinerend. Want de Japanse samenleving is een stuk rationeler. De mensen zijn intelligent, goed opgeleid, ze luisteren beter, ze kiezen hun leiders niet alleen omdat hun haar goed zit en er is meer vertrouwen in de autoriteiten.
En toch werd er absurd gereageerd in Japan. Er zijn vijf tot tienmaal zoveel mensen geëvacueerd dan op basis van de stralingsniveaus nodig was. Door de stress van de evacuatie en de paniekverhalen over straling in de media zijn naar schatting tweeduizend mensen overleden tegen officieel één door straling (door longkanker, waarbij je ook nog eens eerder aan andere oorzaken denkt).
En dat in het rationele, brave en gehoorzame Japan.
Wat als wij straks tien kerncentrales hebben en er ontsnapt ergens een klein wolkje radioactiviteit?
Er is gerontofobie in het klimaatdebat. (4 november 2018)
Het klimaatdebat vergroot de tegenstellingen in de samenleving. Die tussen arm en rijk bijvoorbeeld, of tussen laagopgeleid en hoogopgeleid. Plus die tussen jong en oud.
Salle Kroonenberg wees me daar als eerste op, bijna twee jaar geleden toen ik hem interviewde over zijn nieuwe boek, in zijn werkkamer in Haarlem, vol geologische monsters, zoals een kwartskristal waaruit witte wolkenkrabbers steken en een stuk Noors graniet met letters er op. Hij vertelde dat wanneer hij ergens een lezing geeft over klimaat jonge mensen vaak boos zijn omdat deze emeritus-hoogleraar geologie een wat andere invalshoek heeft dan ze gewend zijn.
De laatste tijd begint het op gerontofobie te lijken. Zo reageerde Rosanne Hertzberger (een intelligente microbioloog annex schrijver met wie ik het vaak eens ben) op een stuk dat twee emeritus-hoogleraren in Elsevier Weekblad hadden geschreven. Even los van de kwaliteit daarvan, Hertzberger kwam in NRC Handelsblad met een column waarin de volgende zinnen figureerden. ‘Ik google die klimaatsceptici in Elsevier, mannen van bijna 80 en bijna 90 jaar oud. Ooit succesvolle academici, nu in de vergetelheid zijn geraakt. Ik vertrouw ze voor geen cent. Zij zijn straks hartstikke dood, terwijl mijn jongens het einde van de eeuw gaan meemaken.’
Gerrit Hiemstra, weerman bij het tv-journaal, suggereerde op Twitter – half grappend maar wel degelijk serieus – dat alleen jonge mensen over klimaatbeleid mogen stemmen. ‘Naar mijn mening zouden alleen jongeren mogen beslissen over de maatregelen die moeten nemen om de klimaatverandering aan te pakken. Leeftijdsgrens bij 30 jaar. De toekomst is voor hen.’
In beide citaten zitten taalfouten die ik bewust heb laten staan, omdat ze suggereren dat er in haast is geschreven. Dat kan dan tevens een excuus zijn voor de gemaakte denkfouten.
Er zijn immers tal van voorbeelden van ouderen die wanneer ze gepensioneerd zijn en niet meer aan de belangen van hun werkgever hoeven te denken opeens van alles durven te zeggen wat ze daarvoor onder de pet hielden. Neem Robert McNamara, voormalig defensieminister van de VS, met zijn kritiek op het militair-industrieel complex. Daarvoor werd hij toegejuicht. Onze eigen Dries van Agt is op zijn oude dag ook veel stelliger, bijvoorbeeld over Israël, dan hij als minister durfde te zijn. Ook daarvoor krijgt hij (nou ja, in sommige kringen dan) veel applaus.
Wat een onzin dat ouderen zich niet om de toekomst bekommeren. Veel ouderen – zelfs ‘mannen van bijna 80 en bijna 90 jaar oud’ – hebben kleinkinderen en misschien achterkleinkinderen van wie ze zielsveel houden en die ze het allerbeste wensen, bijvoorbeeld een leefbare planeet plus een staatskas die niet is uitgeput door een absurd ineffectief klimaatbeleid.
Een achteloze en verspillende mentaliteit – après nous le déluge – is niet iets dat bij ouderen past maar juist bij jonge mensen. Althans, voor ze kinderen hebben. Jonge kinderlozen trekken zich van God noch gebod iets aan, zijn verantwoordelijk voor zinloos geweld, hooliganisme, corporale misdragingen, enzovoorts.
Zodra ze kinderen krijgen, worden het oppassende burgers. Als er iets is dat betrokkenheid bij het leven, de planeet en de toekomst stimuleert, dan is het nageslacht. Kinderen dan wel kleinkinderen. Het is ondemocratisch om mensen uit te sluiten van stemrecht (en Hiemstra beweert achteraf laf dat hij dat ook niet bedoelde) maar als er een categorie voor in aanmerking komt dan is het jonge mensen onder de dertig die nog geen kinderen hebben.
Gaat de jeugd echt het atoom omhelzen? (28 oktober 2018)
Ik durf het bijna niet hardop te zeggen maar soms heb ik moeite met jonge mensen. Ze weten niet wie Winston Churchill is, ze hebben zo’n zin om de wereld te verbeteren dat ze vergeten op welke punten (veel) het goed gaat, en ze hebben nog minder respect voor voorgaande generaties dan voorgaande generaties.
Gelukkig laat de jeugd je nooit echt in de steek. Sinds een paar jaar zijn jonge mensen op de hand van het atoom.
Dat is een Umkehrung aller Werte. Ik behoor tot de generatie studenten die reed in een lelijke eend met achterop een sticker ‘Kernenergie? Nee, bedankt’. In de jaren zestig en zeventig ontstond de eerste anti-kernenergiegolf, veroorzaakt door de verontrusting over milieu. Er groeide een nucleaire generatiekloof: oud is voor het atoom, jong tegen.
Vervolgens kwam in 1979 het eerste serieuze nucleaire ongeluk, in Three Mile Island, nabij Harrisburg. Een deel van de kern smolt, maar er kwam geen noemenswaardige radioactiviteit naar buiten en dus is niemand ziek geworden (anders dan van stress), laat staan gedood. Toch was dat ongeluk, boven op de aanzwellende antistemming, voldoende om de naoorlogse opmars van kernenergie tot stand te brengen.
Later stak het atoom nog een paar keer zijn kop op maar elke keer was er een ongeluk (Tsjernobyl in 1986, Fukushima in 2011), en deze keren wel aanzienlijk ernstiger dan TMI, zoals Three Mile Island in de wandeling werd genoemd. Tussen twee haakjes, nu staat TMI in jongerenjargon voor too much information.
In dezelfde periode, pakweg vanaf 1988 (de oprichting van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties), groeide de verontrusting over opwarming. Inmiddels heeft die een nieuwe generatiekloof gebaard: jonge mensen beschouwen klimaatverandering als hét probleem, oudere mensen niet.
Wie klimaatverandering als hét probleem beschouwt én kan nadenken, komt op een gegeven moment tot het inzicht dat zon en wind niet voldoende zijn. De enige manier om de CO2-uitstoot serieus omlaag te brengen is om weer kerncentrales te bouwen.
En dus zijn er steeds meer jonge mensen die het atoom omhelzen. Je ziet het op congressen over thorium, je ziet het bij de ecomodernisten. Mike Schellenberger, de Amerikaan die deze beweging (die allerlei oude standpunten heeft afgepoetst en als nieuw presenteert) heeft opgericht, houdt lezingen op hippe plekken als pakhuis De Zwijger. Onlangs was er een ´Nucleair Pride´ demonstratie in München, waar alweer veel jong volk rondliep. In het tv-programma Nieuwsuur kwamen ‘activisten’ aan het woord. Mensen die demonstreren vóór het atoom!
Er zijn meer signalen die wijzen op een comeback van kernenergie. Een daarvan is dat het eerder genoemde IPCC in zijn laatste rapport kernenergie niet meer uitsluit als weg om de uitstoot van CO2 omlaag te brengen. Een ander dat in de reportage van Nieuwsuur een jongedame van Greenpeace, tevens woordvoerder, toegeeft dat kernenergie geen CO2 uitstoot heeft.
Of het echt doorzet, moeten we overigens afwachten. Tot het plan op tafel ligt om in Nederland vijftien kerncentrales te bouwen.
Er is ook beschaafd seksisme en racisme. (21 oktober 2018)
Gisteren stond ik op de tennisbaan in Rhoon te kijken naar een gemengd dubbel. Dat is een van de weinige sportdisciplines (naast korfbal en golf) waar man en vrouw samen aan deelnemen. Het is leuk om naar te kijken én een les in hoe we als samenleving kunnen omgaan met verschillen tussen groepen mensen. Het is immers een biologisch feit dat mannen gemiddeld zo’n tien procent groter en gemiddeld zo’n tien procent sterker zijn. En dus kunnen mannen bij het tennissen in het algemeen een flink stuk harder slaan dan vrouwen.
In gemengd dubbel is daar een onuitgesproken regel voor uitgevonden: als man sla je minder hard op een vrouw. Ik heb vroeger zelf ook wel eens in een gemengd dubbel competitie gespeeld en aan gemengd dubbel toernooien meegedaan, dus spreek uit ervaring. Als man sla je sowieso al niet voluit op een vrouw en wanneer je het toch een keer doet, zorgen de afkeurende blikken in en naast het veld er wel voor dat je het een volgende keer uit je hoofd laat.
Een scherpslijper kan dit discriminatie en seksisme noemen. Vrouwen worden immers anders behandeld dan mannen.
Het gebeurt ook bij golf. Als een man en een vrouw vanaf dezelfde tee afslaan en de hole in evenveel slagen lopen, krijgt de vrouw daar meer punten voor. Dat komt omdat mannen gemiddeld verder slaan. Bij elke golfclub hangen tabellen waarop staat aangegeven hoeveel punten je met welk niveau (je ‘handicap’) op elke hole krijgt. Die tabellen zijn verschillend voor man en vrouw.
Het is algemeen geaccepteerd seksisme light, dat je misschien ook wel beschaving zou kunnen noemen. Iedereen vindt het normaal, niemand protesteert er tegen.
Als dit in elke samenleving geaccepteerd is, waarom doen we dan zo moeilijk over de verschillen die er zijn tussen andere groepen mensen? Die zijn ook nog eens kleiner dan die tien procent tussen man en vrouw.
Zodra iemand maar in de verte suggereert dat er bijvoorbeeld verschil in leervermogen zou bestaan tussen blank en zwart, zoals Yernaz Ramautarsing, kandidaat gemeenteraadslid voor Forum voor Democratie, deed, wordt hij door iedereen beschuldigd van racisme. Het is niet alleen ongenuanceerd, de beschuldigingen werken ook nog eens als een boemerang. Want D’66 bijvoorbeeld, dat voorop liep bij het kruisigen van Ramautarsing (en Thierry Baudet), kreeg deze week zelf het verwijt racistisch te zijn. D’66 wil meer diversiteit op de ministeries. Martin Bosma van de PVV betoogde de afgelopen week in de Tweede Kamer dat dit betekent: we willen minder blanken op het ministerie. Racisme!
Als het met het grote verschil tussen man en vrouw lukt, moet het toch ook kunnen met kleine verschillen tussen etnische groepen? Racisme light als exponent van beschaving. Zoals bijvoorbeeld Willem Vissers, de voetbalcommentator van de Volkskrant, deed na de wedstrijd Nederland-België. Hij wees er op dat het elftal weer een aangename mix van blank en zwart was. Natuurlijk gebruikt hij die woorden niet (we zijn met zijn allen – ik ook – aan het zoeken naar betere termen dan ‘blank, ‘zwart’ en ‘ras’) want dan was de politiek-correcte pleuris uitgebroken maar hij bedoelde het wel.
Het is allemaal zo opgefokt. Zowel ter linker- als ter rechterzijde. Eigenlijk zou iedereen die onterecht de beschuldigingen ‘racisme’ en ‘seksisme’ uit een euro moeten betalen. Dan is het tekort op de staatsbegroting gelijk gedicht.
Er is meer in het leven dan de opwarming van de aarde. (14 oktober 2018)
Als je de media volgt – de afgelopen week was er ophef over een nieuw IPCC-rapport en ook steunde het Haagse gerechtshof de eis van klimaatactiegroep Urgenda – ben je geneigd te denken dat er maar één wereldprobleem is: de opwarming van de aarde. Onzin natuurlijk. Het wemelt van de problemen en de dreigingen.
Er zijn de door vrouwen ongewenste intimiteiten (#metoo), er is dierenwelzijn, er is racisme en discriminatie, er is zwarte Piet, er is wereldwijd terrorisme, er is de vraag hoe we moeten omgaan met ons verleden (slavernij en genocide), er is een steeds onaangenamer wordende politieke islam, er is de afnemende biodiversiteit, er is een uit de hand lopende emigratie vanuit Afrika naar Europa, het machtigste land op aarde heeft een rare president, mensen beneden de 30 kunnen niet meer spellen en weten niet wie Winston Churchill was, en zo kan ik nog wel even een kwartiertje doorgaan.
En toch krijg je regelmatig de indruk dat er maar één serieus probleem is en dat is dat we alhier op zondag 14 oktober nog steeds op een terrasje kunnen zitten met een overheerlijke Triple ‘d Anvers in de hand, waar we eigenlijk de schaatsen uit het vet hadden moeten halen.
Dat komt deels omdat de Verenigde Naties de klimaatcommotie handig regisseert. Voor alle bovengenoemde wereldproblemen bestaat geen VN-organisatie. Er is geen HAI (How About Islam), er is geen HAOM (How About Obtrusive Men), er is geen YPDKS (Young People Don’t Know Shit), er is geen WATD (What About The Dodo and other disappearing animals). Er is alleen maar het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change). Sinds dat in 1988 is opgericht door de Verenigde Naties met de uitdrukkelijke bedoeling om enerzijds kennis over het klimaat te bundelen en anderzijds regeringen te beïnvloeden, is de wereld in de ban van opwarming door toedoen van de mens. Met elk rapport dat eens in de vijf tot zes jaar wordt uitgebracht, groeit de gekte.
Daarbij worden de verhoudingen wel eens uit het oog verloren. Sta me toe één voorbeeld te geven.
De afgelopen jaren zijn we in Nederland – mede onder invloed van actiegroepen als Wakker Dier en de Partij voor de Dieren – overgestapt van de batterijkip naar de scharrelkip, de vrije uitloop-kip, de organische kip, de biologische kip, de langzaam groeiende kip en zo kan ik nog wel een kwartiertje doorgaan. Dat komt omdat we met zijn allen in Nederland een groot belang hechten aan dierenwelzijn. Ik denk dat dit voor driekwart misleiding en indoctrinatie is, maar dat doet er niet toe. Het is gebeurd en het is gebeurd omdat de consument het wilde.
De afgelopen week mocht ik dagvoorzitter zijn bij een mini-symposium over de wetenschap van de kip en het ei. Ik ontdekte, luisterend naar diverse deskundigen, dat alle veranderingen slecht hebben uitgepakt voor de CO2-uitstoot. Als je kip wilt eten en tegelijkertijd de opwarming van de aarde wilt tegengaan, kun je het beste de oude batterijkip herintroduceren.
Gaan we dat doen? Nee natuurlijk niet (alhoewel het van mij zou mogen).
Het merendeel van de Nederlandse bevolking zou nooit meer terug willen naar het batterij-eitje. Dat komt omdat ze in de gaten hebben dat er meer in het leven is dan alleen maar opwarming van de aarde.
Wil de echte klimaatdeskundige opstaan! (7 oktober 2018)
Veel mensen die in Nederland met nauw verholen weerzin ‘klimaatscepticus’ worden genoemd zijn emeritus-hoogleraren, voormalige researchdirecteuren van multinationals, enzovoorts. Neem Salomon Kroonenberg. Gerenommeerd geoloog, emeritus, staat van dienst in een gebied waar veel kennis bestaat over het klimaat in het verleden. Zodra hij in een interview of boek iets over het huidige klimaat beweert, komt steevast als reactie: geen ‘echte klimaatdeskundige’.
Laten we het eens omdraaien. Zo had de Volkskrant op 12 september een kop: ‘Klimaatdeskundigen: stop met polderen over klimaatakkoord.’ Van alle ‘klimaatdeskundigen’ in dat artikel was er geen één een echte klimaatdeskundige – iemand die artikelen publiceert over het klimaat. In het bewuste stuk speelde Klaas van Egmond, hoogleraar milieukunde en duurzaamheid, een belangrijke rol. Nou ken ik die uit de tijd dat hij bij het RIVM over zure regen schreef. Je zou hem zure regen-deskundige kunnen noemen maar hij is zeker geen klimaatdeskundige.
Idem voor de anderen die in dat stuk als ‘klimaatdeskundigen’ werden opgevoerd. Jan Paul van Soest verdient geld door bedrijven te adviseren om windmolens en zonnecellen aan te schaffen. Geen klimaatdeskundige. Jan Rotmans is hoogleraar transitiekunde. Geen klimaatdeskundige. Derk Loorbach is hoogleraar energietransitie. Geen klimaatdeskundige. En dan werden ook nog drie directeuren en campagneleiders van de milieubeweging opgevoerd. Geen klimaatdeskundigen.
In die andere groene kwaliteitskrant, Trouw, zijn de afgelopen jaren open brieven afgedrukt van negentig hoogleraren die vonden dat de regering meer windmolens, zonnecellen en oplaadpalen moest plaatsen. Dat waren zonder uitzondering hoogleraar sociologie, innovatie, duurzaamheid, transitie, theologie of filosofie. Geen klimaatdeskundigen.
Idem voor het IPCC, het VN-panel dat eens in de paar jaar rapporten over de opwarming van de aarde produceert. Veel mensen die bij dat circus zijn betrokken, zijn geen klimaatdeskundigen. Neem dr. Bert Metz. Ook die ken ik, uit de tijd dat wij beiden aan de TU Delft studeerden – ik organische chemie, hij biotechnologie. Metz was jarenlang onderhandelaar voor Nederland over klimaatverdragen, zit in allerlei organisaties en wordt vaak opgevoerd als klimaatdeskundige – bijvoorbeeld door GroenLinks, wanneer die partij weer eens behoefte heeft aan iemand die zegt dat er meer windmolens, zonnecellen en oplaadpalen moeten komen. Metz is een man met een grote staat van dienst maar geen klimaatdeskundige.
Met andere woorden, hoort u op tv of leest u in de krant dat een ‘klimaatdeskundige’ vindt dat er meer windmolens, zonnecellen en oplaadpalen moeten komen, dan is de kans groot dat het geen echte klimaatdeskundige is.
Nederlandse antirookbeleid kost duizenden levens. (30 september 2018)
Een omvangrijk deel van de Nederlanders die nu nog roken, is alleen met bovenmenselijke inspanning in staat om te stoppen. De roker is de maatschappelijke ladder afgedaald, stelt Karl Lund, onderzoeker bij het Norwegian Institute of Public Health. Gechargeerd: alleen de zielepieten (mijn woorden, niet de zijne) roken nog.
Het is wel erg hardvochtig om tegen hen te zeggen: roken is ongezond, stop er maar mee en als u het moeilijk heeft, neem een pil of pleister. Juist deze groep is gebaat bij de elektronische sigaret (‘dampen’). Die kent maar 5 procent van het risico van de gewone sigaret, zo staat inmiddels vast. Probleem 1: 5 is meer dan 0. Probleem 2: de overheid vreest dat jonge mensen denken ‘oh, die e-sigaret mag dus wel?’ en vervolgens over stappen op de real thing.
En dus behandelt de Nederlandse overheid de e-sigaret (en andere alternatieven) als gewone sigaretten. De prijs is hoog, er mag geen reclame voor worden gemaakt en je mag ze nergens gebruiken.
Ik ken in mijn omgeving diverse mensen die lang verslaafd waren aan sigaretten, tig pogingen deden om te stoppen maar daar pas in slaagden toen ze overstapten op de e-sigaret of een ander alternatief, zoals de iqos. Sindsdien ziet hun huid er beter uit, ze hoesten minder, hebben een betere conditie en een betere levensverwachting. Dat wens je als overheid toch iedereen toe? Je geeft hen die maar niet van het roken afkomen toch niet op?
Het stimuleren of tolereren van minder riskante alternatieven voor de sigaret (harm reduction strategy) bespaart levens. Neem snus, een soort poedertabak die in Zweden en Noorwegen wel achter de bovenlip mag maar in de EU niet – omdat het nog steeds tabak is, al heeft ook snus ongeveer even weinig gezondheidsrisico als de e-sigaret. Er is in Zweden en Noorwegen veel minder sterfte aan longkanker.
In Nederland sterven 30.000 mensen per jaar aan de gevolgen van roken. Ik vroeg tijdens een mini-symposium aan drie buitenlandse deskundigen hoeveel minder doden er in Nederland zouden zijn wanneer de regering een beter antirookbeleid voert, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de sigaret en alternatieven die aanzienlijk minder schade aan de gezondheid toebrengen. De Noor Lund durfde daar geen antwoord op te geven (ja, een ambtenaar), Lynne Dawkins, hoogleraar aan de London South Bank University evenmin, de Fransman Jacques le Houezec – specialist in stoppen met roken – noemde een studie die concludeerde dat met een genuanceerd antirookbeleid in Frankrijk het aantal tabaksdoden van 80.000 naar 20.000 per jaar kan worden teruggebracht.
Met andere woorden (de mijne, niet de zijne), wanneer in Nederland een antirookbeleid zou worden gevoerd dat ook rekening houdt met de gezondheid van verstokte rokers, kan het aantal rookdoden op termijn afnemen van 30.000 per jaar nu tot minder dan 10.000.
Toelichting: het symposium was georganiseerd door de bond van elektronische sigaretten (E-sig bond). Ze hebben mij betaald om het debat te leiden. Niet om deze blog te schrijven.
De Gouden Eeuw wordt net zo’n splijtzwam als Zwarte Piet. (23 september 2018)
Als het scenario uitkomt, dat in 2100 de helft van de 24 miljoen Nederlanders een immigratie-achtergrond heeft, bedreigt dit de saamhorigheid.
Voor alle duidelijkheid, ik ben opgegroeid te midden van Chinezen, Grieken en Surinamers en woon nu te midden van Kaapverdianen, Marokkanen, Turken en Surinamers. Ik vond het leuk, ik vind het leuk en ik wil voor geen goud terug naar de witte wijk waar ik ooit woonde en mijn kinderen geboren zijn.
Al zijn er natuurlijk met enige regelmaat fricties en ergernissen, ik geloof dat de multiculturele samenleving nu al redelijk succesvol is en heb goede moed dat het nog beter wordt. De integratie vordert gestaag. Fidan Ekiz, Özcan Akyol, Kafija Arib, Afshin Ellian, Dilan Yesilgöz, Sander Terphuis, Churandy Martina, Kathleen Ferrier, Adjied Bakash, Ahmed Aboutaleb, Ranomi Kromiwidjojo, Humberto Tan, enzovoorts. Nederland wordt leuker, slimmer en welvarender dankzij deze relatief nieuwe medelanders.
Daar staat tegenover dat de verschillende culturen soms uit elkaar lijken te groeien. Zo wordt een weldenkend mens niet vrolijk van het debat over Zwarte Piet. De felheid, de onwetendheid, de onverzettelijkheid. Het zou me niet verbazen als het met de Gouden Eeuw ook die kant op gaat. De voortekenen zijn er. Eenmansactiegroep de Grauwe Eeuw bekladde het standbeeld van JP Coen in Hoorn en vindt alle ‘witte’ Nederlanders racistisch. Kunstcentrum Witte de With wil van naam veranderen omdat Witte de With een ‘foute zeeheld’ zou zijn. Het Mauritshuis in Den Haag degradeerde een borstbeeld van haar naamgever tot een minder zichtbare plek. Moslimpartij Nida wilde bij het standbeeld van Piet Hein een plaquette waarop zijn schanddaden worden weergegeven.
Ik werk al meer dan twee jaar aan een boek over de geschiedenis van Delfshaven, haar beroemdste inwoner en de Gouden Eeuw en zie het debat ontsporen.
Wanneer ik vandaag de dag tegen mensen met meer melanine in hun huid dan ik zeg dat Piet Hein niks met slavernij te maken had, omdat hij zes jaar dood was voor de Republiek aan slavenhandel begon, word ik niet geloofd. Marokkaanse en Turkse Nederlanders weten niets van hun eigen schokkende slavernijverleden en menen dat slechts blauwogigen boter op het hoofd hebben.
Hoogopgeleide kaaskoppen zijn zo bang racistisch over te komen dat ze zonder zich in de geschiedenis te verdiepen toegeven dat deze niet deugt. Ik sprak een onderwijzer die haar leven lang leerlingen had verteld dat onze grachtenpanden zijn verkregen via plundering en slavernij. Toen ik vertelde dat Amsterdam al schatrijk was voor de VOC werd opgericht vroeg ze: you´re kidding me?
De onwetendheid klotst tegen de plinten. Ik ga proberen in mijn aanstaande boek over Piet Hein, de Gouden Eeuw en Delfshaven een evenwichtig beeld te geven. Uitgangspunt: het verleden is als je ouders, met mooie en minder fraaie kanten. Wees blij dat je hier en nu leeft.
Ps Op zaterdag 29 september geef ik een lezing, in de Pelgrimvaderskerk in Rotterdam, 14.00 uur. Historisch Delfshaven is een van de mooiste plekjes van Nederland, de kerk een van de oudste gebouwen van Rotterdam, de toegang is gratis en u bent welkom. Desgewenst na afloop een mini-rondleiding: de plek waar Piet Hein is geboren, waar de Pelgrimvaders vertrokken naar de Verenigde Staten, het standbeeld dat het ‘dankbare nageslacht’ voor Hein oprichtte, de 750 jaar oude zeedijk.
Luister naar de meningokok. (15 september 2018)
Wat een fascinerende epidemie! Je vraagt je allereerst af waar de hoogopgeleide bakfietsmoeders zijn gebleven. Nu er een eng beestje rondwaart, meningokok type W, die hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging veroorzaakt en dit jaar al achttien Nederlanders heeft gedood, wil iedereen opeens ingeënt worden. Hallo bakfietsmoeders, vaccinaties waren toch gevaarlijk? Er zit toch aluminium in en kwik en nog meer smerigheid en je krijgt er toch autisme van en het is toch zo gezond voor je kind om koorts te hebben?
Ook fascinerend is de kritiek op de overheid dat er te laat is gereageerd waardoor nu te weinig vaccins beschikbaar zijn. Cor Kieboom, voorzitter van Feyenoord, zei weliswaar ooit ‘waar staat geschreven dat je consequent moet zijn?’ maar het gebrek aan consistentie is dit keer wel erg schrijnend.
In 2009 was er de Mexicaanse griep. Ik schreef daar over voor Elsevier en herinner me de angst. Er was sprake van duizenden doden in Mexico en de Verenigde Staten, wel even wat meer dan bij de meningokok. Dus vond ik het niet vreemd dat de overheid miljoenen vaccins en Tamiflu (het enige middel dat iets leek te doen) aanschafte.
Achteraf viel de Mexicaanse griep hier mee (zestig doden, wereldwijd ruim 17.000) en waren de vaccins en pillen overbodig. Zonde van het geld, ja, maar te midden van de miljarden die de overheid voortdurend over de balk gooit (rustig maar, ik ga het niet weer over windmolens hebben) was dit peanuts. Maar nog steeds zijn er mensen die menen dat er een samenzwering was en de overheid zich heeft laten belazeren door de farmaceutische industrie, dat de WHO de definities van pandemie oprekte onder invloed van de industrie en griepprofessor Ab Osterhaus het allemaal regisseerde.
Waarom is er trouwens zo’n weerzin tegen de industrie? Bedrijven hebben ons een enorme vooruitgang gebracht. Dat we in het rijke Westen dertig jaar langer leven dan honderd jaar geleden komt echt niet alleen door ministers en ambtenaren. Hoe meer industrieën er in een land zijn die nuttige producten maken (nee, ik heb het niet over banken), hoe beter het gaat. Kijk maar naar Duitsland.
In september 2016 waarschuwde een van de bedrijven die een vaccin maken dat het aantal patiënten door meningokokken type W sterk toenam. Wanneer de overheid vaccins zou willen, moesten ze wel tijdig een seintje geven want het maken daarvan is geen sinecure.
De programmamanager bij het RIVM zei echter dat ze dergelijke mails als een formaliteit afhandelen en was er nog trots op ook. ‘Het is niet de bedoeling dat het RIVM onder een hoedje speelt met de industrie.’
Het tekent hoe ver de anti-industriële stemming is doorgeslagen. De industrie is niet alleen een winstmachine waar elke employee dollartekens in de ogen heeft (dat valt tegenwoordig reuze mee met al die pensioenfondsen als aandeelhouder plus actievoerders in krijtstreep, zoals Mark van Baal van aandeelhoudersgroep Follow This), maar ook een kennisfabriek. Bij bedrijven als Shell, Siemens en Pfizer zit zo gigantisch veel knowhow, het is niet meer dan logisch dat de overheid daar naar luistert.
Jaja, het bestaat, vooruitgang. (8 september 2018)
Er is wat af gegrinnikt in Nederland, toen minister Eric Wiebes zijn geloof in vooruitgang predikte, bij Zomergasten van de VPRO-televisie. Wat een kwibus!
In een land als Nederland gelooft nog maar anderhalve man en een paardenkop in vooruitgang. Een onderzoek bij ruim 25.000 mensen in verschillende landen toonde aan dat naarmate een land rijker is, zijn inwoners slechter geïnformeerd zijn over de vooruitgang.
Dat kan te maken hebben met het feit dat het in onze contreien niet meer vanzelfsprekend is dat kinderen het beter krijgen dan hun ouders – bijvoorbeeld omdat het moeilijk is voor starters een hypotheek te krijgen. En ja, soms zit er een steentje in de schoen, gaat vooruitgang gepaard met gebreken. Zoals Bert Wagendorp, columnist van de Volkskrant, stelde naar aanleiding van het optimisme van Wiebes, waarover hij zich verbaasde: vooruitgang van de een is achteruitgang van de ander.
Als je er maar oog voor hebt, zie je de vooruitgang echter overal. Schoenen zonder steentjes. Vooruitgang zonder gebreken. Progressie zonder mitsen en maren. Op het recente congres van de European Society of Cardiology in München zag ik een grafiek voorbij komen waar de sterfte aan hart- en vaatziekten (hartaanvallen, beroertes, herseninfarcten) wordt weergegeven. In 1950 450 doden per 100.000 mensen, tot 1975 stabiel, sindsdien gedaald in een opmerkelijk rechte lijn tot ongeveer 100. Van 450 naar 100!
Allerlei medische, farmaceutische, technische en sociale ontwikkelingen hebben daar een bijdrage aan geleverd. De eerste open-hart operatie in 1954, de eerste bloeddrukverlagers (bètablokkers) in 1962, de eerste cholesterolverlagers (statines) in 1976, het dotteren met ballonnetjes en stents in 1977, minder roken, gezondere voeding. Hoe dan ook, de sterfte is minder dan een kwart van wat het was.
Oh ja, een eeuw geleden werd de Nederlandse samenleving verdeeld in drie sociale klassen: rijk, arm en middenstand. Op het station van Haarlem, gebouwd in 1906, is nog steeds een wachtkamer voor de derde klasse. Het Wilhelmina-ziekenhuis in Assen, zelfde bouwjaar, kende een derde klas. ‘Kees de jongen’ van Theo Thijssen, zelfs minder dan een eeuw oud, ademt een sfeer die wij wel van horen zeggen kennen, maar niet echt begrijpen: als je voor een dubbeltje geboren bent, zul je nooit een kwartje worden.
In het deze week geopende Erasmus MC heeft iedere patiënt een eigen kamer, een eigen badkamer, de mogelijkheid om bezoek te laten overnachten, geen geluid van andere patiënten op de wc, geen gesnurk van de ander.
En dat voor God en klein Pierke zoals onze zuiderburen zeggen. Voor Jan en alleman. Arm, rijk en alles er tussen in.
Hoe noemen we dit?
Daar bestaat maar één woord voor.
De vergroening door CO2 is een fout feit. (2 september 2018)
Een feit is een feit. Water bevriest bij nul graden, of je nu links of rechts bent. De Britse econoom John Maynard Keynes zei eens in een debat: ‘Als de feiten veranderen, dan verander ik mijn mening. U ook, meneer?’ Hear hear. Feiten zijn heilig.
Wel zijn ze soms onwelkom. Jan Pronk – voormalig minister van ontwikkelingssamenwerking en boegbeeld van de PvdA – heeft eens gezegd dat feiten rechts zijn. Een amusante uitspraak, daterend uit de jaren dat de verbeelding aan de macht leek.
Een hedendaags voorbeeld van een fout feit is dat planten blij zijn met CO2. Het is zo basaal dat het op de middelbare school wordt gedoceerd en er een formule voor is: 6 H2O + 6 CO2 = C6H12O6 + 6 O2. Alle planten en bomen plus sommige algen en bacteriën zijn in staat tot deze tovenarij. Ze halen CO2 uit de lucht en zetten dat met behulp van zonlicht om in bouwstoffen voor zichzelf plus zuurstof die wij kunnen inademen. Het is wonderbaarlijk en ze doen het al heel lang.
Het is logisch dat bomen en planten beter groeien wanneer er meer CO2 in de lucht zit. Dat voorzag Svante Arrhenius, ontdekker van het broeikaseffect, al. In zijn boek ‘Worlds in the making’ uit 1908 voorspelde de Zweedse chemicus dat de toename van CO2 twee effecten zou hebben: een stijgende temperatuur plus hogere landbouwopbrengsten.
Dat de temperatuur mede door het broeikaseffect is gestegen, kan niemand ontgaan zijn. De kranten en het tv-journaal berichten dagelijks over smeltende ijskappen, zielige ijsbeertjes, gruwelijke droogte en angstaanjagende overstromingen die stuk voor stuk aan de opwarming van de aarde worden gekoppeld.
Maar ook dat andere voorspelde effect heeft zich voorgedaan. Ranga Myneni van de Boston University publiceerde met een trits collega’s (32 onderzoekers van 24 instituten) op basis van satellietopnamen in 2016 in Nature Climate Change dat de aarde in de afgelopen drie decennia 14 % groener is geworden.
Het werd lange tijd doodgezwegen door kranten als de Volkskrant, NRC Handelsblad en Trouw. Op een gegeven moment viel het niet meer te negeren. De Engelse vooruitgangsoptimist Matt Ridley besteedde al in 2012 in een lezing aandacht aan de bevindingen van Myneni en schreef in 2016 verbaasd dat de wereld groener wordt maar niemand het lijkt te willen weten, ik wijdde er begin 2017 een omslagartikel aan in Elsevier Weekblad.
Op de blog Klimaatverandering – waar klimaatwetenschappers mopperen op hen die het wagen zich met het klimaatdebat te bemoeien – werd duidelijk hoe onwelkom het feit van de vergroening is. Ik vat het even samen. Okay, tuurlijk, het valt niet te ontkennen dat CO2 goed is voor de planten, maar dat neemt niet weg dat CO2 toch echt heus werkelijk heel erg slecht is.
Idem voor de Volkskrant, een naar GroenLinks leunende krant waar het nieuws dat de aarde groener wordt toch met gejuich zou moeten zijn ontvangen. Integendeel. Op 11 mei schreef Cor Speksneijder knarsentandend dat CO2 de wereld inderdaad groener maakt, zoals ‘klimaatsceptici graag zeggen’, ‘maar daar valt wel wat op af te dingen.’ De Volkskrant wachtte al met al twee jaar met het brengen van het goede nieuws, tot er een kanttekening kon worden gemaakt (er zit een grens aan de vergroening van de aarde). Ook werd het goede nieuws helemaal geframed in de strijd van de goede mensen (zij die met het milieu zijn begaan) en de foute mensen (de zogeheten klimaatsceptici). De vijand figureert niet alleen in de kop van het artikel maar ook in tussenzinnetjes als ‘Een waarschuwing aan de klimaatsceptici?’.
De moraal? De ene waarheid is de andere niet, het ene feit het andere niet. In het volslagen verziekte klimaatdebat zijn er goede feiten en foute feiten.
Luister naar de prikgekkies. (25 augustus 2018)
Mea culpa. Ook ik noem de tegenstanders van inenten regelmatig mafkezen en gekkies. Dat is niet eerlijk. Ze zijn niet allemaal kierewiet. Een derde is religieus, een derde hoogopgeleid (‘bakfietsouder’) en de rest denkt dat er minuscule buitenaardse wezens in de naalden zitten, dat vaccins een complot zijn van een joodse stam of is nog erger de kluts kwijt.
Een deel heeft dus argumenten. De enige manier waarop we de vaccinoorlog kunnen winnen, is om die serieus te nemen. Bij deze.
Argument 1 Vaccins hebben vervelende bijwerkingen
Dit klopt tot op zekere hoogte. Vaccins kunnen onaangename bijeffecten hebben. Wel zijn die miniem vergeleken bij de gevolgen van de te voorkomen ziekte zelf. Ook worden die bijwerkingen in de loop der tijd overigens steeds kleiner. Van de 120.000 Nederlandse soldaten die vlak na de Tweede Wereldoorlog werden ingeënt tegen pokken, kregen er 38 een herseninfectie waarvan er vijf stierven, 0,004 procent. Dat is nu onacceptabel. Tegenwoordig wordt doorgaans met ongevaarlijke onderdelen (eiwitten) van een ziekteverwekker ingeënt. De kans op bijwerkingen is daardoor kleiner dan 0,0001 procent.
Argument 2 Koorts is gezond
Ook dit klopt tot op zekere hoogte. Koorts (mits niet hoger dan 41 graden) is een teken dat het lichaam goed functioneert. En zoals Nietzsche ooit zei (niet in het Engels natuurlijk): if it does not kill you, it makes you stronger. Maar ook na al die vaccinaties blijven er nog genoeg virussen (griep!!) en bacteriën over die koorts veroorzaken.
Argument 3 In vaccins zitten enge substanties zoals aluminium
Alweer, klopt tot op zekere hoogte. Vroeger werd ingeënt met levende of kreupele ziekteverwekkers. Tegenwoordig met eiwitten. Juist omdat die zo veilig en ‘vriendelijk’ zijn, roepen ze minder snel een afweerreactie op. Daarom wordt een zogeheten adjuvans toegevoegd, een substantie zoals aluminium of saponine (een zeepachtig bestanddeel van planten). Het zijn vlaggetjes: hallo, afweerstelsel, hier moeten jullie zijn, beetje opletten graag!
Argument 4 Vaccins zijn verzonnen door de industrie om rijk te worden
Klopt bijna niet. Vaccins zijn bedoeld om een ziekte te voorkomen, zijn doorgaans spotgoedkoop en hoeven maar één tot twee keer te worden toegediend. De farmaceutische industrie verdient meer aan medicijnen (wanneer je ziek bent) en heeft weinig belang om ziekte te voorkomen.
Argument 5 Vaccins leiden tot autisme
Klopt niet. Dit is gedegen weerlegd in de wetenschappelijke literatuur.