Simon Says: Coronajournaal

Simon Says is een Amerikaans kinderspelletje. Het is ook de titel van mijn blog op deze site.

 

Kunnen we de anderhalve meter niet opschorten tot de R0 weer in de maand is? (18 juni 2020)

 

Coronajournaal aflevering 60

Het land was te klein. In 1989, tijdens het hoogtepunt van de aidscommotie bestond Roel Coutinho (later de voorganger van Jaap van Dissel bij het RIVM, maar toen nog hoofd infectieziekten bij de GGD Amsterdam) het om in zijn inaugurele rede als hoogleraar te zeggen dat de kans om als heteroseksueel door vreemdgaan aids op te lopen één op de miljoen was. Hij had gelijk maar het werd niet gewaardeerd. In die tijd probeerde iedereen met man en macht om discriminatie van homomannen te voorkomen en dus werd toen in de voorlichting benadrukt dat ‘iedereen’ aids kon krijgen, wat maar tot op zeker hoogte waar was.

Het is in het licht van corona interessant om nog even terug te lezen wat Coutinho toen zei. Hij wees erop dat het voorkomen van het aidsvirus onder de heteroseksuele bevolking toen maar 0,1 procent (één op de duizend) was en dat de kans om het bij onbeschermd seksueel contact over te dragen ook ongeveer één op de duizend was. Duizend maal duizend is een miljoen, ofwel de kans om door onbeschermd vaginaal seksueel contact aids op te lopen is 1 op de miljoen. ‘Deze kans is vergelijkbaar met de kans tijdens een vakantiereis naar Mallorca met het vliegtuig naar beneden te storten.’

Hoe zit het met corona?

Volgens het RIVM zijn er in Nederland ruim 1.700 mensen besmet met het virus. Bij een bevolking van 17 miljoen komt dat overeen met 1 op de 10.000, tien maal zo laag dus als destijds bij aids. Om precies te zijn, het RIVM schat in zijn corona-dashboard dat 9,9 op de 100.000 Nederlanders besmettelijk zijn voor anderen.

 

Net als Coutinho toen heeft arts Huub Schellekens, hoogleraar medische biotechnologie aan de Universiteit Utrecht, wat zitten te rekenen. Wanneer je er bij betrekt dat bij andere maatschappelijke risico’s vaak een grens van 0,05 wordt aangehouden, dan wordt de kans om ziek te worden pas serieus bij ongeveer 25.000 bezoekers in de Kuip (Schellekens is een Rotterdammer). Alle bijeenkomsten onder die grens kun je eigenlijk rustig vrijgeven.

Ik kan eerlijk gezegd niet beoordelen of zijn rekensom klopt, maar zo langzamerhand wordt wel duidelijk dat de corona-epidemie in Nederland voorbij is.

Natuurlijk is het virus niet weg en vermoedelijk zal het in het najaar (wanneer de r van reproductie weer in de maand is) weer terugkomen. Of dat dan een echte golf wordt, is de vraag. Een van ’s werelds grootste virologen, de Vlaming Peter Piot (die zelf ernstig ziek werd door corona), denkt dat het bij opflakkeringen zal blijven.

Wel denk ik dat we zo langzamerhand moeten concluderen dat de anderhalve meter afstand zijn functie verliest, als maar één op de tienduizend mensen het virus kunnen verspreiden. Misschien moeten we die maatregelen dus opschorten tot de R0 weer in de maand is.

Een andere mogelijkheid is om het op zijn Nederlands te doen. Gedogen dat de coronaregels soms worden overtreden.

 

Hoe belangrijk zijn die hele kleine, zwevende vochtdruppeltjes? (1 juni 2020)

 

Coronajournaal aflevering 59

Het leuke van een nieuw natuurverschijnsel – en zo mogen we het coronavirus toch wel noemen – is dat je daarmee op een andere manier naar de bestaande wereld kijkt. Zo is het opeens van levensbelang hoe wij praten, hoesten, niezen, zingen, hijgen en schreeuwen. Wat voor druppeltjes komen er dan uit onze mond?

Het is een onderwerp dat nooit de krant of een talkshow zou halen maar de afgelopen weken gaat het er over.

Er is immers een wezenlijk verschil in formaat tussen speekseldruppeltjes. De grens ligt bij 10 micrometer (ook wel micron genoemd) ofwel 0,01 millimeter. Druppeltjes die groter zijn, vallen binnen enkele seconden naar beneden. Dat weten we al sinds tbc-onderzoek uit de jaren dertig van de vorige eeuw. De norm van één tot twee meter afstand (waar Nederland tussen is gaan zitten) is daar op gebaseerd.

Kleinere vochtdruppeltjes vallen niet of niet gelijk. Ze blijven zweven en hebben een bereik van enkele meters. Deze kleintjes worden ook wel aerosolen genoemd. Of ‘mist’, alhoewel dat een misleidende aanduiding is want mist (en een wolk, een ander voorbeeld van een aerosol) kun je zien en deze minieme zwevende druppeltjes nou juist niet.

Het verschil tussen de grote en kleine druppeltjes is al tientallen jaren bekend, maar heeft bij corona een zware lading gekregen. Dat komt mede door de zogeheten ‘superverspreidingen’. De Leidse hoogleraar epidemiologie Frits Rosendaal: ‘We zijn erachter gekomen dat het virus vooral opduikt op plekken waar grote groepen mensen hard naar elkaar roepen. Carnaval, kerkkoren, voetbalstadions, de après-skibar op wintersport.’

Wat er bij die superverspreidingen gebeurt, is nog niet helemaal duidelijk maar als de besmetting ontstaat door onzichtbare wolken kleine vochtdruppeltjes dan lijkt de aanpak voor corona simpel: verbied dergelijke grote bijeenkomsten en dan kunnen de mensen die niet zingen, hoesten, schreeuwen of hijgen gewoon weer bij elkaar in de buurt komen.

Tot nu toe was dit een debat tussen virologen, infectiologen, microbiologen en een groep opstandige burgers (onder aanvoering van opiniepeiler en zelfbenoemd deskundige Maurice de Hond) die van de anderhalve-meter-samenleving af willen, maar sinds kort bemoeien ook vloeistoffysici zich er mee. Het begon met de Amsterdamse fysicus Daniel Bonn die in het medische tijdschrift The Lancet een studie publiceerde dat kleine druppeltjes (van 0,005 millimeter) wel negen minuten konden blijven hangen in een slecht geventileerde ruimte.

 

Wetenschapsredacteur Joep Engels van Trouw sprak een hoogleraar vloeistoffysica uit Twente, Detlef Lohse, die bevestigde dat de kleine druppeltjes die bij het spreken vrijkomen veel verder reizen dan anderhalve meter en een paar minuten blijven zweven in slecht geventileerde ruimtes. Mede om die reden wil Lohse dan ook voorlopig niet naar een restaurant – althans niet in Nederland, waar mensen nauwelijks mondkapjes dragen.

De cruciale vraag natuurlijk is hoeveel virus er in die kleine druppeltjes zit. Is dat voldoende om iemand te besmetten?

De meeste Nederlandse virologen houden de boot af. Volgens de Rotterdamse hoogleraar virologie Marion Koopmans komt uit het merendeel van de studies naar voren dat ‘die aerosolen’ een ondergeschikte rol spelen. De Leidse hoogleraar virologie Louis Kroes stelt in de Volkskrant dat corona zich toch echt anders gedraagt dan waterpokken. ‘Waterpokken kan zich op een ziekenhuisafdeling over vele kamers verspreiden, zelfs al hou je de deuren dicht. Het gaat onder drempels door, zeggen we dan.’

Ook de Nijmeegse hoogleraar infectiepreventie Andreas Voss constateert zowel in de NRC als in Trouw dat in de meeste studies geen levend virus op grotere afstand dan anderhalve meter van een patiënt is aangetroffen. Verder benadrukt hij dat de maatregelen van sociale distantie overal lijken te werken en die zijn nu eenmaal gebaseerd op het idee van druppelbesmetting over maximaal anderhalve meter.

Verder wijst hij op de hoogte van de reproductiefactor R. Virussen die zich echt via de lucht verzamelen (in jargon: ‘airborn’ zijn) hebben een veel hogere R. Waterpokken heeft een reproductiefactor van 8, het mazelenvirus zit tussen 15 en 20. Het coronavirus zit tussen 2 en 3.

Is daarmee het idee dat corona zich via heel kleine vochtdruppeltjes verspreidt nu definitief van de baan? Vermoedelijk niet. De reproductiefactor R is immers een gemiddelde over de bevolking. Wanneer de meeste mensen niemand besmetten en een paar procent van de virusdragers via superverspreidingen in een voetbalstadion, een kerk of een sportschool vol hijgende mensen net als bij mazelen tussen de 15 en 20 anderen aansteken, dan kom je gemiddeld nog steeds op 2 à 3 uit.

Met andere woorden, het druppeldebat gaat nog wel even door.

 

De coronazeurpieten: valt het aantal doden mee, dan is het weer niet goed (15 mei 2020)

 

Coronajournaal aflevering 58

Allemachtig, wat wordt er tijdens de coronacrisis toch gezeurd. Nou ja, door sommigen. Nou ja, op sociale media.

Nu ik een week lang geen dagelijks coronajournaal heb gemaakt en er met iets meer afstand naar kijk valt het me nog meer op.

In de categorie zeuren valt bijvoorbeeld de vergelijking met de grieppandemie van 2017 op 2018 en met de Hong Kong-griep van 1968 en 1969. Diverse mensen constateren heel wijsneuzerig dat er tot nu toe bij corona wereldwijd minder doden zijn gevallen dan bij de Hong Kong-griep of dat er in Nederland maar net meer doden zijn gevallen dan bij de stevige griep van begin 2018. Met als moraal: die lockdown is nergens voor nodig, het is allemaal een complot van Bill Gates en Israël om vaccins te verkopen, Jaap van Dissel, het RIVM en het Outbreak Management Team vinden het heerlijk dat ze zo machtig zijn en willen die troon niet verlaten, nou ja, u kent er vast en zeker nog wel een paar.

Of zoals het in een Amerikaanse krant stond, tijdens de pandemie van 1969 waren we gewoon aan het feesten (het beroemde Woodstock-festival!) en nu moeten we thuis blijven.

Kan het dommer dan deze redenering?

In de eerste plaats is de pandemie nog niet voorbij. De eerste golf loopt in de meeste landen op zijn laatste benen. Laten we hopen dat al die deskundigen en computermodellen die voorspellen dat er nog een tweede tot en met zesde golf komt ongelijk hebben, maar hoe dan ook valt nog niet te zeggen hoeveel mensen uiteindelijk aan corona zullen overlijden.

In de tweede plaats blijkt elke week weer wat een verraderlijk virus het is, met heel andere trucs in zijn arsenaal dan de griepvirussen waarmee het wordt vergeleken. De laatste tijd wordt duidelijker dat er allerlei rare bloedstollingen ontstaan, waar ook volwassenen aan kunnen overlijden. Bij 20 tot 30 procent van de ernstig zieke coronapatiënten schijnt dit bloedprobleem in meer of mindere mate voor te komen, heeft onder meer Nederlands onderzoek aangetoond.

Verder lijken veel mensen totaal vergeten dat nog maar enkele weken geleden de IC-kamers van veel ziekenhuizen op ontploffen stonden. Natuurlijk kwam dat in Nederland mede omdat wij te weinig IC-bedden per hoofd van de bevolking hebben, als keerzijde van de vaderlandse eigenschap om zaken efficiënt te regelen – wat mij betreft wordt dit de belangrijkste les van de pandemie: meer IC-bedden achter de hand! Maar ook in landen met een ruimer bemeten gezondheidszorg dreigde het uit de hand te lopen en dat komt primair door weer zo’n rare, nooit eerder vertoonde eigenschap van dit virus: mensen die drie tot vier weken aan de beademing moeten in plaats van drie tot vier dagen.

Tenslotte valt juist door de strenge maatregelen het aantal doden tot nu toe mee. Nee, het is gelukkig niet zo erg geworden (tot nu toe!) als de Spaanse griep van 1918 en 1919, maar dat komt mede door al die maatregelen.

Jaap van Dissel heeft bij zijn presentaties voor de Tweede Kamer enkele malen gezegd dat door de sociale distantie vermoedelijk 23.000 Nederlanders níet op de IC zijn beland. Een Engelse studie – van het MRC Centre for Global Infectious Disease Analyses, van het Imperial College London – schat dat wanneer er wereldwijd niets was gedaan, het aantal doden 40 miljoen was geweest (nu zitten we op 250.000). Voor Nederland kwamen de onderzoekers uit op ruim 56.000 doden, in afwezigheid van beleid.

Dat is wel degelijk de categorie Spaanse griep.

 

Waarom slaat het virus niet toe in Afrika, waarom niet in India? (8 mei 2020)

 

Coronajournaal aflevering 57

Raadsels te over nog. In een aardig stuk kijkt wetenschapsredacteur Joep Engels van Trouw samen met enkele deskundigen, onder wie Roel Coutinho (de voorganger van Jaap van Dissel bij het RIVM), verbaasd naar de wereldkaart. Waarom slaat het virus niet of nauwelijks in Afrika toe? Waarom niet of nauwelijks in een dichtbevolkt land als India? Het zou het klimaat kunnen zijn (luchtvochtigheid, uv-straling), het zou de bevolkingsdichtheid kunnen zijn, het zouden genetische verschillen kunnen zijn, maar één voor één worden die hypothesen weggestreept tot er één groot vraagteken overblijft. We weten het niet!

 

Nog steeds wemelt het van de vraagtekens en uitroeptekens.

Acht weken geleden begon ik met dit coronajournaal. Deels uit behoefte om greep te krijgen op dit rare virus en de vreemde ziekte die hij veroorzaakt, deels uit een soort maatschappelijke verantwoordelijkheid. Om mensen van dienst te zijn met kennis en inzichten, op basis van het feit dat ik nu eenmaal al ruim veertig jaar schrijf over wetenschap en het een en ander weet over virussen en besmettelijke ziekten.

Daarbij komt dat destijds de maatschappij ook op slot begon te gaan en ik toch zeeën van tijd had. Inmiddels is het anders. Het gewone leven komt weer op gang, voor mij ook. Ook bij de lezer merk ik een lichte coronamoeheid. Waar ik in het begin talloze reacties en suggesties ontving, via Twitter, mail en Facebook (dank daarvoor), werd dat allengs minder. Ik blijf COVID-19 en de ziekte die het veroorzaakt volgen, maar niet meer in de vorm van een dagelijks coronajournaal.

 

Kun je met sterftecijfers het belang van deze pandemie eigenlijk wel duiden? (7 mei 2020)

 

Coronajournaal aflevering 56

Voor de Italiaanse schrijver en natuurkundige Paolo Giordano is wiskunde vanaf zijn jeugd ‘dé manier om angsten onder controle te krijgen’. En dat geldt ook voor de coronacrisis waarover hij sinds het begin van de quarantaine dagelijkse essays schrijft voor de Corriere della sera, nu gebundeld in het boek ‘In tijden van besmetting’.

Ik herken dat. Vanaf het begin van de quarantaine, heb ik in dit coronajournaal met enige regelmaat cijfers gebruikt om greep te krijgen op het natuurgeweld dat een nieuw virus is. Hoe doet Nederland het, in sterfte per miljoen inwoners? Wat is het relatieve sterftepercentage (CFR, case fatality rate) van corona in vergelijking met griep? Hoeveel IC-bedden per 100.000 inwoners heeft Nederland in vergelijking met Duitsland?

Maar cijfers hebben hun beperkingen.

Vooral wanneer je met vroeger gaat vergelijken. Dat geldt bijvoorbeeld bij de temperatuur. De metingen daarvan geschieden nu anders dan vroeger en dus zijn records van nu moeilijk te vergelijken met vroeger. Daarom corrigeert het KNMI metingen van vroeger. Dat geldt ook voor sportrecords. Schaatsers hadden vroeger geen klapschaatsen, zwemmers andere pakken.

Dat probleem zie je ook wanneer je corona vergelijkt met vroegere pandemieën.

Ogenschijnlijk is corona dan een pandemie van niks. De wereldwijde sterfte tot nu toe is 250.000. Zet dat eens naast mazelen, met 200 miljoen doden, duizend maal zoveel. En dan hebben we het niet eens over pokken (300 miljoen) en het eveneens door een virus veroorzaakte baarmoederhalskanker (500 miljoen doden).

Ook de Nederlandse sterftecijfers suggereren dat corona tot nu toe een kleine pandemie is. De grieppandemie van 2017 op 2018 heeft een oversterfte van 9.500 veroorzaakt. Jaap van Dissel van het RIVM stelde bij zijn technische toelichting van 7 mei in de Tweede Kamer dat de oversterfte door corona misschien wel op hetzelfde getal uitkomt. Weliswaar heeft de sterftegolf zoals het CBS die meet een aanzienlijk hogere piek maar tegelijkertijd is de golf van nu minder breed.

Die vergelijkingen met vroeger gaan echter mank.

In de eerste plaats is niet duidelijk of er in het najaar nog een tweede golf komt, zoals sommigen met grote stelligheid beweren. De Amerikaanse antropoloog en bestsellerschrijver Jared Diamond verwacht zelfs dat corona de dodelijkste ziekte uit de geschiedenis zal worden en met 77 tot 154 miljoen doden groter wordt dan de Spaanse griep.

 

Dat lijkt wel heel somber maar een wellicht nog belangrijker kanttekening is dat we bij corona strengere maatregelen troffen dan bij de Mexicaanse griep uit 2009 (een half miljoen doden), de Aziatische griep van 1957 op 1958 (2 tot 5 miljoen doden) en de Hong Kong-griep van 1968 op 1969 (1 tot 4 miljoen doden).

Als er bij de Spaanse griep van 1918 en 1919 dezelfde maatregelen waren geweest, als we toen dezelfde kennis hadden gehad als nu (destijds was zelfs het griepvirus dat de ellende veroorzaakte niet eens ontdekt), waren er wellicht dus geen 20 tot 80 miljoen doden gevallen maar misschien evenveel als bij corona.

Tenslotte, sterftecijfers geven een onvolledig beeld van de ellende. De Belgische viroloog Peter Piot, ex-WHO-topman, heeft zelf corona gehad en zei in weekblad Knack: ‘Veel mensen denken dat COVID-19 iets is waaraan 1 procent van de patiënten sterft, terwijl de rest wegkomt met griepachtige symptomen. Maar het verhaal wordt gecompliceerder. Veel mensen zullen achter blijven met chronische problemen aan hun nieren en hun hart. Zelfs hun neurologie raakt ontregeld. Het gaat om honderdduizenden mensen wereldwijd, mogelijk meer, die de rest van hun leven behandelingen als nierdialysen nodig zullen hebben. Hoe meer we te weten komen over het coronavirus, hoe meer vragen er opduiken.’

Corona is geen klein bier.

 

Volgens de vuistregel van de WHO heeft Nederland momenteel een intelligent testbeleid (6 mei 2020)

 

Coronajournaal aflevering 55

Iedereen moppert dat we te weinig testen op het virus. Rob Jetten van D’66 mopperde begin april: ‘Duitsland test veel meer dan Nederland. Zo voorkomen ze daar doden.’ In het Reformatorisch Dagblad van 5 mei moppert psychiater Abdulhaq Compier dat Nederland veel te weinig test. ‘Alleen met een humaan uitgangspunt komen we samen uit deze crisis, door creativiteit, vindingrijkheid en heel, heel hard werken. Want we hebben, met name in testen nu een achterstand in te halen.’

Wat zeggen de cijfers?

Laten we beginnen met een internationale vergelijking, op basis van de altijd uitstekende cijfers en grafieken van de website Our World in Data, van de Oxford University. De maat is dan natuurlijk het aantal uitgevoerde keeltests per duizend inwoners, want je moet corrigeren voor de omvang van de bevolking.

 

De absolute koploper is IJsland waar 150 op de 1.000 mensen zijn getest, ofwel 15 procent van de bevolking. Nederland behoort tot de middenmoot, met landen als Frankrijk, Zweden en Engeland. Bij ons zijn bijna 14 op de 1.000 mensen getest. Dat is een derde van Denemarken, met 42 per 1.000. Duitsland zit met 30 tests per duizend inwoners ruim tweemaal zo hoog als Nederland. En België zit met 32 nog iets hoger.

Dat Duitsland vanaf het allereerste begin meer heeft getest dan Nederland is in zekere zin logisch. Want de Nederlandse coronacrisis is vanaf dag 1 bepaald door het dreigende tekort aan IC-bedden. Om wat voor redenen ook – Nederlandse zuinigheid, de nadruk op efficiëntie in de gezondheidszorg – had Nederland van alle Europese landen zo’n beetje de minste IC-bedden. Duitsland met viermaal zoveel IC-bedden per hoofd van de bevolking en België, met tweemaal zoveel, konden zich op andere dingen richten, zoals het testen. Dat kon in Nederland niet, omdat alle aandacht ging naar uitbreiding van de IC-capaciteit.

Wel loopt Nederland zijn achterstand snel in. In week 11, begin maart, werden er in 30 laboratoria 17.000 mensen getest. Vijf weken later, half april, waren dat 40.000 mensen bij 43 labs. Dat is bijna een verdubbeling. Ook de cijfers van Our World in Data geven aan hoe hard het stijgt. 15 maart zat Nederland nog maar op 1 test per 1.000 inwoners, 3 mei op 14.

Er is nog een andere maat. De WHO heeft van het begin af aan opgeroepen dat er getest moest worden want als je niet weet waar de brand is, kun je hem ook niet blussen. Wel heeft de WHO daarbij gewaarschuwd dat er verstandig moet worden getest. Mike Ryan van de WHO gaf tijdens een persconferentie op 30 maart als vuistregel dat een intelligent testbeleid op ongeveer 10 procent positieve gevallen moet uitkomen. Als je ruim daarboven zit, test je veel te weinig, als je er ver onder zit zoek je misschien op de verkeerde plek. Ook smijt je dan met geld.

Eind maart – toen het hier alleen nog maar over het aantal IC-bedden ging – zat Nederland bijna op 30 procent positieve testuitslagen. Dat is een duidelijk signaal dat er toen inderdaad veel te weinig werd getest. Eind april was dat echter gedaald tot 10 procent positieve uitslagen. Volgens de WHO is dat dus precies goed. Een tien met een griffel dus.

 

Of er in Nederland sprake is geweest van een ‘intelligente’ lockdown zoals premier Mark Rutte het noemde, daarover valt te twisten, maar vooralsnog lijkt het er wel op dat we na enig treuzelen inmiddels een intelligent testbeleid hebben.

 

Waarom de moderne samenleving kwetsbaarder is voor een pandemie dan vroeger (5 mei 2020)

 

Coronajournaal aflevering 54

Pandemieën zijn van alle tijden. Dat roept de vraag op of onze samenleving er beter of slechter tegen is bestand dan vroeger.

In vergelijking met onze verre voorouders, een paar eeuwen of millennia geleden, hebben wij het voordeel dat we weten van virussen en bacteriën. En dat er eens in de zoveel tijd een pandemie op de mensheid kan worden losgelaten. Zo opende NRC Handelsblad op 26 oktober 2005 de krant met een bericht over hoe het stond met de Nederlandse voorbereiding.

De Wereldgezondheidsorganisatie had een driedaagse conferentie belegd in Kopenhagen om te analyseren in hoeverre landen er klaar voor waren. Namens Nederland nam Marja Esveld van het RIVM deel. Zij had een vooruitziende blik en voorspelde toen al dat de Nederlandse ziekenhuiscapaciteit onvoldoende was en er dus pijnlijke keuzes (de zogeheten triage) zouden moeten worden genomen. Toch was ze optimistisch, zo meldde de krant. ‘Nederland is volgens Esveld goed voorbereid op een grieppandemie.’

De Schotse historicus dr. Steve Davis van het Institute for Economic Affairs in Londen constateert dat de hedendaagse samenleving veel kwetsbaarder is voor pandemieën dan in 1970. ‘De maatschappij en de economie vergroten de gevolgen van een gezondheidscrisis zoals een epidemie.’

In de eerste plaats reizen we meer dan toen. Dat er tegenwoordig veel meer vrouwen buiten de deur werken dan vroeger, verhoogt ook de kwetsbaarheid. Want als scholen worden gesloten, loopt een gezin de kans om twee inkomens te verliezen. Verder hebben we meer ouderen dan in 1970 en zit een groot deel daarvan in verpleeghuizen dicht op elkaar.

Ook in andere opzichten is de kwetsbaarheid toegenomen. Neem de just in time delivery. Winkels hebben in vergelijking met vroeger nauwelijks voorraden meer en bestellen hun goederen of onderdelen daarvan bij leveranciers uit alle windstreken. Die spullen worden opgeslagen in enorme pakhuizen die zo her en der verspreid in het land staan (de veelbesproken ‘verdozing’ van het landschap) en binnen een of twee dagen afgeleverd bij de winkel of bij de consument die via internet bestelt. In economisch opzicht is dat heel efficiënt maar het is wel fragiel. Zo komt volgens Davis twintig procent van alle condooms in de wereld bij één leverancier in Maleisië vandaan.

 

Een laatste reden tenslotte is volgens de Schotse historicus dat er veel minder reserve zit in de gezondheidszorg. In Nederland was dit in de afgelopen weken erg zichtbaar, omdat wij veel minder IC-bedden bleken te hebben dan andere Europese landen. Het is echter een algemeen, internationaal probleem. ‘Er is een wereldwijd structureel gebrek aan veerkracht en surplus in de moderne gezondheidszorg.’

In 1970 waren er in alle rijke landen van de wereld naar verhouding meer ziekenhuisbedden en waren die ook nog eens beter over het land verspreid. In het Engeland van 1970 waren er negen ziekenhuisbedden per duizend inwoners, in 2010 nog maar drie. Omdat het ziekenhuis niet meer om de hoek van de straat is, moet er ook meer gereisd worden voor het bezoekuur en dat helpt om een nieuw virus te verspreiden.

Wat voor het bevoorradingssysteem van winkels geldt, gaat ook op voor de ziekenhuizen. Het is allemaal veel beter geregeld, waardoor de prijs van tal van producten is gedaald (wanneer je corrigeert voor de inflatie), of het nu om condooms gaat dan wel een nacht in een ziekenhuisbed, maar het gevolg is dat de samenleving eerder begint te kraken als er opeens een volslagen nieuw virus opduikt.

In die zin betalen we de prijs voor de efficiëntie.

 

Virus leert ons dat slimheid niet alleen tussen de oren zit maar ook in het bloed (4 mei 2020)

 

Coronajournaal aflevering 53

We weten weer dat we kwetsbaar zijn. Zoals Arnon Grunberg schreef in NRC ‘het virus heeft burgers over de hele wereld eens te meer gereduceerd tot lichamen.’

Wij mensen zouden inderdaad graag meer willen zijn dan lichamen. We hechten aan ons briljante brein, de diepe wijsheden die daar geboren worden, de nieuwe ideeën waar de vonken vanaf springen. Als ons lichaam tot stof is vergaan, kunnen er in theorie nog steeds mensen op aarde rondlopen die kennis nemen van onze breinvruchten. Spartacus en Lou Reed zijn niet dood, voor menigeen zijn ze nog springlevend. Daarom schrijven we boeken en haiku’s, maken we films en richten we bedrijven op. Ons verheven brein is onsterfelijk, dat laag-bij-de-grondse lichaam laat ons keer op keer in de steek.

Je kunt er ook anders tegenaan kijken.

Besmettelijke ziekten drukken ons met de neus op het feit dat niet al onze slimheid in het brein zit. Mensen met een slimme afweer kunnen het virus aan, mensen met een slechte afweer (door ouderdom of een onderliggende ziekte) niet.

Deze slimheid zit niet op één plek, zoals onze hersenen, maar is verspreid over het hele lichaam. Het zetelt vooral in de witte bloedcellen – dit ter onderscheid van de rode bloedcellen die zuurstof transporteren. Die witte bloedcellen bevinden zich onder meer in de lymfeklieren en dat is ook de reden dat u al kunt merken, voordat u koorts of andere ziekteverschijnselen hebt, of er indringers in huis zijn en uw afweerstelsel hard moet werken: dan zijn de klieren in hals of liezen gezwollen.

Het is ook heel divers. Er zijn cellen (macrofagen) die een indringer opvreten. Er zijn cellen (natural killer-cellen) die een andere cel doden wanneer deze met het verkeerde moleculaire vlaggetje zwaait, een manier om een indringer te herkennen natuurlijk. Er zijn antistoffen (eiwitten) die op vreemde eiwitten (van de indringer) gaan zitten om zo de aandacht te trekken van het afweerleger. Het menselijk immuunsysteem zit razendslim in elkaar.

En dan heeft het ook nog eens een fenomenaal geheugen.

Daar berust de werking van een vaccin op. Witte bloedcellen onthouden welke indringers binnen zijn geweest en wanneer die indringer nog een keer op de deur klopt, is de afweer ogenblikkelijk alert. De eerste keer als een ziekteverwekker ons lichaam binnenkomt, duurt het een tijdje voor de afweer lekker op orde is. Mede daarom krijgen we koorts: dan gaat het lichaam, inclusief de afweer, harder werken. De tweede keer dat diezelfde ziektekiem zich meldt, is de afweer ogenblikkelijk paraat, dankzij het geheugen in de witte bloedcellen.

Eigenlijk is dat geheugen beter dan wat er tussen de oren zit. Het gebeurt de meeste mensen regelmatig dat ze iemand die ze één keer hebben ontmoet, de volgende keer niet herkennen. Het afweerstelsel is niet zo slordig. Zodra een virus eenmaal binnen is geweest, herkennen de witte bloedcellen deze weer, al is het jaren en soms zelfs decennia later.

Wel hebben de RNA-virussen (waartoe de coronavirussen en griepvirussen behoren) daar een antwoord op bedacht: door continue mutaties veranderen ze zo snel van uiterlijk dat het geheugen van de witte bloedcellen soms wordt gefopt en de indringer niet wordt herkend.

Dat is dan ook de reden dat ouderen elk jaar opnieuw tegen de griep moeten worden ingeënt. Iets dergelijks kan zich ook bij een eventueel coronavaccin voordoen. Misschien biedt dat maar tijdelijke bescherming en moet na een paar jaar een herhaalinjectie of oppepper (‘booster’) worden gegeven.

De moraal? Slimheid zit niet alleen tussen de oren maar ook in het bloed. Hoe gezonder we zijn, hoe slimmer ons bloed.

 

Toelichting: Het bovenstaande is deels gebaseerd op mijn boek ‘Vaccinatie’, van Amsterdam University Press, uit 2014.

 

Alle virussen zijn onzichtbaar maar dit virus nog een tikje meer (3 mei 2020)

 

Coronajournaal aflevering 52

Soms kom je dan opeens een citaat tegen dat een probleem perfect weergeeft. De voorzitter van de specialisten ouderengeneeskunde, Nienke Nieuwenhuizen, zelf als arts werkzaam in een Hilversums verpleeghuis, zei: ‘Dit virus is geniepig. Geef mij maar het norovirus. Daarvan krijg je diarree en ga je braken. Dat lokt bij omstanders een automatische reflex uit: stapje achteruit en handen wassen. Dit virus is onzichtbaar. Voordat je het eerste ziektegeval kan aanpakken, heeft het virus zich al verspreid.’

Inderdaad. Dit virus is onzichtbaar. Niet een beetje onzichtbaar maar gemeen onzichtbaar en dat is de essentie van corona.

Even bij wijze van intermezzo, er zijn natuurlijk gradaties in onzichtbaarheid. In zekere zin is ieder virus onzichtbaar. We kunnen ze niet met het blote oog zien zoals een rat, een mug en een vleermuis. Zelfs met een microscoop is een virus niet te zien.

Een gewone lichtmicroscoop vergroot net genoeg om de huisstofmijt te kunnen zien. Dat spinachtige beestje leeft in matrassen, kussenslopen en soms in uw wenkbrauwen en is ongeveer 0,3 millimeter groot. Dat is op de rand van wat het menselijk oog kan waarnemen. De meeste mensen kunnen dit beestje, wiens door ons ingeademde uitwerpselen bijdragen aan astma en bronchitis, dus niet met het blote oog zien maar hebben daar een hulpmiddel voor nodig, in de vorm van een microscoop.

Die kan wel bacteriën waarnemen, zoals we weten van Antoni van Leeuwenhoek die in het Berkelse Meer (iets boven vliegveld Zestienhoven bij Rotterdam) ‘kleine dierckens’ in het water aldaar zag. Bacteriën zijn zo’n 1 tot 5 micrometer groot, ofwel 0,001 tot 0,005 millimeter, ver voorbij de waarnemingsgrens van het scherpste menselijk oog. Van Leeuwenhoek kon met zijn primitieve lensjes 275 maal vergroten, waardoor die bacteriën opeens ongeveer een millimeter leken.

Virussen zijn nog kleiner, nog onzichtbaarder.

Een huisstofmijt is ongeveer honderd maal zo groot als een bacterie en die is ongeveer honderd maal zo groot als een virus.

Dat maakt de prestatie van onderzoekers zoals de Nederlander Beijerinck en de Rus Ivanovski die rond 1900 virussen aantoonden des te groter, want ze konden hun studieobjecten helemaal niet waarnemen en moesten hun bewijsvoering voor het bestaan van virussen doen met hun verstand (hun geestesoog). Het waarnemen van virussen werd pas dertig jaar later mogelijk met de uitvinding van de elektronenmicroscoop. Een elektronenmicroscoop vergroot 100.000 tot 1 miljoen, waar een gewone microscoop maximaal 1.000 tot 2.000 kan halen.

Omdat virussen zo klein zijn, wemelt het er van. In een druppel zeewater bijvoorbeeld zitten al gauw meer dan tien miljoen virussen.

Zijn alle virussen onzichtbaar, het coronavirus is zoals ouderenarts Nieuwenhuis aangaf extra onzichtbaar omdat de symptomen van het virus zich pas enige tijd na de besmetting openbaren en we niet in de gaten hebben wie het virus verspreidt. Daardoor kan het zo makkelijk om zich heen grijpen. Onderzoekers onder leiding van Ruiyun Li van het Imperial College London (in samenwerking met een universiteit in Beijing) publiceerden in het gerenommeerde tijdschrift Science berekeningen waaruit naar voren kwam dat in de eerste drie maanden van de pandemie in China, dus voor er niet meer mocht worden gereisd en voor wijken en steden werden afgesloten, 86 procent van de ziektegevallen onopgemerkt bleef.

Alles rond het coronavirus is onzichtbaar.

Dit is ook de reden waarom het bezoek aan een supermarkt elke dag weer zo’n kwelling is. Het wemelt daar niet alleen van de virussen maar ook van de mensen die het virus niet kunnen of willen zien. Mensen die het vervoermiddel waarvan het virus gebruik maakt (hoestdruppeltjes) niet kunnen of willen zien. Mensen die de hele ziekte niet willen zien.

 

Er is nog zo vreselijk veel dat we níet weten over dit virus (2 mei 2020)

 

Coronajournaal aflevering 51

De leukste vraag om aan een deskundige te stellen is: wat weet u niet?

In de ruim veertig jaar dat ik over wetenschap schrijf, heb ik dat geleerd. Je krijgt de leukste gesprekken met experts wanneer je vraagt wat ze niet weten. Dat wat we niet weten is namelijk een vraag en dat drijft de wetenschap. Dat wat we wel weten, is een antwoord en dat behoort meer tot het domein van het onderwijs. Vragen zijn vaak leuker dan antwoorden.

Bij het Amerikaanse Department of Homeland Security (DHS, het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid) denken ze er ook zo over. Het ministerie is bij de ebola-uitbraak in West-Afrika van 2014 begonnen om op een rij te zetten wat er niet bekend was. Dat was klaarblijkelijk zo bevallen dat ze het nu hebben herhaald. Logisch. Als je weet wat je niet weet, kun je gerichte vragen stellen aan overheidsinstituten en deskundigen: zou je dit en dat voor me kunnen uitzoeken?

Welnu, om te beginnen, een van de belangrijkste onbeantwoorde vragen over COVID-19 is: hoeveel virusdeeltjes maken een mens ziek? Zijn een stuk of twintig virussen op een deurknop al voldoende, zoals bij het norovirus of heb je er een paar miljoen nodig in een uitgehoest druppeltje?

In het verlengde hiervan: vindt de besmetting alleen plaats via tamelijk grote druppeltjes, die worden uitgehoest en vrij snel op de grond vallen of ook via kleine druppeltjes (een aerosol, net als mist) die bij het spreken en ademen vrijkomen? De concrete vragen die het Amerikaanse ministerie formuleert voor de experts: zijn die minuscule druppeltjes belangrijk of niet en hoeveel meters reist zo’n uitgeademde onzichtbare mist dan door de lucht?

Ook is nog steeds niet helemaal zeker of je ziek kunt worden via het aanraken van voorwerpen. De Duitse viroloog Hendrik Streeck bijvoorbeeld stelt dat besmetting alleen maar optreedt wanneer mensen in een nauwe ruimte bij elkaar zitten en vochtdruppeltjes inademen. Volgens hem gaat het niet via het aanraken van deurklinken, mobiele telefoons of karretjes in de supermarkt.

Een tweede grote vraag is hoeveel gevallen van besmetting onbekend zijn. Wie glippen er door de mazen? Wat is de bijdrage van de ‘presymptomatische’ gevallen, mensen die het virus al drie dagen voor ze ziek zijn verspreiden? En van de ‘asymptomatische’, mensen die tien dagen lang het virus verspreiden zonder ziek te worden? Is het in totaal maar een paar procent, of misschien wel 86 procent zoals een recente Chinese studie met behulp van computermodellen suggereert?

Veel vragen zijn bekend voor mensen die het nieuws volgen. Bieden de antistoffen voldoende immuniteit? Anders gezegd, kun je ook een tweede keer met het virus worden geïnfecteerd? Vermoedelijk niet, stelt het ministerie, maar we willen het graag zeker weten. Is het virus direct van de vleermuis naar de mens gegaan of via een tussengastheer zoals het schubdier? Welke mutaties hebben het mogelijk gemaakt dat dit virus zo besmettelijk is? Maar er zitten ook vrij nieuwe en verrassende vragen bij.

 

Bijvoorbeeld over etnische en raciale verschillen in de gevoeligheid. Dat is doorgaans een taboe maar als het om leven en dood gaat, kan er wel over worden gesproken, blijkt uit het DHS-rapport. Het lijkt dat Afro-Amerikanen veel zwaarder worden getroffen. Ook in Engeland zijn mensen met een andere etniciteit eerder en vaker ziek. Bijna één op de vijf Engelse coronadoden is van Afrikaanse, Caribische of Aziatische achtergrond, meer dan verwacht op basis van het aandeel in de bevolking. Heeft dat met genen te maken of met culturele verschillen: slecht het nieuws volgen, meer de neiging om elkaar te omhelzen?

Het is al met al een fascinerend document om te lezen. Zeer aan te bevelen, al is het alleen maar omdat op elke pagina staat: Cleared for public release. Alsof je opeens staatsgeheimen mag inzien.

Pikant detail tenslotte. Trump zei op 1 mei tijdens een persconferentie dat hij sterke aanwijzingen heeft dat het virus uit een laboratorium in Wuhan is ontsnapt. Zijn eigen ministerie kijkt daar anders tegen aan. ‘Genomic evidence does not support the idea that SARS-Cov-2 is a laboratory construct.’ We kunnen het idee niet steunen noch verwerpen, maar op basis van de genetische analyse van het virus lijkt het niet waarschijnlijk dat het uit een laboratorium is ontsnapt.

 

Laten we een poging doen ons in de vijand te verplaatsen: wat wil het virus eigenlijk? (1 mei 2020)

 

Coronajournaal aflevering 50

Frits Abrahams, de columnist op de achterpagina van NRC, was bij mijn weten de eerste die op het idee kwam om het virus (door hem geschreven als Het Virus) te interviewen. ‘Ik trof hem op de bovenste etage van een groot Amsterdams hotel dat hij voor zichzelf en zijn uitgebreide staf gehuurd had.’ Het is een amusante column, waar Het Virus o.a. verklapt dat hij nog enkele ‘verrassende plotwendingen’ in gedachten heeft.

Het is een knipoog natuurlijk, maar wel een goed idee om ons bij tijd en wijle te verplaatsen in het virus. Het kan geen kwaad om te weten wat de vijand wil.

Welnu, de vijand wil maar één ding en dat is: voortplanten.

De darwiniaanse wetten van de evolutie zijn ook van toepassing op virussen, die merkwaardige bolletjes op de grens van ‘leven’ en ‘niet-leven’. Virussen die zich over de wereld verspreiden zullen het beter doen dan virussen die zoveel mogelijk mensen doden. In die zin is het COVID-19 virus verder geëvolueerd dan zijn broertje SARS uit 2003. SARS was veel te gemeen, te dodelijk. Mede daardoor heeft het zich niet over de wereld kunnen verspreiden.

Misschien wel de twee belangrijkste criteria vanuit het oogpunt van de mens zijn besmettelijkheid en agressiviteit. Die twee sluiten elkaar een beetje uit. Als een ziekte heel dodelijk is, verspreidt hij zich niet goed. Vanuit het oogpunt van het virus is dodelijkheid dus helemaal niet zo aantrekkelijk want dat beperkt de voortplantingskansen.

 

Het beste voorbeeld daarvan is ebola. Dat doodt het merendeel van de mensen dat er mee is besmet: afhankelijk van de ebolastam tussen de 40 en 70 procent. Maar als gevolg daarvan kan het virus ook makkelijk gecontroleerd worden: mensen die ziek zijn, voelen zich zo waardeloos dat ze in bed blijven. Ook kan er om een dorp met ebola een cordon worden gelegd, waardoor de ziekte uitdooft. Hoe gemeen ebola ook is, zo’n ziekte zal zich dan niet makkelijk over de wereld verspreiden.

Tussen twee haakjes: daarom is het ook onverstandig om het coronavirus alleen maar op zijn sterftepercentage (CFR, case fatality rate) te beoordelen. Vooral op sociale media zie je dat veel gebeuren. Complotdenkers roepen: zie je wel dat we in de maling worden genomen, ook dit coronavirus heeft misschien maar een sterfte van 0,1 procent, net als de gewone griep. Vermoedelijk zal het net wat hoger blijken, ergens tussen de 0,3 en de 0,7 procent, maar dat weten we niet zolang er zo weinig getest wordt.

COVID-19 lijkt op een kruispunt te zitten van agressiviteit en besmettelijkheid. Niet zo vreselijk dodelijk maar wel erg besmettelijk. Daarbij komt een extra eigenschap, die we nog niet kunnen verklaren: tachtig procent van de mensen die besmet worden, heeft weinig last. Twintig procent wel en een kwart daarvan (vijf procent van het totaal) heeft zelfs zoveel last dat ze in het ziekenhuis dreigen te belanden. Die kunnen dat niet aan en daarom zit de halve wereld gedeeltelijk op slot.

Dan kun je als complotdenker wel blijven roepen: ja, maar dit virus heeft helemaal niet zo’n hoge sterfte, maar dan heb je toch niet opgelet.

Vanuit het standpunt van het virus is die rare eigenschap dat vijf procent van de besmetten ernstig ziek wordt natuurlijk wel weer een nadeel. Omdat onze ziekenhuizen het niet aankunnen, passen we nu al die draconische maatregelen toe en die beperken de voortplanting van het virus.

Vermoedelijk zal het virus in de loop der jaren dus mutaties krijgen waardoor de symptomen milder worden en we kunnen stoppen met mondkapjes en anderhalve meter afstand. Dan wordt ook COVID-19 een soort verkoudheidsvirus, net als die andere vier voorgangers: HCoV-OC43, HCoV-229E, HCoV-NL63 en HCoV-HKU1. Alle vier coronavirussen die regelmatig in onze neus en keel zitten maar waar we niet zo heel veel last van hebben en die we dus van dienst zijn bij datgene wat ze het allerliefste willen: voortplanten!

Met andere woorden, wij mensen hebben de pech om dit virus anno 2020, op dit moment in zijn evolutie, tegen te komen. Behoorlijk besmettelijk, niet zo erg dodelijk, slimmer dan zijn voorganger SARS maar in de verste verte nog niet zo slim als een verkoudheidsvirus.

En dus moeten we (zolang er geen vaccin komt) op onze hoede blijven dat onze ziekenhuizen niet weer opnieuw volstromen met coronapatiënten.

 

Toen de onderzoekers van het RIVM nog theedoeken als mondkapjes aanprezen (30 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 49

De deskundigen van het RIVM en het Outbreak Management Team zijn niet zo enthousiast over het dragen van mondkapjes door het algemene publiek. Toen Lodewijk Asscher van de PvdA hem op 1 april vroeg of het niet verstandig was als de bevolking net als in Oostenrijk mondkapjes ging dragen, zei prof. dr. Jaap van Dissel, hoofd van het RIVM, streng: ‘Mondkapjes opdoen heeft geen enkele zin’. En prof. dr. Aura Timen van het RIVM zei eerder al: ‘Het RIVM raadt zeker niet aan om in de openbare ruimte mondkapjes te gaan gebruiken. Dat geeft bijna geen meerwaarde.’

Dat maakt het artikel dat diezelfde Aura Timen in augustus 2010 schreef in het blad Risk Analysis extra interessant. Daarin concludeerde Timen dat het wel degelijk nut heeft als de bevolking bij een pandemie een mondkapje draagt. ‘We conclude that population-wide use of face-masks could make an important contribution in delaying an influenza epidemic.’

Natuurlijk is corona wat anders dan griep maar het zijn allebei luchtweginfecties en ze zijn allebei behoorlijk besmettelijk (corona zelfs nog een tikje meer dan influenza). De Nederlandse onderzoekers hadden gebruik gemaakt van een computermodel. Daarvoor tekende iemand die door de coronacrisis ook landelijke bekendheid heeft gekregen: prof. dr. Jacco Wallinga, hoofd computermodellen bij het RIVM en eveneens hoogleraar, bij het LUMC in Leiden. Zijn model had geconstateerd, schrijven de auteurs, dat het gebruik van mondkapjes door de bevolking het voortplantingsgetal R (van reproductie) zo reduceert dat een pandemie kan worden gecontroleerd.

Het artikel in Risk Analysis leest als een ode aan het mondkapje. De auteurs stellen allereerst dat ze al worden gebruikt sinds de pest in de zeventiende eeuw,. In de wetenschappelijke literatuur is er overeenstemming, schrijven ze, dat het gebruik effectief was zowel bij de Spaanse griep in 1918 als bij SARS in 2003. Bij SARS (ook een coronavirus) was er zelfs sprake van ‘aanzienlijke’ bescherming.

Eerder al – in juli 2008 – had een andere onderzoeker van het RIVM, Marianne van der Sande, in een nog prestigieuzer wetenschappelijk tijdschrift, PLOS One, aangetoond dat zelfs thuisgemaakte maskers bescherming bieden tegen kleine virusrijke druppeltjes die minutenlang in de lucht blijven zweven. De titel verklapt het al: ‘Professional and Home-Made Face Masks Reduce Exposure to Respiratory Infections among the General Population.’

Nogmaals, van een coronapandemie was nog geen sprake en ook dit artikel ging dus over het griepvirus maar beide virussen verspreiden zich via uitgehoeste dan wel uitgeademde druppeltjes. Het zijn beide respiratory infections, zoals de titel van het artikel het noemt.

Bij het onderzoek hadden Van der Sande en haar RIVM-collega’s Peter Teunis en Rob Sabel een stuk of veertig vrijwilligers verschillende types laten dragen, van hele goede nauwsluitende tot thuisgemaakte doekjes. De chirurgische maskers bleken tweemaal zo goed in het tegenhouden van vochtdruppeltjes als de thuisgemaakte maskers en de allerbeste (FFP2) zelfs vijftig maal zoveel.

Ondanks die kanttekening concluderen de auteurs dat het dragen van mondmaskers, zelfs thuisgemaakte, door het algemene publiek een rol kan spelen in het aanpakken van een pandemie. Niet in plaats van andere maatregelen maar als aanvulling. Zelfs monddoekjes op basis van theedoeken bieden ‘een aanzienlijke’ bescherming, schrijven de RIVM-onderzoekers in 2008.

Wat de vraag oproept waarom het dragen van monddoekjes als aanvulling op alle andere maatregelen volgens het RIVM vandaag de dag opeens geen zin meer zou hebben.

 

Als de nood het hoogst is, gaan we mopperen op de farmaceutische industrie (29 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 48

Iedereen hoopt dat de oplossing van een vaccin komt. Bill Gates gooit er miljarden tegenaan, nationale overheden willen een vaccin, internationale organisaties als de WHO ook. Heel goed. Dat neemt echter niet weg dat één partij onontbeerlijk is voor de ontwikkeling, het testen en het produceren van een vaccin: de farmaceutische industrie.

In afwachting van een vaccin zullen we het moeten doen met medicijnen, die de ziekteverschijnselen temperen of misschien zelfs doen verdampen. Ook hier geldt dat één partij broodnodig is voor de ontwikkeling, het testen en het produceren van medicijnen: de farmaceutische industrie.

Dat maakt het des te vreemder dat politici, bestuurders en media zo mopperen op de sector die ons als geen ander uit de brand kan helpen.

Op vrijdag 3 april zat Hanneke Schuitemaker van Janssen Vaccines uit Leiden bij de talkshow Op1 en vertelde daar dat moederbedrijf Johnson & Johnson (J&J) besloten heeft om dit vaccin te maken zonder winstoogmerk. Staatssecretaris Paul Blokland (ChristenUnie) was er ook, zei eerst bij wijze van grapje dat ‘not for profit’ een goed uitgangspunt is voor alle medicijnen en vervolgens: ‘feit is dat jullie exorbitant hoge prijzen vragen’.

Iedereen die om wat voor reden ook iets vriendelijks zegt over de farmaceutische industrie voegt daar gelijk een morele disclaimer aan toe. Zelfs de vaak genuanceerde Rosanne Hertzberger deed het in haar column in NRC van 4 april. Goed artikel, niks mis mee, maar wel even duidelijk maken dat je hart op de goede plek zit. ‘Ik heb veel kritiek op het soort big pharma bedrijven zoals J&J.’

Gisteravond was het weer raak. Maarten van Rossem (Bekende Nederlander) en Jesse Klaver (GroenLinks) zaten in Op1. Klaver zei dat de marktwerking in de zorg niet functioneert, Van Rossem dat de overheid eigenlijk medicijnen moet maken, Klaver dat de overheid het coronavaccin moet ontwikkelen.

Aardig idee misschien, maar dat kan de overheid niet. Niet meer althans. Vroeger nog wel. Bij het RIVM in Bilthoven bijvoorbeeld hadden ze vijftig jaar geleden een uitstekende vaccinproductie, waar een gerenommeerd poliovaccin werd gemaakt, met dank aan het vernuft van ir. Antoon van Wezel die op het briljante idee kwam om de cellen (uit de nier van een aap), waarin het poliovirus werd gekweekt aan plastic bolletjes te hechten waardoor het vaccin betaalbaar kon worden geproduceerd.

In de loop der tijd zijn bijna alle overheden gestopt met het maken van vaccins en medicijnen. Mede door de veiligheidseisen die diezelfde overheid stelt, kost de ontwikkeling van een nieuw vaccin of medicijn al gauw een paar miljard euro en succes is niet gegarandeerd.

Zelfs de overheid van Trump kan het niet. Daarom hebben de Amerikanen aan Janssen Vaccines in Leiden, waar ze net als vroeger Van Wezel in Bilthoven een slimme truc hebben, gevraagd om een coronavaccin te ontwikkelen. Schuitemaker vertelde op 3 april dat het vaccin al in september kan worden getest op menselijke vrijwilligers, de fabrieken worden klaargemaakt en volgend jaar de eerste vaccins van de lopende band kunnen rollen. Ze zei er nog bij dat wanneer het niet lukt – die kans is 90 procent – het bedrijf alle kosten voor zijn rekening neemt.

Een en ander geeft het begrip pro bono (voor de ‘publieke zaak’ werken, zonder daarvoor betaald te hoeven worden, anders dan een onkostenvergoeding) een nieuwe inhoud.

 

Waarom brengen politici als Jesse Klaver niet het elementaire fatsoen op om dankuwel te zeggen? Dankuwel mevrouw Schuitemaker, dankuwel meneer Paul Stoffels (de Belgische viroloog en topman bij Johnson & Johnson, die dit verdedigt binnen het concern). Dankuwel farmaceutische industrie, dat jullie je in deze crisis zo maatschappelijk verantwoord opstellen.

 

Is het risico om aan autorijden te overlijden niet veel groter? (28 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 47

Er zijn veel verstandige mensen die vinden dat we met zijn allen het risico van dit nieuwe virus overdrijven. Ze hebben serieuze argumenten.

Ze wijzen er bijvoorbeeld op dat het sterfterisico (de CFR, case fatality rate) van corona nu hoog lijkt, iets meer dan 1 procent van iedereen die besmet is, maar het is denkbaar dat het uiteindelijke sterfterisico ergens in de buurt van de 0,1 % gaat uitkomen, niet veel ernstiger dan griep. Goed punt.

De slimme John Ioannidis, hoogleraar aan de gezaghebbende Stanford University, heeft corona vergeleken met autorijden. Voor mensen onder de 65 is het risico om aan COVID-19 te overlijden net zo groot als het risico om tijdens een autorit van Rotterdam naar Den Haag en weer terug te verongelukken. Interessante vergelijking.

Maar om dan te concluderen dat er sprake is van een ‘corona-schandaal’ en het zaaien van angst door de massamedia? Kom op zeg.

Er circuleert een  lijst van 35 internationale wetenschappers die protesteren tegen het coronabeleid. Initiatiefnemer is de Duitse arts Bodo Schiffmann. Hij stelt dat de ziekenhuizen overweldigd worden door de paniek die de virologen hebben veroorzaakt. Nou, nou, nou. Dit lijkt me een typisch geval van jaloezie. Schiffman werkt in een kliniek tegen duizeligheid en zal nooit zo beroemd worden als zijn collega Christian Drosten, de viroloog die elke avond op de Duitse tv is. De tienduizenden benauwde mensen die zich de afgelopen weken meldden in de ziekenhuizen van Europa en de Verenigde Staten komen daar niet omdat de massamedia hen paniek hebben aangepraat. Ze hadden weinig zuurstof in hun bloed en konden nauwelijks ademhalen.

Dit is een volslagen nieuw virus dat ons elke dag opnieuw voor verrassingen plaatst. Het Amerikaanse Department of Homeland Security heeft een fraaie lijst opgesteld met alle onbeantwoorde vragen over dit virus. Conclusie: we weten meer niet dan wel.

 

Vermoedelijk zal over een of twee jaar wanneer we gaan terugblikken inderdaad blijken dat de sterftecijfers van COVID-19 mee zijn gevallen en de coronapandemie minder slachtoffers heeft gemaakt dan de Spaanse griep. Maar zeker is dat niet.

De komende weken worden overal de zware maatregelen teruggedraaid. Terecht. De Nijmeegse hoogleraar crisisbeheersing Ira Helsloot (een van de deskundigen op de lijst van 35) heeft natuurlijk gelijk wanneer hij constateert dat we door het coronabeleid een armoedeval doormaken en armoede misschien wel meer mensen doodt dan corona. En dus gaan we de economie weer op gang brengen, waar ik erg voor ben.

Maar tevens weten we vrij zeker dat er dan nieuwe besmettingsgolven zullen volgen. Nog steeds heeft maar een paar procent van de bevolking antistoffen tegen het virus. Na de eerste golf die nu op zijn eind loopt, zal er dus vermoedelijk nog een volgen en daarna misschien nog wel een. Als die golven zwaarder zijn dan de eerste, wat me onwaarschijnlijk lijkt maar niet is uitgesloten, dan worden het wel heel veel doden.

En jawel, dat zullen voor een groot deel mensen in verpleeghuizen zijn, die zoals Bianca Buurman, hoogleraar acute ouderenzorg bij het Amsterdam UMC, in de Volkskrant zei gemiddeld nog maar anderhalf jaar te leven hebben en ‘de kwetsbaarsten van de kwetsbaarsten’ zijn.

Maar daartegenover staan ook weer behoorlijk wat rare en onbegrepen ziektegevallen bij jonge mensen, zoals The Washington Post een paar dagen geleden meldde. Mensen van 33, 37, 39, 44 en 49 jaar die weinig last hadden, beetje hoesten, beetje koorts en opeens met allerlei bloedstolsels in de hersenen ten gevolge van corona het ziekenhuis binnen wankelen, aan een beroerte sterven of vele jaren moeten herstellen van verlammingen en spraakstoornissen.

En zelfs als we uiteindelijk tot de conclusie komen dat dit minder erg was dan de Spaanse griep dan komt het mede door al het wetenschappelijk onderzoek en die geavanceerde medische technologie in de ziekenhuizen. Als we die in 1918 en 1919 tot onze beschikking hadden gehad dan was de sterfte door de Spaanse griep aanzienlijk minder geweest.

 

Het masker als teken van beschaving: ‘mijn masker beschermt jou, jouw masker beschermt mij’ (27 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 46

Op sociale media is de afgelopen dagen een illustratie viraal gegaan. Het is een wat ingewikkeld plaatje, met drie verschillende percentages voor het dragen van een mondkapje: 70, 5 en 1,5 procent bescherming.

De meeste mensen, zo was duidelijk op Twitter, hadden sowieso niet in de gaten waar het percentage op slaat. Als je zelf een monddoekje draagt en in de buurt bent van iemand die besmet is met het virus, heb je 70 procent bescherming, wordt boven in het plaatje aangegeven. Er waren intelligente mensen die dachten dat ze dan 70 procent kans op besmetting hebben. Nee natuurlijk, bedoeld wordt dat het dragen van een mondkapje jouzelf dertig procent bescherming biedt in vergelijking met het niet dragen. Jouw kans om het virus op te lopen wordt met dertig procent gereduceerd.

Nog een keer, de cartoon zegt niets over hoe groot de kans is dat je het virus oploopt. Dat kan ook niet, want daarvoor moeten we veel meer weten. Hoever de twee personen van elkaar staan, hoe ziek de eerste persoon is en hoeveel druppeltjes hij of zij uithoest dan wel uitademt. De cartoon gaat er alleen maar over hoezeer dit onbekende risico gereduceerd wordt door het dragen van mondkapjes.

Stel een gezond persoon ademt honderd virusrijke vochtdruppeltjes in als beide personen geen masker dragen. Als de gezonde persoon een mondkapje draagt komen er geen honderd maar zeventig vochtdruppeltjes binnen. Als de zieke persoon een mondkapje draagt en de gezonde niet, ademt de laatste vijf vochtdruppeltjes in. En als ze allebei een mondkapje dragen komt er bij de gezonde persoon maar anderhalf vochtdruppeltje naar binnen.

 

Persbureau Reuters heeft er een factcheck op losgelaten. Daarvoor hebben ze allerlei instanties benaderd. Het ECDC (Europese Centers for Disease Control in Stockholm) zegt geen cijfers te hebben over de effectiviteit van mondkapjes en dat ze alleen een aanvulling en geen vervanging kunnen zijn van andere maatregelen zoals afstand houden, thuisblijven als je ziek bent en vaak je handen wassen. Ook de Wereldgezondheidsorganisatie WHO stelt dat dragen van mondkapjes alleen onvoldoende bescherming biedt. Ofwel, het is niet zo (wat een enkeling nu verkondigt) dat wanneer we nu allemaal maar mondkapjes gaan dragen de anderhalvemetersamenleving op de helling kan.

De interessantste reactie kwam van de Amerikaanse CDC (Centers for Disease Control). Ook hun conclusie is dat de cijfers niet kloppen. Wel staat volgens de CDC vast dát een masker helpt. ‘Je houdt de druppeltjes bij de bron tegen.’ Plus dat het vooral de ander beschermt. ‘Mijn masker beschermt jou en jouw masker beschermt mij.’

Amusant detail: dit is precies het argument waarom Aziaten mondkapjes dragen. Een paar maanden geleden, toen het virus hier nog niet of nauwelijks was, verdedigden diverse Aziatische Nederlanders het dragen van mondkapjes in Azië, waarover hier toen nog een beetje werd gegrinnikt. Haha, mondkapjes werken helemaal niet en dat begrijpen die domme Chinezen en Koreanen niet, zo was destijds de teneur.

Nee, jullie begrijpen het niet, reageerden toen de Aziatische Nederlanders: in Azië worden die mondkapjes vooral gedragen om de ander te beschermen.

En dat klopt natuurlijk wel. Reuters concludeerde dat de bewuste cartoon ‘gedeeltelijk vals’ is, in de zin dat de cijfers niet onderbouwd kunnen worden. Een betere conclusie was geweest: de cartoon is ‘gedeeltelijk waar’.

Het is natuurlijk een slechte cartoon want bijna niemand begrijpt hem. De essentie ervan is echter niet de exacte grootte van de besmettingspercentages. Iedereen met gezond verstand snapt dat dit nattevingerwerk is. De essentie is de boodschap: een mondkapje draag je niet primair voor je zelf, maar voor de ander.

In die zin is het een sociale handeling. Een kwestie van beschaving.

 

Over 5G-inboorlingen en het-is-bedacht-door-Bill-Gates-gekkies (26 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 45

In sommige opzichten is ebola het diapositief van corona. Ebola is extreem dodelijk maar niet zo besmettelijk. Corona is niet zo dodelijk maar wel een stuk besmettelijker dan ebola.

De oorsprong van corona is duidelijk. Het komt zo goed als zeker bij een vleermuis vandaan en is naar de mens overgestapt via een ander dier (wellicht een schubdier). De oorsprong van ebola daarentegen is na veertig jaar zoeken in de Afrikaanse wildernis nog steeds niet duidelijk. Men weet niet in welk dier het virus zich schuil houdt tussen de uitbraken in.

Er is wel een duidelijke parallel.

Mensen die niet begrijpen wat een virus is en wat een besmettelijke ziekte vermag, en die wantrouwend staan tegenover deskundigen, gaan rare theorietjes bedenken.

Dat doen ze bijvoorbeeld in het Afrikaanse oerwoud. In Gabon geloven ze niet in virussen maar wel dat ezanga, boze geesten, je teisteren met ebola wanneer je het verdomt om je rijkdom te delen met je buren en je dorpsgenoten.

Die jaloezie op andermans rijkdom heeft wel iets weg van de reacties in het duistere oerwoud van Twitter, waar heel wat mensen leven die denken dat corona een verzinsel is van de schatrijke Bill Gates. Die overigens een aardig deel van zijn rijkdom weggeeft aan arme mensen in Afrika, met zijn miljardensteun voor gezondheidsprojecten in de Derde Wereld.

Maar dat is in het hoofd van onze eigen oerwoudgekkies nu juist het probleem. Bill Gates (en zijn vrouw Melinda) zijn betrokken bij de gezondheid in arme landen. Gates heeft zich in het onderwerp verdiept en maakte in 2015 een video waarin hij voorspelde dat er een nieuwe pandemie aankomt. Dat weet iedereen die enigszins op de hoogte is: de Nederlandse viroloog Ab Osterhaus waarschuwt al tientallen jaren voor een pandemie. Maar omdat Gates zijn miljarden ook stopt (nogmaals, hij geeft het weg) in de ontwikkeling van vaccins, zijn er allerlei Twitter- en Facebook-inboorlingen die daar een bevestiging in zien dat Gates wist dat dit virus er aan kwam (gemanipuleerd in een laboratorium) en nu geld gaat verdienen met een vaccin.

Er zit geen enkele logica achter, het is oliekoekendom, maar goed, onze eigen inboorlingen geloven er in en je krijgt het hen niet uit het hoofd gepraat.

 

Het bizarre is dat het vaak ook nog eens gaat om redelijk goed opgeleide mensen die op school hebben geleerd dat virussen bestaan en vaccins helpen, maar toch foto’s plaatsen van minister-president Rutte samen met Melinda Gates als bewijs dat het hier in Nederland ook allemaal bekokstoofd is.

Het is dat Gates bij mijn weten niet joods is, anders zou hij goed passen in de complottheorie van dat andere gekkie, de zichzelf medisch journalist noemende Désirée Röver. Citaat: ‘De vaccins zijn weapons of mass destruction, gemaakt om de wereldbevolking terug te brengen tot 500 miljoen mensen! Het is een complot waar de Rockefellers en de Rotschilds achter zitten. De Rockefellers hebben begin vorige eeuw universiteiten in de hele wereld omgekocht, in Nederland die van Utrecht en Leiden, om hun geneesmiddelenindustrie leidend te maken. De overblijvers gaan dan in ondergrondse steden wonen die nu op grote schaal worden gebouwd.’

De 5G-gekkies zijn ook behoorlijk kierewiet. Hun logica is nog onnavolgbaarder. Ik doe een poging om het weer te geven. Allerlei telecommunicatiebedrijven zouden ons immuunstelsel willen verzwakken met 5G-straling opdat wij allemaal koorts krijgen en daardoor massaal de dokter gaan bellen.

In het oerwoud van Uganda leven de Acholi, die menen dat de eboladoden die daar om de paar jaar opduiken, het slachtoffer zijn van de kwaadaardige geest gemo. Die slaat toe wanneer de mensen te weinig respect hebben voor de kracht van de natuur.

Inderdaad, die 5G-masten getuigen van weinig respect voor Moeder Natuur. En dus slaat die terug met het gemeenste dat ze kan verzinnen: een minuscuul bolletje, op de grens van leven en dood, dat ons probeert om zeep te helpen.

Hoe dan ook, onze eigen gekkies geloven er heilig in en steken dus 5G-masten in de fik.

Toelichting: de fragmenten over hoe de etnische groepen in Afrika tegen ebola aankijken, komen uit Zoönose van David Quammen. Het stukje over Désirée Röver uit mijn boek ‘Vaccinatie’.

 

Nu snel uit de lockdown en op adem komen voor wanneer het virus in het najaar weer toeslaat

(25 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 44

De piek is voorbij. Dat merk je niet alleen aan de officiële maar onvolledige coronacijfers van het RIVM maar vooral aan die van het CBS dat de algehele sterfte in Nederland bijhoudt.

In week 16 (tot en met 19 april) was de sterfte in Nederland 600 lager dan in week 15 en die week was hij al ongeveer hetzelfde (iets lager zelfs) dan de week ervoor, toen de sterfte piekte. Als je de grafiek doortrekt dan is de oversterfte over drie tot vier weken verdwenen.

Dan is de eerste coronagolf voorbij.

Niet alleen in Nederland. Bij het European Mortality Monitoring Project (Euromomo) verzamelen ze de wekelijkse sterftecijfers van 24 Europese landen. De totale sterfte piekte in week 14, rond 1 april, op ruim 86.000 en is nu gezakt tot 69.000.

Omdat het in heel Europa zakt, ga je vermoeden dat het niet alleen met het gevoerde beleid van sociale distantie heeft te maken maar misschien toch ook met het weer.

Hoe dan ook, er kan nu achteruit worden gekeken. Uit de Nederlandse piek in de sterfte komt naar voren dat we nu ongeveer op 10.000 extra doden door corona zitten en vermoedelijk op zo’n 15.000 uit komen. Mag je dat vergelijken met die extra sterfte van bijna 10.000 door de zware griep van de winter van 2017 op 2018? Niet echt natuurlijk, want toen hebben we geen maatregelen genomen en nu wel. Zeer zware zelfs.

 

Jaap van Dissel van het RIVM schatte in zijn technische briefing voor de Tweede Kamer van 22 april dat het Nederlandse beleid van sociale distantie, handenwassen en zelfisolement ruim 23.000 IC-opnamen heeft voorkomen. Daar was geen ruimte voor geweest (er was plek voor 1.500 tot maximaal 2.000 IC-plekken), dus die patiënten hadden dan in tenten en noodgebouwen moeten worden opgevangen, met minder goede medische zorg. Het is geen gekke gedachte dat daarvan misschien wel 80 procent was overleden, zoals op de overvolle IC’s van New York. Kortom, dan hadden we 18.000 extra doden gehad, bovenop de 15.000 waarop we nu uitkomen.

Volgens bijna alle deskundigen komt er weer een tweede coronapiek aan. Misschien in het najaar, wanneer het met het weer te maken heeft. Dat het na die eerste golf nog niet voorbij is, kan bijna niet anders. Nog maar drie tot vier procent van de Nederlandse bevolking heeft antistoffen tegen corona en in sommige hotspots in Noord-Brabant is het bijna tien procent. Als we zo doorgaan, is die groepsimmuniteit (60 procent van de bevolking heeft antistoffen) er pas over een jaar of vijf.

In theorie is het zelfs denkbaar dat een tweede coronagolf hoger en groter wordt dan de eerste. De Duitse viroloog Christian Drosten, adviseur van bondskanselier Merkel, zegt in het AD dat de eerste golf duidelijke brandhaarden had (wintersport en carnaval, net als in Nederland). Als een tweede epidemie echter overal oplaait, zal deze veel moeilijker te beteugelen zijn met testen, traceren en isoleren.

Toch lijkt het verstandig om de samenleving nu sneller van slot af te halen dan het kabinet en de deskundigen van het Outbreak Management Team willen. Je merkt aan alles dat Nederland zo langzamerhand een sik krijgt van de lockdown. Dat uit zich deels in ongenuanceerde maar veelbetekenende reacties (met name vanuit de horeca) zoals: kan dat wetenschappelijk gewauwel niet eens stoppen? Op Twitter is de hashtag #ZegNeeTegenAnderhalveMeter populair. Bij presentator Robert Jensen kunnen Stop de Lockdown’-T-shirts‘ (€17,95) besteld worden.

Ook mensen die er voor doorgeleerd hebben, wijzen er op dat de vraag moet worden gesteld of het middel zo langzamerhand niet erger is dan de kwaal. Econoom Paul de Beer schrijft op de economensite Me Judice: ‘’Breng de economie weer op gang om de ouderen te beschermen’. Iedereen gewoon weer aan de slag, laat de oudjes en de zwakken thuis blijven en probeer hen zo goed mogelijk te beschermen.

Hoe dan ook, als over een paar maanden weer een gedeeltelijke lockdown moet worden afgekondigd, heeft het kabinet de medewerking van de burger broodnodig. Dan is het verstandig om die nu even op adem te laten komen.

 

Verstandig beleid: hou 75-plussers en zwakken weg bij de IC (24 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 43

Het verblijf op de intensive care is een drama. Voor veel mensen zal dat pas tijdens de coronapandemie voor het eerst duidelijk zijn geworden. Dat kan ook bijna niet anders want het Nederlandse beleid was er de afgelopen twee maanden op gericht om de intensive care te ontzien. En dus ging het veelvuldig daarover in het nieuws en drongen de IC-deskundigen (met voorop Diederik Gommers) via de talkshows door tot de huiskamer.

Wij Nederlanders weten nu meer over de intensive care dan we ooit hadden willen weten. En dat levert geen leuk beeld op.

Aan de kunstmatige beademing, buisje in je keel, buiten bewustzijn en dat drie weken lang. Geen familieleden in de buurt en de mensen die je in slaap brengen en vervolgens wakker maken, dragen maanpakken.

Wie daar levend vanaf komt, is de kluts kwijt en heeft een jaar nodig om op adem te komen. En de oude te worden. Per dag raakt een IC-patiënt 2 tot 3 procent van zijn of haar spiermassa kwijt, door die onbeweeglijkheid. Op tv waren dieptreurige beelden te zien van sterke kerels, die voor de IC elke dag op de sportschool zaten en tientallen kilometers per week hardliepen, en erna oogden als de dood van Pierlala.

Vanaf het begin van de coronapandemie heeft Nederland geprobeerd om de zeer ouden en mensen die het vermoedelijk toch niet overleven weg te houden bij de intensive care. Dat beleid is alleen maar sterker geworden, zo blijkt uit een overzicht in Trouw. In maart was nog één op de drie IC-patiënten ouder dan 70, in april één op de vier. En tachtigplussers komen er sowieso nauwelijks. Er zijn de afgelopen weken duizenden tachtigplussers in het ziekenhuis opgenomen, waarvan slechts enkele tientallen op de IC zijn beland.

 

Nederland probeert zijn alleroudsten niet alleen bij de IC weg te houden maar ook uit het ziekenhuis. Op 23 maart nog was 41 procent van de coronapatiënten in het ziekenhuis boven de 75, nu onder de 30 procent. Dat komt mede door een nieuwe richtlijn voor huisartsen die op 27 maart is ingegaan. Huisartsen zijn in Nederland meer dan in andere landen (Duitsland) poortwachters en nu vatten ze die taak nog serieuzer op. In overleg met de familie wordt bij oudere en zwakke patiënten vaker gekozen voor een behandeling thuis, met zuurstof en medicijnen.

Er is kritiek op dit beleid.

Het is zelfs ‘senicide’ of ‘gerontocide’ genoemd – gelukkig slechts op Twitter, en daar komt wel meer bagger voorbij. Ook in het buitenland vinden ze ons beleid soms vreemd. Hans van der Spoel, plaatsvervangend hoofd IC bij het UMC in Amsterdam zei in de Volkskrant: ‘Hoe verder je naar het zuiden gaat, hoe onbespreekbaarder het wordt om te stoppen met een behandeling die het leven onnodig rekt. Ze gaan daar langer door. Dat begint al in Frankrijk.’ Vermoedelijk geldt dit ook voor de Verenigde Staten, waar ze zich al diverse malen hebben verbaasd over ons als harteloos geziene beleid om euthanasie te verlenen aan bejaarden die geen zin meer hebben in het leven.

In medisch opzicht valt het IC-coronabeleid goed te verdedigen. Op 24 april waren er op de Nederlandse IC’s ruim 2500 coronapatiënten opgenomen geweest. Daarvan zijn iets meer dan 600 patiënten overleden en hebben zo’n 500 IC-patiënten levend het ziekenhuis verlaten. Met andere woorden, tot nu toe overlijdt in Nederland iets meer dan de helft van de IC-patiënten met corona. Dat is (met als kanttekening dat de cijfers elke dag veranderen) in internationaal opzicht ronduit goed.

Amerikaans onderzoek (bij een grote groep, bijna zesduizend, gepubliceerd in het prestigieuze blad Jama) wijst uit dat in New York 80 procent van de coronapatiënten op de IC overlijdt. Normaliter overlijdt in een New Yorks ziekenhuis één op de vijf patiënten maar bij coronapatiënten op de intensive care is dat vier op de vijf.

En in menselijk opzicht lijkt het Nederlands beleid ook verdedigbaar.

Natuurlijk, het is geen bewijs, maar ik herinner me heel goed de combinatie van zorgende warmte en medische rationaliteit bij de afdeling geriatrie van het Erasmus MC waar mijn destijds bijna 90-jarige vader enkele malen opgenomen is geweest, alvorens hij in 2014 overleed. Hij werd serieus genomen, er werd naar hem geluisterd, alles werd zorgvuldig uitgelegd, de hele familie werd erbij betrokken wanneer er een knoop moest worden doorgehakt. Dat was niet harteloos, dat was juist een teken van respect voor ouderen.

Datzelfde gebeurt nu bij de mensen die te oud of te zwak zijn om een IC te overleven. Dat is een teken van respect voor het leven.

 

Nederland, Noorwegen en Denemarken doen het binnen Europa bovengemiddeld goed

(23 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 42

Natuurlijk gaat er in Nederland veel fout bij de strijd tegen het coronavirus. Onze deskundigen dachten te lang dat het virus in China zou blijven. Ze hebben toen het eerste virus na een weekje skiën hier landde niet iedere besmette Nederlander kunnen testen en isoleren zoals je bij een besmettelijke ziekte eigenlijk zou willen.

Van Dissel en consorten raden de burger het dragen van mondkapjes af omdat we toch anderhalve meter afstand aanhouden. Terwijl je in elke supermarkt (althans, in de grote, multiculturele stad) kunt zien dat veel mensen zich daar niet aan houden. Plus dat iedereen met gezond verstand kan bedenken dat zelfs een sjaaltje of theedoek die maar de helft van de virusdruppeltjes tegenhouden, te midden van mensen die zich niet aan de regels houden beter is dan helemaal niets.

Bij alle kritiek op het RIVM, het Outbreak Management Team en het kabinet past één kanttekening. Iets dat (zoals op sociale media valt te merken) het merendeel van de mensen na die orkaan van corona-informatie nog steeds niet in de gaten heeft.

Hallo daar, dit is een volslagen nieuw virus waar de mensheid geen afweer tegen heeft en dat de potentie heeft om veel mensen te doden!

Tenzij er een vaccin komt, tenzij er snel betere medicijnen komen, moeten we het virus gecontroleerd over ons heen laten spoelen, in de hoop dat er zo min mogelijk doden vallen. Het is niet zo dat wanneer we voor maatregel A of B tot en met Z hadden gekozen dat we dan het virus hadden kunnen ‘verslaan’, zoals je wel hoort.

Ondanks alle foute inschattingen doet Nederland het in vergelijking met andere Europese landen niet slecht. Wel in vergelijking met allerlei Aziatische landen maar die hebben een totaal andere cultuur. De maatregelen die zij hebben ingevoerd, zouden in het opstandige en vrijgevochten Nederland helemaal niet kunnen. Nu het kabinet een iets voorzichtiger exitstrategie heeft gekozen dan velen hadden gehoopt, wordt al gedreigd met opstandjes (we gaan naar het Malieveld!). Laat staan als we in januari al alle grenzen en kroegen hadden gesloten plus het carnaval verboden.

Dus is het zinnig om te vergelijken met andere Europese landen. Dat kunt u zelf doen op de website Our World in Data, die door onderzoekers van de University of Oxford is opgezet. Daarop staan allerlei interactieve grafieken waar je Nederland kunt intikken en met andere landen vergelijken. We doen het redelijk. Het aantal coronadoden per miljoen inwoners is in Nederland  vergelijkbaar met andere Europese landen.

Onderzoekers van het Imperial College COVID-19 Response Team in Londen hebben een paar weken geleden schattingen proberen te maken van het reproductiegetal R in elf Europese landen. Dat reproductiegetal geeft aan hoeveel mensen besmet worden door een ander en is eigenlijk de meest cruciale maat bij een besmettelijke ziekte. Is die R boven de 1 dan is de aanpak fout, is het onder de 1 dan gaat het de goede kant op.

In de vergelijking van het Imperial College was Nederland niet meegenomen en scoorden Noorwegen (iets onder de 1) en Denemarken (iets erboven) het best, beter bijvoorbeeld dan Duitsland dat in Nederland regelmatig als voorbeeld wordt gebruikt van hoe het wél moet. Zweden, dat andere voorbeeld, scoort in de vergelijking van de elf reproductiegetallen overigens het slechtst.

Welnu, volgens de berekeningen die Jaap van Dissel van het RIVM elke week aan de Tweede Kamer toont, zit Nederland al geruime tijd onder de 1. Op 1 april meldde Van Dissel zelfs dat Nederland een R van 0,3 zou hebben, wat spectaculair goed zou zijn maar dat was een rekenfout dan wel optimistische vergissing. Op 8 april was de schatting 0,8 en ook op 22 april was het weer 0,8.

Met andere woorden, als dit klopt, doet Nederland het binnen Europa juist bovengemiddeld goed.

 

Argument voor voorzichtige exit: de tweede, derde en vierde golf kunnen hoger zijn dan de eerste (22 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 41

Waar het ruim een maand geleden nog leek alsof Nederland het onvoorzichtigste jongetje van de klas was, met de ode aan groepsimmuniteit en die milde lockdown, zijn we nu opeens terughoudender dan andere landen. Alleen de basisschool gaat weer open, jongeren mogen een beetje sporten, maar de rest blijft verboden.

Dat is wel erg voorzichtig. Het is een van de vele raadselen rond dit rare virus, maar kinderen onder de tien zijn vrijwel niet besmettelijk. Waarom mogen gezonde en vitale grootouders dan niet op hun kleinkinderen passen en aldus de ouders die thuiswerkend tien ballen tegelijk in de lucht moeten houden, een beetje ontlasten? Waarom zijn sporten waarbij lichamelijk contact vrijwel onmogelijk is zoals tennis en golf nog steeds verboden? De zon schijnt, we hebben vitamine D nodig voor wanneer er in het najaar een nieuwe uitbraak van COVID-19 komt. Juist nu zouden we niet binnen moeten blijven, een beetje zon is gezond!

Dat gezegd hebbende, het is een volslagen nieuw virus en tot nu toe lijkt maar zo’n vier procent van de bevolking er afweerstoffen tegen te hebben. Er zal zo goed als zeker een nieuwe golf van besmettingen komen. Dat zal waarschijnlijk in het najaar gebeuren maar bij dit bizarre virus weet je het maar nooit.

 

Doorgaans is een tweede pandemische golf kleiner dan de eerste maar dat is geen wet van Meden en Perzen. Bij de Spaanse griep van iets meer dan een eeuw geleden, was de eerste golf, in het voorjaar van 1918 een tamelijk gewone griepgolf. Nadat die voorbij was, kwam er in het najaar van 1918 een tweede golf, die tot in 1919 doorliep en ongekend was. Er stierven wereldwijd tussen de 20 en 80 miljoen mensen aan.

Zo stond in de Hoogeveensche Courant van 27 november 1918 het verhaal van Geertje Pieters uit Hollandscheveld. Die moest in één week maar liefst vier kinderen begraven: Jan van 32, Lucas van 25, Jantje (dochter) van 28 en Geert van 22. Van iedereen die besmet werd, ging één op de vijftig dood. Dat is een CFR, case fatality rate, van 2 procent, vermoedelijk tien maal zo hoog als COVID-19 tot nu toe (maar die cijfers zijn nog volop in beweging).

In zijn alleraardigste boek De virusinvasie uit 2003 suggereert viroloog Jaap Goudsmit dat de grote, gemene griep van het najaar misschien niet eens de tweede golf was maar de derde. Er zijn immers aanwijzingen dat het virus in Europa al griepgolven had veroorzaakt in 1916 en 1917.

Even bij wijze van intermezzo, de Spaanse griep heet zo omdat in mei 1918 koning Alfonso de Dertiende de eerste was met de zware griep. Het ging slecht met hem en toen de artsen niets meer konden doen, gaven ze hem in wanhoop een fles Bacardi-rum. De volgende dag was hij weer boven Jan. Het zal wel toeval zijn geweest want dit was nog niet de gemene golf die vanaf het najaar zou toeslaan, maar mede om die reden prijkt het Spaanse koningswapen, met de leeuw van Leon en de kastelen van Castilla, op de etiketten van Bacardi (onder een in deze tijden onheilspellende vleermuis).

Later rees de theorie dat de Spaanse griep eigenlijk uit het Amerikaanse Kansas komt waar in januari 1918 al een kleine epidemie was. Vervolgens zou het virus met de Amerikaanse dienstplichtigen die aan de Eerste Wereldoorlog deelnamen meegelift zijn naar Europa. Als dit klopt, zou de Spaanse griep dus eigenlijk de Amerikaanse griep moeten heten.

Maar zoals bijna altijd met luchtweginfecties kwam ook de Spaanse griep uit China, betoogt Jaap Goudsmit. Hij denkt dat de allereerste golf daar al aan het eind van de negentiende eeuw is ontstaan. Dit kan verklaren waarom er tijdens de epidemie van 1918 in het Chinese Kanton vrijwel geen ouderen stierven. Die hadden de infectie in hun jeugd meegemaakt en waren immuun.

Hoe dan ook, Spaans, Amerikaans dan wel toch Chinees, na de eerste golf kan dus een tweede, een derde en zelfs een vierde komen.

Toelichting: De anekdote over de Spaanse koning en Bacardi komt uit ‘In veel huizen wordt gerouwd’ van Reinold Vugs uit 2002, evenals het verhaal van Greetje Pieters die in één week vier kinderen moest begraven.

 

RIVM-onderzoeker: één uur felle zon doodt de meeste coronavirussen (21 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 40

Het is al lang bekend dat virussen niet van ultraviolet licht houden. UV-licht is krachtig, er zitten hoogenergetische fotonen in die het genetisch materiaal beschadigen. Dat is ook de reden dat de huid van mensen verkleurt wanneer ze in de zon zitten (en ze huidkanker krijgen wanneer ze dat teveel doen).

Niet alle virussen worden gedood door UV. Het tabaksmozaiekvirus (valt geen mensen lastig, alleen planten) is er bijvoorbeeld behoorlijk resistent tegen. Maar alles lijkt er op dat ook het nieuwe coronavirus COVID-19 niet dol op UV is.

Het Zuid-Koreaanse bedrijf Seoul Semiconductor heeft een UV-led lamp ontwikkeld waarvan wordt geclaimd dat deze 99,9 procent van de coronavirussen doodt in 30 seconden. En ook Boeing heeft UV-lampen in de toiletten van hun vliegtuigen die 99,99 procent van alle microben binnen drie seconden zouden doden.

Hoe zit het dus met gewoon zonlicht? Daar zit immers ook UV-licht in, in de tropen veel maar zelfs op onze breedtegraad vanaf het voorjaar ook.

Ik heb de vraag voorgelegd aan dr. Arjan van Dijk, specialist in de gezondheidseffecten van straling bij het RIVM. Zijn reactie (per mail): ‘Het is onwaarschijnlijk dat UV-straling van de zon invloed heeft op de verspreiding van het Coronavirus.’ Allereerst is niet duidelijk hoe lang uitgehoeste druppeltjes met virus in de lucht aanwezig kunnen blijven. Doorgaans dalen ze snel naar de grond. Op de website van het RIVM staat dan ook: ‘Er is nog geen bewijs dat het virus langere tijd in de lucht kan blijven en zich zo kan verspreiden.’

Helemaal zeker is dit dus niet. Evenmin is bekend of er een verschil is tussen relatief zware druppeltjes die bij het hoesten worden uitgestoten en minder zware, die verspreid worden bij het ademen en spreken.

Van Dijk is ambivalent over dit onderwerp. Enerzijds stelt hij dat UV straling geen invloed heeft op de verspreiding van het virus maar ook heeft hij uitgerekend hoeveel tijd nodig is om met zonnestraling de coronaconcentratie ‘met een factor 100’ terug te brengen: ‘als de zon een elevatie van 50 graden heeft, wat in Nederland vanaf eind april midden op de dag net wordt gehaald, dan is die tijd ongeveer een uur.’ Ter toelichting, in de winter staat de zon laag aan de hemel, in de zomer hoog en een ‘elevatie’ (zonnehoek) van 50 graden is er in Nederland zo’n vijf maanden, van eind april tot en met half september, op het middaguur. Dan is onze zon dus wel degelijk in staat om coronavirussen te doden.

 

Maar alleen als het onbewolkt is en wanneer de zon hoog aan de hemel staat. Als de zon iets lager staat (het merendeel van de dag) is er volgens Van Dijk al gauw vijf uur zonnestraling nodig om de virusconcentratie met een factor honderd te verminderen. Ook geldt het alleen voor virusdruppeltjes waarop zonlicht valt. Niet voor virussen in uw neus en keel en ook niet voor virussen in de kroeg, de schouwburg of andere plekken waar de zon nooit schijnt. Zoals Van Dijk zegt: ‘UV-straling werkt niet om een hoekje’.

Verder zijn virussen idioot klein. In een uitgehoest druppeltje kunnen dus heel wat virussen zitten. Ik heb er geen cijfers over kunnen vinden, maar stel dat er tien miljoen coronavirussen in een zwevend druppeltje zitten. Als de concentratie na een uur felle zon met een factor 100 is verlaagd zijn dat nog altijd 100.000. Het aantal virussen in dat druppeltje is dan weliswaar met 99 procent verminderd maar zo’n druppeltje kan nog steeds, wanneer het wordt ingeademd, iemand ziek maken. Bij het norovirus zijn achttien deeltjes al voldoende om iemand ziek te maken, hoorde ik in 2012 op een congres in Vancouver.

Maar na al die voorbehouden, zonlicht helpt natuurlijk wel, zelfs in het zo noordelijk gelegen Nederland. Van Dijk verwijst naar wetenschappelijke literatuur waaruit blijkt dat het nieuwe coronavirus in theorie drie uur in de buitenlucht kan overleven in afwezigheid van UV-licht. Met UV-licht erbij is dat dus een stuk minder.

En dat is goed nieuws op het moment dat de quarantaine in Nederland zijn veertigste dag ingaat. Per slot van rekening is het woord quarantaine afgeleid van het Italiaanse quaranta: de schepen in de haven van Venetië moesten tijdens de pestepidemie veertig dagen wachten voor er iemand van boord mocht.

Met andere woorden, het is tijd om de boel zo langzamerhand een beetje open te gooien en (met inachtneming van anderhalve meter) het zonnetje op te zoeken.

 

Het is dat het zo’n smeerlap is, maar je zou bijna bewondering krijgen voor dit virus (20 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 39

Nadat China begin januari het genoom van het nieuwe coronavirus vrijgaf, was er een ware explosie aan wetenschappelijk onderzoek, bij universiteiten, overheidsinstituten en bedrijfslaboratoria. Er is inmiddels geen exponentiële groei meer van patiënten maar nog wel bij de publicaties over het virus. Op de voor iedereen toegankelijke wetenschappelijke websites (medRxiv en bioRxiv) is dat gegroeid van een handvol eind januari tot tweeduizend nu.

Benjamin Neuman, hoogleraar biologie aan de Texas A&M University (VS), werkt al twintig jaar aan coronavirussen en heeft al die tijd niet geweten hoe die verdomde virussen eigenlijk de menselijke cel binnenkomen. Nu is het opeens duidelijk. Het virus is een soort inbreker. Hoe hij te werk gaat is goed beschreven in NRC Handelsblad. Maar met alle respect voor mijn ex-collega’s, wel een tikje ingewikkeld, dus geef ik het hier wat begrijpelijker weer.

Het virus heeft ongeveer honderd bolletjes (spikes). Daarmee opent het deurtjes (receptoren) op onze lichaamscellen. Het virusbolletje bestaat uit drie om elkaar gedraaide eiwitten. Een daarvan maakt contact met het menselijke deurtje. Daarna knipt een menselijk enzym de verbinding door en vervolgens maakt een van de andere virale eiwitten een opening in de menselijke celwand. Dan loost het virus zijn inhoud in onze cellen en neemt de regie over.

 

Het virus heeft een voorkeur voor lichaamscellen met het juiste deurtje (de ACE-2 receptor) plus het juiste enzym dat de verbinding doorknipt (TMPRSS2). Die combinatie zit zowel op longcellen als boven in de luchtwegen, in neus en keel. Dit is cruciaal. Het virus komt eerst in neus en keel, vermenigvuldigt zich en verspreidt zich dan via uitgehoeste (en misschien zelfs uitgeademde) druppeltjes. Dat gebeurt deels voor er klachten optreden.

Mede hierdoor is het virus zo succesvol. Mensen weten niet dat ze het virus verspreiden, kruipen niet in bed (want ze hebben geen klachten) maar lopen gewoon rond. Nieuw Chinees onderzoek, vermeld in artsenblad Medisch Contact, geeft aan dat misschien wel veertig procent van alle patiënten besmet is door deze asymptomatische verspreiders.

Pas na een of twee weken, als de klus in neus en keel er opzit, dalen de virussen af naar de longen. Die tussentijd kan verklaren waarom tachtig procent nauwelijks klachten heeft: als zij een goed afweerstelsel hebben, is dat in stelling tegen de tijd dat de virussen in de longen belanden. Mensen met een minder goede afweer komen dan wel in de problemen.

Het nieuwe coronavirus lijkt in een aantal opzichten op het SARS-virus uit 2003. Zo entert ook dat virus via dezelfde deur (de Ace-2 receptor) de menselijke lichaamscellen. Het MERS-virus (weer een ander coronavirus) uit 2012 daarentegen gebruikte een ander deurtje. Op de website van de American Council on Science and Health (ACSH) staat dat het huidige coronavirus ten opzichte van SARS zo’n 6.000 mutaties heeft ondergaan. Mede daardoor heeft het virus ook nieuwe trucs. Een daarvan is dat het de menselijke cellen belet om alarm te slaan en met behulp van de signaalstof interferon de afweertroepen te mobiliseren. Dit zou wel eens de verklaring kunnen zijn waarom de infectie met corona een maand kan duren, waar griep na een week voorbij is.

Het is dat het virus zo’n smeerlap is, die veel ellende veroorzaakt, anders zou je er bijna bewondering voor krijgen.

 

Hoe Astrid Joosten (nee, niet de Bekende Nederlander) stierf door een vleermuisvirus

(19 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 38

Astrid Joosten en Jaap Taal waren eigenlijk niet zo geïnteresseerd in vleermuizen. Maar toen ze toch in Uganda waren en een paar uur over hadden, bood de reisorganisatie een uitstapje aan naar het Maramagambo woud. Daar was een bijzondere grot, de Python Cave. De prijs was niet inbegrepen bij de reis maar Astrid Joosten (niet te verwarren met de tv-presentator) en haar man zeiden: ‘misschien kom je hier maar een keer in je leven en je moet alles doen wat je kunt’.

Met een gids en een andere toerist daalden de twee Nederlanders af naar de grot. Het rook zuur, het plafond hing vol grote vleermuizen en de bodem bestond uit stenen, overdekt met een laag poep. Het was moeilijk lopen en toen raakte Astrid even een steen aan, om steun te zoeken.

Twee weken later, in juni 2008, werd Astrid ziek. Het leek griep maar een paar dagen later begaven haar organen het en stierf ze.

Ze was besmet met het marburgvirus.

Er zijn meer dieren die virusziekten verspreidden: knaagdieren (hanta, lassa), eenden en kippen (griep, vogelgriep), mensapen (aids). Maar er is één dier dat er bovenuit springt. De vleermuis verspreidt een hele reeks: marburg, Hendra, Nipah, SARS, MERS, waarschijnlijk ebola en dan nu het coronavirus dat de wereld in een wurggreep houdt.

 

Achter veel uitbraken blijken vleermuizen te zitten. Bijvoorbeeld in Bangladesh in januari 2005. Twaalf gevallen van Nipah, waarvan elf dood. Een internationaal team van epidemiologen en virologen zocht uit wat de bron was. Het bleek te maken te hebben met dadelpalmsap. Tappers klimmen in de palmbomen, halen een stukje schors weg en hangen daar een pot onder. ’s Nachts stroomt de pot vol met sap en de tapper gaat de volgende dag met sap van deur tot deur. Het team ontdekte dat er vleerhonden (heel grote vleermuizen) huizen in de bomen en het sap soms verontreinigd is met urine of poep.

De twee voorbeelden komen uit het alleraardigste Zoönose, waar David Quammen zes jaar aan heeft gewerkt. Het ligt net vertaald in de winkel en is een aanrader in deze tijden van quarantaine.

Ook Quammen vraagt zich natuurlijk af: waarom de vleermuis?

Hij heeft een reeks mogelijke verklaringen. Daar zit overigens niet de recente hypothese bij dat vleermuizen een alerter interferonsysteem hebben dan mensen, waardoor ze zelf niet ziek worden en met virussen blijven rondvliegen (zie coronajournaal aflevering 34).

Een eerste verklaring is dat er heel veel vleermuizen zijn: van alle zoogdiersoorten is één op de vier vleermuis. Een tweede verklaring is dat ze elkaar opzoeken. Daar houden virussen van: mazelen werd pas een mensenziekte toen onze voorouders een paar duizend jaar geleden in steden van een half miljoen gingen wonen. Welnu, vleermuizen kruipen nog dichter op elkaar. Guanovleermuizen in een grot in New Mexico (VS) zitten met driehonderd individuen op een ruimte van een tiende vierkante meter. En tenslotte vliegen ze, elke nacht tientallen kilometers om voedsel te zoeken en ook nog eens honderden kilometers wanneer ze in de loop van het seizoen van de ene rustplek naar de andere gaan. Ook dat stellen virussen natuurlijk op prijs.

Tijdens de eerste uitbraak van ebola, wellicht begonnen met het eten van vleermuissoep, zei viroloog Ab Osterhaus tegen me (‘Een vliegend virusvat’, Elsevier, 23 augustus 2014) dat het niet voor niets was dat onze voorouders gruwelverhalen over de vleermuis hadden (de vleermuis als hulpje van graaf Dracula bijvoorbeeld). Misschien wisten zij intuïtief al wat wij de laatste jaren ontdekken.

Pas op voor de vleermuis.

 

Oversterfte door corona gaat naar 15.000, ofwel richting Spaanse griep (18 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 37

Corona is zonder enige twijfel zwaarder dan de zware griep uit de winter van twee jaar geleden. Dat blijkt uit de wekelijkse sterftecijfers van het CBS. Uit de grafiek (bijgewerkt tot en met 12 april) blijkt dat de piek van 2018 nu voor de derde week overtroffen is. In 2018 was de piek in sterfte 4.000 per week. Bij COVID-19 zitten we nu op 5.000. Wel lijkt het er op dat het stabiliseert. De sterfte in week 15 was even groot als in week 14, dus het ligt in de lijn der verwachting dat het nu gaat zakken.

De totale sterfte door de pittige griep in 2018 wordt op 9.500 geschat. Daar gaat corona dik overheen. Het is moeilijk schatten want het gaat om extra sterfte ten opzichte van de normale wintersterfte (2.500 per week), maar het zou, kijkend door de oogharen, kunnen dat we op 15.000 tot 20.000 oversterfte uitkomen.

Nog even ter vergelijking, de oversterfte in Nederland tijdens de Spaanse griep van 1918 en 1919 (met bijna 7 miljoen inwoners) wordt geschat op 20.000 tot 60.000. De statistieken waren minder goed dan nu en na de griepinfectie kwam nog een bacteriële longontsteking, vandaar die brede spreiding.

 

De relativerende geluiden dat we de hele samenleving op slot hebben gegooid voor niet meer dan een griepje blijken dus niet juist. Vooral omdat de sterfte vermoedelijk aanzienlijk hoger was geweest zonder de regels van anderhalve meter, veel handenwassen en thuis blijven als je verkouden bent.

En dan te bedenken dat we net op de top van de eerste coronagolf zitten. Nog maar drie procent van de bevolking heeft afweerstoffen tegen het virus, blijkt uit de eerste steekproef (uitgevoerd door bloedbank Sanquin). We zijn er nog lang niet. Als we de computermodellen mogen geloven, komen er nog een paar golven aan, elke keer als we de adviezen versoepelen. Een studie van Harvard-hoogleraar epidemiologie Marc Lipsitch geeft zelfs aan dat dit tot 2024 door zou kunnen gaan, als het klopt dat mensen na een tijdje hun immuniteit verliezen, wat vaker gebeurt bij luchtweginfecties.

Natuurlijk kunnen de huidige sterftecijfers worden gerelativeerd. Bij de Spaanse griep overleden veel meer jongvolwassenen dan nu. Bij corona bovenal ouderen en mensen met gezondheidsproblemen. Dat maakt verschil. Toen RIVM-topman Jaap van Dissel op 16 april zijn wekelijkse college in de Tweede Kamer gaf, liet hij de slide met de oversterftegrafiek van het CBS zien. Hij wees er op dat er twee milde griepseizoenen zijn geweest (de afgelopen winter en die daarvoor) en zei: ‘U kunt zich voorstellen als er een aantal seizoenen zijn geweest met een milde griep dat er dan een opbouw is van patiënten die kwetsbaar zijn voor een nieuwe infectie zoals corona.’ Met andere woorden, een deel van de ouderen en zieken die nu aan corona overlijden is inhaalsterfte.

En de stelling dat we overreageren, valt nog steeds te verdedigen. De Zweedse econoom Lars Jonung, die in 2006 voor de Europese Commissie een rapport over de gevolgen van een pandemie schreef, zei in NRC van 17 april dat wij de samenleving te veel op slot gooien.  We hadden volgens hem ook voor de benadering kunnen kiezen om de samenleving enigszins open te houden en de kwetsbare mensen te verzoeken om zoveel mogelijk thuis te blijven. Iets dat in zekere zin in Zweden (als enige land binnen Europa) wordt geprobeerd. De 75-jarige Jonung: ‘Omdat ik niet ziek wil worden, blijf ik gewoon thuis. Mijn vrienden doen hetzelfde. We zwaaien naar elkaar. We appen. Iedereen neemt zijn verantwoordelijkheid.’

Maar ja, dat kan in Zweden, maar minder makkelijk in het dichtbevolkte Nederland. Ook al blijf je zoveel mogelijk thuis, als je toch eens per dag boodschappen moet doen in de grote, multiculturele stad, blijft het elke keer weer schokkend hoe weinig mensen zich in de supermarkt aan anderhalve meter houden.

 

Wat een slim virus is het toch: zie het correctie-enzym en de cytokinestorm (17 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 36

Het is een slim virus.

Dat kan ook bijna niet anders. Als een virus zich zo snel over de wereld verspreidt als COVID-19 nu, moet het uitzonderlijke eigenschappen hebben. Even ter toelichting: ik merk op Twitter dat er mensen zijn die menen dat ik met ‘slim’ bedoel dat een virus hersenen zou hebben.

Organismen die er in slagen om zich over de hele wereld te verspreiden, doen het evolutionair goed en in die overdrachtelijke zin zijn ze ‘slim’. Dat bedoel ik. Het nieuwe coronavirus is slimmer dan de oude coronavirussen die SARS en MERS veroorzaakten want die brachten geen pandemie teweeg. COVID-19 is slim zoals de mens dat is, als mieren, meeuwen, de bruine rat en de wilde eend.

Omdat het een volslagen nieuw virus is, verrast het ons ook elke dag.

Even weer wat (voor mij althans) nieuwe inzichten over het virus.

De eerste is een genetisch herstelmechanisme. Het coronavirus is een zogeheten RNA-virus, net als griep en de meeste verkoudheidsvirussen. Nu is RNA een uitgeklede versie van DNA, het genetisch materiaal dat wij mensen en de meeste levende wezens hebben. Van RNA-virussen is bekend dat ze veel foutjes maken bij de vermenigvuldiging. Dat is dan ook de reden dat RNA-virussen snel muteren en het griepvirus elk jaar anders is.

Welnu, in één opzicht lijkt het huidige coronavirus net nog een tikje slimmer dan andere RNA-virussen, las ik in C&EN (Chemical & Engineering News). Het heeft een truc om slordigheden bij de voortplanting te corrigeren: het enzym polymerase. Dat kan foutjes in RNA herstellen.

Voor ons mensen, gewapend met een echt brein, heeft dit weer als voordeel dat we een aangrijpingspunt hebben voor nieuwe medicijnen. Zowel remdesivir als EIDD-2801, twee nieuwe virusremmers die nu door de farmaceutische industrie worden beproefd als medicijn tegen corona, richten zich tegen dit virale en vitale enzym.

Een ander kenmerk is dat er sprake lijkt te zijn van twee ziektefasen. Een eerste fase waarin het allemaal nog niet zo ernstig is en een tweede, na één tot twee weken, waarin van het ene moment op het andere een ernstige verandering optreedt. Libby Hohmann, infectieziektenspecialist bij het Massachusetts General Hospital in Boston noemt het ’alsof je van een klif valt’.

 

Het lijkt wel alsof de afweer van het lichaam in paniek raakt. Een soort kortsluiting, waarbij het lichaam maar cytokinen (afweer- en communicatiestoffen) blijft produceren. Moleculen die de patiënt meer kwaad dan goed doen. Om die redenen wordt ook wel gesproken van een cytokinestorm. In Spanje, een van de meest getroffen landen, zeggen artsen zelfs dat niet het coronavirus de patiënt doodt maar deze afweerstorm.

Rafael Máñez, hoofd intensive care van het Hospital Universitari de Bellvitge in Barcelona, kent dergelijke cytokinestormen ook wel van andere ziekten zoals griep, maar bij corona is het veel sterker. Er valt ook niet zoveel tegen te beginnen, zegt hij. Hij stelt dat corona in dit opzicht het afweerstelsel van de mens op de proef stelt.

 

Het is niet zozeer dat we een sterkere afweer nodig hebben tegen dit virus, maar een meer gebalanceerde. Een afweer die het koppie erbij houdt en niet zo snel op hol slaat

 

Ook IJslands bevolkingsonderzoek suggereert dat kinderen weer naar school kunnen (16 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 35

Of de scholen straks weer open kunnen, hangt mede af van een onderzoek dat gedaan wordt naar de besmettingsgraad en de besmettelijkheid van kinderen. De resultaten daarvan worden in de loop van de komende week verwacht, maar in afwachting daarvan biedt een onderzoek uit IJsland, dat op 14 april voor publicatie aan de New England Journal of Medicine is aangeboden enig houvast.

IJsland heeft een rijke traditie van bevolkingsonderzoek. Mede om die reden heeft de IJslandse biochemicus Kari Stefansson ooit het bedrijf deCODE Genetics opgericht (later overgenomen door het Amerikaanse biotechconcern Amgen). De huidige studie is ook opgezet en gefinancierd door deCODE Genetics met Stefansson als hoofdauteur. Ik interviewde hem in Reykjavik voor Elsevier (16 december 2000). Toen al benadrukte hij dat het IJslandse bevolkingsonderzoek voor andere landen van belang kan zijn. ‘We kunnen de wereld van dienst zijn met onze genen.’

In IJsland werden twee groepen getest. Allereerst mensen waarvan verwacht werd dat ze wellicht besmet waren met covid-19, omdat ze symptomen hadden en in risicolanden (bijvoorbeeld op skivakantie in Oostenrijk of Noord-Italië) waren geweest. En daarnaast twee willekeurige steekproeven uit de bevolking, iets met een andere methodiek.

Van de ruim 9.000 mensen waarvan werd gedacht dat ze wellicht het virus hadden, bleek na een test (de zogeheten PCR-test, die kijkt of er genetisch materiaal van het virus in het bloed zit) 13 procent besmet. Van de willekeurige steekproef was 0,6 en 0,8 procent besmet. Omdat IJsland niet zo’n grote bevolking heeft, kon in totaal 6 procent van de gehele bevolking worden getest, wat best veel is.

Dan datgene waar iedereen in Nederland op zit te wachten. Hoe zit het met de kinderen?

Welnu, van de groep die symptomen had en in een verdacht gebied was geweest, had van de kinderen onder de tien 6,7 procent het virus. Bij de willekeurige steekproef had geen enkel kind onder de tien het virus onder de leden. Voor kinderen tussen 10 en 20 ligt het wat anders. Die zijn veel minder besmet met het virus dan gemiddeld maar wel meer dan kinderen onder de tien.

Natuurlijk kunnen de resultaten van het IJslandse onderzoek niet zomaar naar Nederland worden vertaald. In IJsland heeft corona zich maar langzaam verspreid op basis van import uit risicolanden, in Nederland is het na het carnaval in Brabant snel gegaan. In IJsland is minder dan één procent van de bevolking besmet, in Nederland zeker meer: steekproeven bij de huisartsen (het zogeheten Nivel-systeem) geven 6 procent aan. Toch valt er natuurlijk wel iets over te zeggen.

In de eerste plaats geven de IJslandse resultaten duidelijk aan dat kinderen tot tien het virus vermoedelijk niet verspreiden, tenzij ze verkouden zijn en in een risicogebied zijn geweest. Dus op basis van het IJslandse bevolkingsonderzoek zouden de kinderdagverblijven en de basisschool tot en met groep 5 gewoon weer open kunnen, op voorwaarde dat verkouden of koortsige kinderen thuis blijven.

Kinderen tussen 10 (vanaf groep 6 op de basisschool) en 20 kunnen wel degelijk besmet zijn maar het risico is minder dan de helft van volwassenen. Zo’n 0,3 procent van de IJslanders tussen de 10 en 20 bleek bij de steekproef besmet, vergeleken met 0,6 tot 0,8 procent bij de totale bevolking. Ook uit de cijfers die Jaap van Dissel van het RIVM op 16 april verstrekte aan de Tweede Kamer blijkt dat kinderen tussen de 10 en 20 veel minder bevattelijk zijn voor corona. Van de Nederlandse bevolking is 22 procent onder de 20, van de coronapatiënten maar één procent.

Samenvattend, kinderen tot tien jaar vormen nauwelijks een probleem en kunnen gewoon weer naar school. Bij kinderen tussen de tien en twintig jaar is het risico wat groter maar ook die zijn veel minder besmet (en dus vermoedelijk ook veel minder besmettelijk) dan volwassenen. Ook zij zouden weer naar school kunnen, mits de anderhalve meter afstand in acht wordt genomen.

 

Waarom een vleermuis vol zit met enge virussen – en komt corona uit een Chinees lab? (15 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 34

Veel enge virusziekten beginnen bij vleermuizen. Ook corona. Dat is vermoedelijk afkomstig van een hoefijzervleermuis.

Waarom is de vleermuis een virusvat?

Ze hebben allereerst een opmerkelijke afweer tegen virussen, staat in het Britse wetenschapsblad Nature. Daardoor worden ze zelf niet ziek. Amerikaanse onderzoekers (van de Berkeley-universiteit) infecteerden in het laboratorium vleermuiscellen met virussen om te kijken hoe die reageerden en publiceerden daarover in het online-blad eLife.

Welnu, de cellen maken bij een virusaanval bliksemsnel de stof interferon-alfa aan. De cel gaat in een alarmfase, waardoor de virussen geen schade veroorzaken. Andere diercellen waarmee dit experiment werd gedaan hadden dat alarmmechanisme niet of veel minder en gingen dood. Juist door dat alarmmechanisme op basis van interferon kunnen de virussen wel blijven bestaan in de vleermuiscellen. De vleermuizen vliegen gewoon door en laten intussen virusvolle ontlasting vallen.

Wat ons brengt bij de hardnekkige complottheorie dat het coronavirus helemaal niet van een markt afkomstig is maar uit een laboratorium in Wuhan.

In theorie kan het. Net zoals de Amerikaanse onderzoekers geïnteresseerd zijn in vleermuizen en hun virussen, zijn Chinezen dat natuurlijk ook.

Dat onderzoek deden ze in Wuhan. Het Wuhan Institute of Virology (WIV) verkreeg in 2015 als eerste laboratorium in China de hoogste veiligheidsstatus, wat betekent dat je onder gecontroleerde omstandigheden (zoals onderdruk waardoor lucht wel naar binnen kan maar niet naar buiten) met enge parasieten kunt werken. Onderzoekers onder leiding van Shi Zhengli publiceerden in 2017 een artikel waaruit bleek dat ze research deden naar de virussen van hoefijzerneusvleermuizen uit de grot waar in 2002 de SARS-epidemie vandaan kwam.

 

Zelfs de keurige Washington Post gaat een beetje mee in de complottheorie. De krant meldde op 14 april dat Amerikaans ambassadepersoneel diverse malen in het lab op bezoek was en in januari 2018 rapporteerde dat het personeel niet goed genoeg opgeleid was. In een van de ambtsberichten die de ambassade naar Washington stuurde, wordt zelfs expliciet gewaarschuwd voor de mogelijkheid van een SARS-achtige epidemie als er een vleermuisvirus uit het WIV zou ontsnappen.

Eerlijk gezegd klinkt het mij te complotterig. Dat Wuhan een bio-lab heeft, is niet opmerkelijk. Bij het laboratorium van Marion Koopmans (daarvoor van Ab Osterhaus) op het Erasmus MC in Rotterdam wordt al vele jaren onderzoek gedaan naar virussen in de ontlasting van trekvogels om nieuwe vormen van vogelgriep te begrijpen. Ook dat werd in 2014 door de Amerikanen gezien als riskant. De Rotterdamse onderzoeker Ron Fouchier kon om die reden enige tijd geen Amerikaanse subsidie voor zijn onderzoek krijgen.

Er is trouwens geen laboratorium nodig om een uitbraak te verklaren wanneer het in de wereld barst van de grotten vol vleermuispoep. Zoönose – hoe dodelijke ziekten van dier naar mens overspringen (net in de boekwinkel) van de Amerikaanse wetenschapsjournalist David Quammen begint met een uitbraak van het hendravirus onder paarden en mensen in de Australische stad Brisbane, in 1994.

Ook die ziekte kwam bij vleermuizen vandaan en er is natuurlijk uitgebreid onderzoek gedaan naar de bron. Het bleek een boom in de stad Hendra, iets ten noorden van Brisbane. Daar verzamelden vleermuizen zich en viel ontlasting vol virussen naar beneden.

Een complot is dus helemaal niet noodzakelijk, een boom volstaat.

 

Chloroquine en HCQ (de wondermiddelen van Trump) zíjn helemaal niet van die goede medicijnen

(14 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 33

Op 21 maart merkte de Amerikaanse president chloroquine en hydroxychloroquine in een persconferentie aan als een potentiële ‘game changer’. Sindsdien is er een politieke oorlog ontstaan rond deze medicijnen.

Er zijn felle voorstanders en felle tegenstanders. Iedereen vliegt elkaar in de haren. Zo circuleert op Nederlandse sociale media een brief van ene Petra de Geus, die er schande van spreekt dat de inspectie voor de gezondheidszorg de Limburgse huisarts Rob Elens verboden heeft om deze medicijnen aan zijn patiënten toe te dienen. Deze mevrouw heeft voor zover ik heb kunnen vaststellen kennis van virussen noch medicijnen maar is er desalniettemin van overtuigd dat de medicijnen effectief zijn. Ze eindigt haar brief aldus: Weg met deze regering! Leve een vrij Nederland!

Om welke middelen draait het?

Welnu, chloroquine en hydroxychloroquine (HCQ) zijn al tamelijk oude malariamedicijnen. Ze zijn in zekere zin broertjes van het aloude kinine (uit de bast van de kinaboom, waarvan al in de zeventiende eeuw bekend was dat het hielp bij koorts) en hebben het grote voordeel dat ze er zíjn. Ze bestaan, zijn van het octrooi af en dus tamelijk goedkoop. Dat draagt dan weer bij aan de complottheorieën. De middelen worden niet toegepast omdat die vermaledijde farmaceutische industrie er niet rijk aan kan worden!

Als je eerlijk, rationeel en nuchter naar chloroquine en HCQ kijkt, dan blijken het helemaal niet van die goede medicijnen te zijn.

Ja, er zit zoals de naam aangeeft chloor in en daar houdt het meeste ongedierte (plus de milieubeweging) niet zo van, zoals mensen weten die wel eens de badkamer en wc poetsen. Maar dat is niet genoeg aanbeveling.

In het gezaghebbende C&EN (Chemical & Engineering News) werd er onlangs een artikel aan gewijd, waarin je tussen de regels door de verbazing proeft: waarom besteden we hier eigenlijk zoveel aandacht aan? Het moet gezegd, bij muizen doen chloroquine en HCQ het aardig tegen een hele batterij virusziekten waaronder SARS en MERS, de broertjes van Covid-19. En in gekweekte niercellen van bepaalde apen doen de middelen het inderdaad redelijk tegen Covid-19, het coronavirus dat ons momenteel plaagt. Maar bij mensen is het een ander verhaal. Er zijn een paar studies die wel positief waren maar die waren klein en niet heel wetenschappelijk.

Op de website van de American Council on Science and Health (een onafhankelijke en betrouwbare organisatie, die ik al een aantal jaren volg) schrijft Katherine Seley-Radtke van de University of Maryland (Baltimore) eveneens dat de medicijnen het niet zo goed doen tegen corona. Seley-Radtke is een medisch chemicus die al dertig jaar bezig is met het ontwikkelen van antivirale medicijnen en zich de laatste zeven jaar heeft toegelegd op medicijnen tegen coronavirussen. Ze weet dus echt waar ze het over heeft.

Ze constateert dat er een aantal studies zijn die ronduit negatief zijn. Plus een paar positieve. Die hebben de laatste tijd veel aandacht gehad maar die studies hadden ernstige mankementen. Eén Franse studie bijvoorbeeld was uitgevoerd bij patiënten die slechts milde klachten hadden en niet eens koorts. Kortom, die zouden het coronavirus misschien wel te boven zijn gekomen met een paar snoepjes of een kop kippensoep (ook wel joodse penicilline genoemd).

Seley-Radtke noemt Trump niet maar zegt wel dat chloroquine en HCQ (dat een tikje minder giftig is dan chloroquine en dus minder bijwerkingen heeft) veel te veel aandacht hebben gekregen. ‘Ik behoor tot een groep onderzoekers die bezorgd zijn dat dit medicijn een te hoge prioriteit heeft gekregen voor er genoeg bewijs was dat het effectief is.’ Haar conclusie: de middelen werken niet erg goed tegen corona of andere virussen, hebben behoorlijke bijwerkingen en geven mensen valse hoop.

 

Als de nood het hoogst is, is de redding nabij en komt een vaccin (13 april 2020)

 

Coronoajournaal aflevering 32

Als de nood het hoogst is, is de redding nabij en komt een vaccin.

Dat was in elk geval zo met polio, 65 jaar geleden. Wat corona nu is, was polio aan het begin van de jaren vijftig. De Amerikaanse schrijfster Jane Smith heeft daar in Patenting the Sun uit 1990 fraai over geschreven. Volgens haar vreesde men in de jaren vijftig polio meer dan kanker, meer dan pokken, meer dan hartaanvallen, meer dan wat dan ook. Iedereen was doodsbenauwd om door verlamming van de borstspieren aan de beademing te komen, de gevreesde ‘ijzeren long’.

 

Amerika werd sinds 1952 geteisterd door een polio-epidemie, in Nederland was de piek in 1956. Er waren in Nederland 2.000 ziektegevallen (met 70 doden) en in Amerika 60.000, van wie er 3.000 overleden. Het aantal doden viel dus wel mee, zeker in vergelijking met corona, maar veel mensen die het overleefden, waren voor de rest van hun leven verlamd. Polio kende bovendien net als corona het verschijnsel van de asymptomatische patiënt: mensen die besmet zijn, het virus verspreiden maar dat niet weten omdat ze helemaal nergens last van hebben. Er is wel geschat dat rond 1956 één tot twee miljoen Nederlanders besmet waren met het poliovirus.

De epidemie van 65 jaar geleden is allang vergeten maar in de taal leeft het nog voort. ‘Heb je polio gehad soms?’, ‘heb je polio-handjes’?, voor wanneer iemand niet genoeg de handen uit de mouwen steekt. De uitdrukking ‘kinderverlamming’ als synoniem voor polio is zelfs in het woordenboek beland.

Polio verspreidt zich via de darmen en om die reden werd zwemmen in openbare zwembaden of een rivier sterk afgeraden. Een enkeling bepleitte zelfs sociale distantie. Zo zei een Amerikaanse moeder (anekdote uit het boek van Smith) tegen haar dochter: ‘Kus geen jongens, voor je het weet, heb je een kreupel been.’

En toen waren er opeens twee vaccins. Dat van Jonas Salk in 1955 (met dode virussen, in een naald, dus duur) en een jaar later dat van Albert Sabin (met levende, kreupele virussen, in een suikerklontje, spotgoedkoop).

Door de twee vaccins is het poliovirus bijna de wereld uit. Alleen in sommige islamitische landen komt het nog voor. Dat heeft mede te maken met het oppakken van Osama bin Laden in 2011 in de Pakistaanse stad Abbotabad. Daarbij is gebruik gemaakt van een nep-inentingscampagne tegen polio, waarbij in de buurt van Bin Laden overal werd aangebeld (voor een ‘gratis polioprik’) om aan de weet te komen wie in welk huis woonde. In Nederland was er nog een minieme uitbraak in 1992 en 1993, van ruim zeventig patiënten in de zogeheten Bible Belt, van Zeeland tot de Veluwe , bij mensen die zich om religieuze redenen niet hadden laten inenten.

 

Het kan dus, een vaccin tegen een virusziekte (mits mensen er gebruik van maken). Ook pokken en mazelen worden veroorzaakt door een virus en die zijn net als polio tot stilstand gebracht door een vaccin, al blijft mazelen nog steeds af en toe terugkomen. Niet zozeer vanwege religieuze bezwaren maar omdat mensen (soms zelfs hoogopgeleid) op internet hebben gelezen dat vaccins gevaarlijk zouden zijn. Meer grachtengordel dus dan Bible Belt.

Maar een vaccin is er niet van de ene op de andere dag, zo leert polio. Jonas Salk heeft er drie jaar over gedaan sinds de polio-uitbraak van 1952, Albert Sabin vier.

Nu zijn we technologisch veel verder dan toen, met name in de biochemische laboratoria, die veel meer geautomatiseerd en gerobotiseerd zijn dan destijds. Maar ook Ursula von der Leijen, de voorzitter van de Europese Commissie, waarschuwde op 12 april dat het dit jaar vermoedelijk niet gaat lukken. Hanneke Schuitemaker die bij Janssen in Leiden aan een kandidaat-vaccin werkt, denkt dat het al gauw anderhalf jaar duurt.

Dat het zolang duurt, is logisch. Er is een wezenlijk verschil tussen een vaccin en een medicijn. Een medicijn geef je aan zieke mensen, een vaccin aan gezonde. Een medicijn mag dus best een tikje giftig zijn en bijwerkingen hebben (als de patiënt maar geneest), een vaccin mag geen  bijwerkingen hebben en moet veel beter worden getest.

En een garantie is er nooit bij een vaccin. Al sinds de aidsepidemie in de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn slimme onderzoekers in alle windstreken, bij de industrie zowel als de overheid, bezig met het ontwikkelen van een vaccin tegen aids en het is nog steeds niet gelukt.

(Toelichting: Een deel van het bovenstaande komt uit mijn boek Vaccinatie, Amsterdam University Press, 2014)

 

Ook testen is geen sluiproute waarmee we de corona-ellende kunnen ontlopen (12 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 31

Het lijkt alsof massaal testen een aantrekkelijk alternatief is voor de maatregelen die we nu nemen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) roept al wekenlang ‘testen, testen, testen’, iedereen kijkt naar Zuid-Korea en Duitsland waar meer wordt getest en minder coronadoden per miljoen inwoners zijn en dus waren er de afgelopen tijd diverse oproepen om ook in Nederland meer te testen.

Is dat inderdaad de oplossing?

In de eerste plaats moet onderscheid gemaakt worden tussen twee categorieën. Er zijn tests waarmee het virus wordt aangetoond en tests waarmee antistoffen tegen het virus worden aangetoond. De eerste geschiedt in de keel, de tweede in het bloed en ze kunnen voor het gemak dus keeltests en bloedtests worden genoemd.

De keeltests bestaan en zijn betrouwbaar. Dit zijn de tests die in Zuid-Korea, Duitsland en in toenemende mate ook Nederland worden toegepast. Achter in de keel (een onaangename ervaring, zo valt aan de gezichten af te lezen) wordt met een wattenstaafje wat slijm weggenomen en vervolgens wordt met een zogeheten PCR machine gekeken of erfelijk materiaal van het virus kan worden aangetoond.

Een positieve uitslag betekent dat u besmet bent met het virus en dus een paar weken in quarantaine moet. Een negatieve uitslag lijkt te prefereren maar biedt natuurlijk geen enkele garantie, zoals virologe Marion Koopmans van het Erasmus MC met Rotterdamse nuchterheid zei in NRC Handelsblad. ‘Wie vandaag negatief test, kan morgen positief zijn.’ Op deze test kun je dus eigenlijk geen goed beleid bouwen, tenzij je elke week heel Nederland gaat meten.

De bloedtests lijken aantrekkelijker. Als er antistoffen tegen het virus in je bloed zitten, ben je met het virus in aanraking geweest en heeft je lichaam afweer daartegen. Dat betekent bijna altijd dat je immuun bent, ongevoelig voor een nieuwe besmetting met datzelfde virus.

Helaas is de tweede categorie, de bloedtests, lang niet altijd betrouwbaar, bleek uit een verhelderend artikel van Maarten Keulemans in de Volkskrant. Ze zijn deels nog in ontwikkeling en zo her en der worden op internet al sneltests aangeboden. Het lijkt aantrekkelijk: in een paar minuten weet je of je immuun bent en weer naar buiten kunt.

Nee dus.

Ook wanneer die sneltests trots melden dat ze 75 procent ‘gevoelig’ en 95 procent ‘specifiek’ zijn, heb je er niet zoveel aan. Keulemans rekende keurig voor dat het merendeel van de mensen die positief zouden testen in zo’n sneltest helemaal niet in aanraking is geweest met het virus!

En ook met betere en gevalideerde bloedtests, met een hogere gevoeligheid en specificiteit, zijn we niet opeens uit de brand. Uit de eerste steekproeven die er zo her en der zijn geweest, komt immers naar voren dat slechts een paar procent van de bevolking inmiddels antistoffen tegen dit coronavirus heeft. Koopmans verwijst naar een Deens onderzoek dat aangeeft dat 3 procent van de bevolking antistoffen heeft en zij vermoedt dat het in Nederland niet veel meer zal zijn, in elk geval niet meer dan tien procent.

Tot op zekere hoogte zou zo’n betrouwbare bloedtest vooruitgang zijn. Want tegen die paar procent van de bevolking met afweerstoffen kun je dan zeggen dat ze hun gewone leven kunnen oppakken. Maar voor de 90 procent die nog niet met het virus in aanraking is geweest, geldt nog steeds dat ze zoveel mogelijk binnen moeten blijven, als ze naar buiten gaan anderhalve meter afstand moeten houden en dat ze een stuk of tien keer per dag hun handen gedurende een halve minuut moeten wassen.

Ook massaal testen is geen easy way out. Het is een volslagen nieuw virus, waartegen we geen afweer hebben en waar we weinig tegen kunnen doen, zolang er geen vaccin en geen effectief geneesmiddel is. Er bestaat geen sluiproute waarmee we de files op de coronasnelweg kunnen ontwijken.

 

Chinese hemoglobine-theorie kan niet verklaren waarom patiënten zuurstoftekort hebben  (11 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 30

Artsen die coronapatiënten behandelen, verbazen zich over het ernstige zuurstoftekort. Longarts Pascal Wielders van het Catharina-ziekenhuis in Eindhoven noemt het ‘stille hypoxemie’, een onzichtbaar zuurstoftekort. ‘We krijgen soms mensen binnen die zeggen: ik voel me helemaal niet zo benauwd. Maar ondertussen zien wij aan de zuurstofwaarde in hun bloed, dat dat wel zo is. Bovendien zien we dat ze blauw beginnen aan te lopen.’ Wielders zei dat hij geen idee heeft waardoor het komt.

Zijn collega Cameron Kyle-Sidell, die in New York op een intensive care werkt, heeft een suggestie. In een video vraagt de Amerikaanse intensivist zich bijna wanhopig af of corona een longziekte is die het bloed aanvalt dan wel een bloedziekte die de longen aanvalt.

Even leek er in dit verband een interessante hypothese.

Ze werd gelanceerd door de Chinese onderzoekers Wenzhong Liu en Hualan Li. Het bewuste artikel is nog niet geaccepteerd door een wetenschappelijk tijdschrift, nog niet door de kwaliteitscheck van peer review heen dus, maar staat sinds 7 april op een zogeheten open access site, waar het voor iedereen valt te lezen. De twee onderzoekers zijn verbonden aan de Sichuan University of Science and Engineering en de Yibin University . De eerste is een redelijk goede universiteit (nummer 296 in de wereld), de tweede een middelmatige (nummer 4.360).

De titel van hun artikel geeft de essentie weer. In mijn eigen woorden: COVID-19 valt de 1-beta-keten van hemoglobine aan en vangt porfyrine waardoor het menselijk heem-molecuul niet goed werkt. Nog simpeler: het coronavirus valt het bloedeiwit heem aan.

 

Ter toelichting: rode bloedcellen transporteren zuurstof vanuit de longen door het lichaam. In die cellen zit hemoglobine. Dat bestaat uit vier eiwitten, in het hart daarvan zit heem en in het hart van heem zit ijzer. Dat reageert sterk met zuurstof (ijzeren voorwerpen roesten) en daarom is ijzer zo belangrijk bij het ademen. Welnu, Covid-19 heeft drie eiwitten (orf1ab, ORF10 en ORF3a) die plakken aan groepen om dat ijzeratoom. Daardoor komt dat ijzer vrij, doet niet meer mee aan het zuurstoftransport en vergiftigt in plaats daarvan de longcellen.

De twee Chinese onderzoekers opperden dat hun hypothese zowel het gebrek aan zuurstof kon verklaren als de rare longfoto’s die een glasachtige structuur tonen. Diederik Gommers (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care) liet zulke foto’s op 8 april in de Tweede Kamer zien en vertelde dat de intensivisten en longartsen zoiets eigenlijk niet kennen.

De Chinese onderzoekers zeiden aan het eind van hun artikel nadrukkelijk dat het een hypothese is waar de rest van de onderzoekswereld nog naar moest kijken. Welnu, dat is inmiddels gebeurd en jammer genoeg lijkt ze geen stand te houden. De Amerikaanse arts Matthew Amdahl plaatste al kanttekeningen bij de hypothese en zei dat het helemaal niet zeker is dat het virus in de rode bloedcellen komt. De Utrechtse viroloog Xander de Haan, die al meer dan twintig jaar onderzoek doet aan coronavirussen, is nog stelliger, zo laat hij per mail weten. Rode bloedcellen missen volgens hem de onderdelen (zoals het endoplasmatisch reticulum en ribosomen) die het virus nodig heeft om zich te vermenigvuldigen.

De Chinese hypothese had tevens kunnen verklaren waarom het antimalaria-medicijn chloroquine (en zijn broertje hydroxychloroquine) werkt tegen corona. Dit middel zou namelijk voorkomen dat de drie bewuste viruseiwitten aan het heem-eiwit vastplakken.

Chloroquine is omstreden. Trouw had het op 10 april over een chloroquine-hype. Die is deels aangewakkerd door enkele artsen: Didier Raoult in Frankrijk en Vladimir Zelenko in New York. In Nederland is de Limburgse huisarts Rob Elens overigens een chloroquine-fan.

Dat het zo omstreden is, komt echter bovenal door Trump. De Amerikaanse president heeft het middel al diverse malen genoemd in zijn persconferenties, wat tot amusante taferelen leidt want zijn belangrijkste medisch adviseur, Anthony Fauci, stelt keer op keer dat er geen bewijs is dat chloroquine (een middel met stevige bijwerkingen) iets tegen corona doet. Bij de talloze tegenstanders van Trump leidt het tot gegniffel: die oen weet niet eens het verschil tussen een bacterie en een virus. Ter toelichting: corona is een virus, malaria wordt veroorzaakt door een parasiet.

De bewuste parasiet (Plasmodium, geen bacterie trouwens) valt het genoemde heem-molecuul in de rode bloedcellen aan. Dat leek het dus gemeen te hebben met het coronavirus.

Helaas. De vraag waarom coronapatiënten zo’n vreemd zuurstoftekort hebben en waarom chloroquine iets lijkt te doen tegen corona, kan dus nog niet worden beantwoord.

 

Oh ja, we hebben nog een heus quarantaine-eiland in Nederland (10 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 29

Nu velen van ons in semi-quarantaine zijn, is het misschien aardig het verhaal van het Nederlandse quarantaine-eiland op te rakelen. Jawel, Nederland heeft een eiland gehad waar zeevarenden met een besmettelijke ziekte konden worden geïsoleerd, in de Rotterdamse wijk Heijplaat.

Het was een logische gedachte. Bacteriën en virussen nemen tegenwoordig het vliegtuig maar reisden vroeger per schip. Zo arriveerde de cholerabacil die in de negentiende eeuw Nederland teisterde met een reeks van epidemieën in 1832 als verstekeling op een vissersboot.

In 1934 werd het eiland geopend. Het had een eigen aanlegsteiger in de Maas. Logisch, want je wilt geen besmet schip in je stad. Er waren tien gebouwen, waaronder een eigen mortuarium. Alweer logisch want je wilt niet dat de besmette lijken buiten zo’n plek komen. Er was verder een chloorhuisje en een ontsmettingsbarak.

Het was een fantastisch idee natuurlijk.

Ware het niet dat zes jaar eerder Alexander Fleming penicilline had ontdekt. Dat was de eerste van een reeks ongekend krachtige antibiotica. Voorbeeld: voor de komst van antibiotica stierf zelfs in het allerbeste ziekenhuis 60 tot 70 procent van de patiënten met builenpest, daarna niemand meer. Het zelfvertrouwen dat antibiotica de medische stand verschafte, was onmeetbaar. In 1969 zei William Stewart, de Amerikaanse surgeon general (arts die de president adviseert), dat het hoofdstuk van de infectieziekten kon worden gesloten.

Het was het algehele gevoel: ‘we’ hebben gewonnen. Tienduizenden jaren lang was de mensheid belaagd door bacteriën en virussen, keer op keer waren er epidemieën geweest, maar nu hoefden we eindelijk niet meer bang te zijn.

Het was hoogmoed, weten we nu, maar begrijpelijk. Roel Coutinho (de voorganger van Jaap van Dissel als hoofd infectieziekten-bestrijding bij het RIVM) studeerde af als arts in het jaar waarin de Amerikaanse surgeon general zei dat het hoofdstuk van de infectieziekten kon worden gesloten en ging toen lekker eigenwijs als hij is toch de infectieziekten in.

Citaat uit zijn boek De geplaagde mens: ‘Het vakgebied was toen niet erg populair. In de loop van de twintigste eeuw was de sterfte ten gevolge van infectieziekten door de aanleg van riolering, betrouwbaar drinkwater, betere behuizing en andere hygiënische maatregelen sterk gedaald. Penicilline en een hele rits andere antibiotica kwamen beschikbaar, ernstige infecties die voorheen niet te genezen waren, konden met deze wondermiddelen effectief behandeld worden. Er kwamen nieuwe vaccins zoals tegen polio, een gevreesde ziekte die in de westerse landen regelmatig epidemieën veroorzaakte. Het optimisme was groot, infectieziekten stonden op het punt bedwongen te worden, het was kortom, geen vak waar je in de geneeskunde carrière in kon maken.’

Het quarantaine-eiland Heijplaat is vlak na de opening een tijd gebruikt als opvang voor joodse vluchtelingen, er hebben psychiatrische patiënten van het Delta-ziekenhuis gewoond, later is het gesloten en vervolgens gekraakt. De toenmalige krakers hebben inmiddels een huurcontract.

Oh ja, op het eiland bevindt zich ook een zandstrandje. Met dit weer had u daar in deze quarantainetijd een gebronsd kleurtje kunnen opdoen. Helaas mag dat nu even niet. Dan maar quarantannen op het balkon.

Toelichting: Ik zou willen dat ik de taalkundige innovatie quarantannen zelf bedacht had, maar hij is van mijn dochter, Marte Rozendaal. Een deel van de bovenstaande tekst heb ik eerder gebruikt in mijn boek ‘Alles wordt beter’.

 

Deze ellende gaat nog wel één of twee jaar duren (9 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 28

Over een paar weken gaat de Nederlandse samenleving langzaam van slot. Als het onderzoek dat nu gaande is, inderdaad uitwijst dat kinderen het coronavirus niet of nauwelijks verspreiden, zullen de scholen als eerste weer open gaan. Leidt dat één of twee weken later niet tot allerlei nieuwe ziekenhuisopnames, dan zijn de restaurants aan de beurt. Dan vermoedelijk de sportclubs. Wellicht in juni de kroegen.

Maar het zal een andere samenleving zijn. De wereld zal niet meer hetzelfde zijn.

Althans, zolang er geen vaccin is.

En dat gaat nog een tijd duren, àls het al lukt. Op 8 april liet Jaap van Dissel van het RIVM, bij zijn wekelijkse briefing van de Tweede Kamer, slides zien, op basis van onderzoek van Marion Koopmans van het Erasmus MC, waaruit bleek dat het minder simpel is dan gedacht om afweer tegen dit virus op te bouwen. Je moet echt ziek zijn geweest, willen er genoeg antistoffen in je bloed zitten.

Nu is afweer meer dan antistoffen alleen en er is bovendien een hele dierentuin aan verschillende antistoffen maar toch. Het doet me denken aan het optimisme van de aidsonderzoekers dertig jaar geleden toen zij naar een vaccin zochten. Ja, antistof A doet het niet zo goed, maar we hebben ook B, en als die het niet goed doet dan is Y een goede kandidaat en als dat niet lukt kunnen we aan cel-gebonden afweer denken. En u weet het, dat aidsvaccin is er nog steeds niet.

Met andere woorden, ik denk niet dat het vanzelfsprekend is dat er in 2021 een coronavaccin is en misschien zelfs niet in 2022.

En als het opbouwen van afweer na een lichte besmetting, met weinig symptomen, niet goed lukt, dan is het wellicht ook een illusie dat al die asymptomatische besmette mensen die overal buiten in het wild lopen, bijdragen aan de groepsimmuniteit die de nog niet-geïnfecteerden kan beschermen.

Bij wijze van intermezzo, excuus waarde lezer van dit coronajournaal dat ik zo vaak woorden als ‘wellicht’ en ‘vermoedelijk’ gebruik. Het kan niet anders. Dit is een volslagen nieuw virus dat bijna elke dag weer verrassende eigenschappen blijkt te hebben. Daarom ook is het zo makkelijk om te kankeren op het RIVM en minister-president Rutte met hun vertrouwen op groepsimmuniteit. Kom op zeg, niemand zag dit aankomen.

We zullen de komende tijd ons vertrouwen moeten stellen in coronatests (en dan niet tests die het virus aantonen maar die de afweer meten) plus in mondkapjes, want die kant gaan wij waarschijnlijk ook wel op.

 

Voordat de gemiddelde burger echter weet of hij wel of niet immuun is voor corona en dus bij zijn ouders dan wel kleinkinderen op bezoek kan, zijn we al gauw een half jaar verder. Het is niet eens zeker welke tests geschikt zijn voor het meten van de afweer, er zijn er miljoenen nodig en tot nu toe hebben we er in totaal 100.000 toegepast en ze zullen logischerwijs eerst toegepast worden in de zorg, bij de verpleeghuizen en daarna bij de leraren.

Natuurlijk zijn er ook optimistische geluiden. Waar Anthony Fauci, momenteel de hoogste medische autoriteit in de Verenigde Staten, ruim een week geleden nog uitging van misschien wel 100.000 coronadoden in de VS (wat overeenkomt met 12.000 doden in Nederland, zie coronajournaal aflevering 18) denkt hij nu dat het er ‘maar’ 65.000 zullen worden.

Maar daarbij zit een disclaimer: dat is alleen zo als het strenge beleid van afstand houden wordt volgehouden. Zodra dit wordt opgeheven, zijn de ziekenhuizen binnen twee weken weer overvol en sterven er dus veel meer mensen, omdat ze geen goede behandeling krijgen.

De modellenbouwers denken dat het misschien wel 800 dagen gaat duren voor het coronavirus met een systeem van pompend remmen, af en toe de teugels laten vieren en weer aantrekken als er teveel mensen op de IC belanden, zal zijn uitgedoofd. Met andere woorden, meer dan twee jaar. Hoogleraar microbiologie Jan Kluytmans vergeleek het gisteren met de oorlog: het kan wel een paar jaar duren voor we bevrijd worden.

Die anderhalve meter afstand en het verbod op handen schudden, blijven nog wel een tijd bij ons. En volle voetbalstadions, elkaar op de schouders slaan aan de toog, even een weekje naar de Canarische eilanden? Misschien eind volgend jaar weer.

 

Moeten jullie je ook niet eens achter de oren krabben, waarde specialisten en leraren? (8 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 27

Het gaat voorzichtig de goede kant op. De zon schijnt, misschien kan het coronavirus daar niet zo goed tegen, zelfs in Spanje en Italië zijn ze over de piek en dus wordt het zo langzamerhand tijd om aan het favoriete Nederlandse tijdverdrijf te gaan denken.

Zwartepieten!!!

Sommige achteraf-verwijten liggen voor de hand. Het RIVM heeft het onderschat, het kabinet was onduidelijk over groepsimmuniteit, Baudet wilde eerst een heel strenge lockdown en wil er nu gezwind van af.

Mag ik een aantal andere kandidaten opperen voor de zwartepiet?

We hebben de samenleving op slot gegooid en weten niet goed hoe we die er vanaf moeten halen. De NRC heeft met deskundigen op het gebied van epidemiologische planning gesproken. Ze hadden geen idee waar de uitgang was. Sterker, ze wisten niet óf er wel een is. Ook verschijnen zo her en der jaloers getoonzette reportages over Zweden, dat gedaan heeft wat wij uiteindelijk niet durfden: de samenleving enigszins gaande houden.

Dat roept dus de vraag op waarom het kabinet in het weekeinde van 14 maart het advies van de experts niet opvolgde om de scholen open te houden. Daar hadden die deskundigen goede argumenten voor. Om redenen die we nog niet begrijpen, spelen kinderen vrijwel geen rol in de coronapandemie. Ze worden niet ziek en vermoedelijk (dit wordt nu onderzocht) verspreiden ze het virus ook niet. Was dat advies opgevolgd, dan was een exitstrategie nu makkelijker geweest. Maar de druk vanuit de samenleving werd te groot, verklaarde Rutte later.

Van wie kwam die druk eigenlijk?

In de eerste plaats van de medisch specialisten. Hun organisatie, de Federatie Medisch Specialisten, had een oproep de wereld in gestuurd, met de nadrukkelijke bedoeling om via de media druk uit te oefenen, dat de scholen per direct moesten worden gesloten omdat er niet genoeg bewijs was dat kinderen het virus niet konden overdragen.

Bij die federatie zitten allerlei disciplines, maar het is geen beroepsvereniging van microbiologen, virologen of epidemiologen. Het is dus alsof de tandarts zich bemoeit met de behandeling van longkanker en zegt: hallo, ik ben ook dokter.

Het kabinet heeft uitstekende adviseurs bij het RIVM, het Outbreak Management Team en de universiteiten. Waarom fietste de Federatie Medisch Specialisten daar doorheen? Zoals hoogleraar microbiologie Marc Bonten zei op tv: Waar bemoeien jullie je eigenlijk mee?

Ook de leraren mogen zich achter de oren krabben. Zij oefenden eveneens druk uit op het kabinet met als klacht: jullie willen ons blootstellen aan een dodelijk virus. Hallo, waarde leraren, vertellen jullie je leerlingen wel dat ze moeten luisteren naar mensen die er wat vanaf weten? Die zeiden namelijk dat jullie geen groot risico liepen.

Met andere woorden, mede dankzij de medisch specialisten en de leraren zitten we nu in een doolhof waar niemand de uitgang weet.

 

Dit virus (Super-SARS) is veel slimmer en gemener dan iedereen had gedacht (7 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 26

We kunnen DNA aflezen en veranderen waardoor we de oorzaak van sommige erfelijke ziekten wegnemen, we kunnen aan het licht van een verre ster zien uit wat voor substanties deze bestaat, we hebben kernsplitsing, mobiele telefoons en het internet uitgevonden, we zijn almachtig. We kunnen zelfs veel gevallen genezen van de meest gevreesde ziekte op aarde – kanker – en dan zouden wij zo’n koutje niet aankunnen?

Nee dus. We kunnen niet alles.

De mensheid worstelt al eeuwenlang met geheel nieuwe bacteriën en virussen. Keer op keer leidt dat tot ernstige epidemieën, waardoor binnen een paar jaar een flink deel van een bevolking overlijdt. Dat is niet ineens over omdat wij technologisch zoveel geavanceerder zijn dan onze voorouders. Al die kennis en die kunde helpt ons in de strijd tegen het virus en de symptomen die het veroorzaakt, maar het neemt niet de oorzaak weg: tegen een volslagen nieuwe ziekteverwekker kan het menselijk lichaam weinig beginnen.

Dit virus verrast iedereen. (Mij ook, zoals u kunt merken door wat ik nu schrijf te vergelijken met eerdere afleveringen van dit coronajournaal.) Dat het besmettelijk is omdat het zich via hoestdruppeltjes en snot verspreidt, is natuurlijk niks bijzonders: dat doen andere verkoudheids- en griepvirussen en het mazelenvirus ook. Wel bijzonder is dat dit virus eerst een tijdje in de keel en neus blijft zitten alvorens het naar de longen afdaalt. Pas wanneer het virus in de longen zit, worden mensen ziek en kruipen in bed, maar voor die tijd hebben veel mensen er geen last van.

Vanuit het virus gezien is dat een superieure strategie. De Amerikaanse viroloog Peter Kolchinsky omschreef het virus op Twitter als een verbeterde versie van SARS. Dat virus was gevaarlijk, zo was al bij het begin van de uitbraak in 2003 duidelijk, maar het ging gelijk de longen in en maakte mensen dus ogenblikkelijk ziek. Daardoor kon de SARS-epidemie gestopt worden.

 

Dit broertje van SARS (de twee zijn genetisch 95 procent identiek) is slimmer. Omdat het niet gelijk naar de longen gaat, wemelt het van de besmette mensen zonder symptomen. Misschien een kwart van de geïnfecteerden, misschien vier op de tien. Die hebben weinig tot niets in de gaten, lopen rond, drinken een biertje, doen boodschappen en verspreiden het virus.

Daarom is Covid-19 een soort Super-SARS, dat zich wel over de wereld verspreidt terwijl SARS in 2003 beperkt bleef tot zo’n 17 landen, vooral in Azië.

Daarom ook is deze pandemie de Big One. Dit is de pandemie waar mensen als viroloog Ab Osterhaus – eerlijk is eerlijk – al tientallen jaren voor gewaarschuwd hebben. Alleen is het geen griepvirus wat hij had gedacht maar een ontspoord verkoudheidsvirus.

We moeten het op een verstandige manier over ons heen laten komen, opdat er niet al teveel mensen gaan overlijden. Natuurlijk blijft de hoop gevestigd op een vaccin maar dat komt pas in 2021, áls het al komt, want het is niet simpel om vaccins tegen virusziekten te ontwikkelen, zo toont aids aan. Ook goede, nieuwe medicijnen kunnen wonderen verrichten maar die zijn er eveneens niet van de ene dag op de andere. We hebben aids onder de knie gekregen met medicijnen (de aidsremmers) maar het heeft tien jaar geduurd voor die er waren.

Er gaan dus veel mensen sterven aan deze Super-SARS. Vermoedelijk zal de piek die er in Nederland was door de griepepidemie van 2017 op 2018 (9.500 doden) overtroffen worden. En laten we alles op zijn beloop, zoals sommigen nu onbesuisd voorstellen in een poging om de economie te redden, dan is zelfs het scenario van de Spaanse griep uit 1918 en 1919, met tussen de 20.000 en 60.000 doden in Nederland niet ondenkbaar.

Daarom is het cruciaal om op een behoedzame manier uit de lockdown te komen. Dat kan met ‘pompend remmen‘: door af en toe even de teugels te laten vieren en hopen dat de ziekenhuizen het aankunnen. Of door zoveel mogelijk mensen te testen en te isoleren, de Zuid-Koreaanse aanpak.

Misschien is die laatste het best, zowel voor de gezondheid als de economie.

 

Wat een verademing om naar Diederik Gommers en Jaap van Dissel te kijken en luisteren (6 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 25

Diederik Gommers van het Erasmus MC vindt de energie om na zijn zware werk op de Intensive Care ook nog eens bij elke talkshow te gaan zitten die hem uitnodigt. Daar legt hij gepassioneerd uit waarom we onze lockdown nog een paar weken moeten volhouden en blijft zelfs vriendelijk als de zoveelste lichtelijk zwakzinnige Bekende Nederlander ook iets mag zeggen over corona.

Daarbij verbergt hij zijn angsten en emoties niet. Hij vertelde in het tv-programma Op1 van gisteren af en toe wel eens een traantje in de auto weg te pinken en vroeg om hulp bij de ingewikkelde vraag wie voorrang krijgt als er geen plaats meer op de IC is. Het is bijna vertederend.

Bijna in elk land zijn er coronahelden, constateert de New York Times. In de VS Anthony Fauci, in Italië zit Massimo Galli elke avond in een talkshow, in Griekenland spreekt Sotirios Tsiodras om zes uur het land toe, in Duitsland is het Christian Drosten, in Spanje Fernando Simón, in Engeland Neil Ferguson.

De New York Times had ook Jaap van Dissel van het RIVM kunnen noemen. Toch heeft Van Dissel in Nederland, net als Anthony Fauci (Trumpaanhangers proberen hem zwart te maken) behoorlijk wat bagger over zich heen gehad.

Tot op zekere hoogte is die kritiek begrijpelijk. Zeker in het begin van de pandemie heeft het RIVM de boel onderschat. Daarmee bevinden ze zich in goed gezelschap. Bijna alle deskundigen hebben te laat in de gaten gehad hoe verraderlijk het coronavirus is. Dat het zich in tegenstelling tot zijn voorganger SARS eerst ongemerkt in de keel en neusholte nestelt. Daardoor kan het zich veel massaler verspreiden.

Dit virus heeft elke deskundige verrast.

De universiteit van Massachussetts in Amherst vroeg op 16 en 17 maart aan Amerikaanse experts of ze twee weken in de toekomst wilden kijken en voorspellen hoeveel corona er dan zou zijn in de VS. De schattingen varieerden van 5.000 tot 50.000 besmettingen. Het waren er op 29 maart 122.000 – althans officieel, want ook daar wordt weinig getest dus het aantal echte besmettingen zou wel eens twee keer zo hoog kunnen zijn.

Dus jazeker, ook Jaap van Dissel en consorten hebben het virus niet zien aankomen en de pandemie dus onderschat.

 

Vanaf het moment dat het virus in het land was, is Van Dissel echter een rots in de branding. Woensdag kunnen we opnieuw van hem genieten. Dan is het weer zover en komen Van Dissel en Gommers naar de Tweede Kamer en geven daar een presentatie. Ze laten slides zien met grafieken, wijzen de Kamerleden op welk piekje ze moeten letten en leggen uit over computermodellen en IC-capaciteit.

En de volksvertegenwoordigers zijn stil! Het is ongelooflijk. Parlementariërs die nooit hun mond kunnen houden, luisteren nu naar de deskundigen. Na afloop stellen ze vragen die niet alleen maar bedoeld zijn om stemmen te werven (‘ik hoor van mensen in de verzorging dat….’) maar om te begrijpen.

Hoe zit het nu precies met die reproductiefactor, die R0 waar u het over had meneer Van Dissel, gaat die weer omhoog als we niet genoeg afstand houden tot elkaar? Dank u voor uw vraag, mevrouw de volksvertegenwoordiger, u hebt gelijk, nu besmet één patiënt maar 0,3 andere patiënten maar als we straks de boel helemaal open gooien dan besmet één patiënt weer twee tot drie mensen, zijn we weer helemaal terug bij af en kan er opnieuw een golf van patiënten op de overvolle IC’s afkomen.

Het is een heerlijk helder hoogtepunt in het coronatijdperk.

 

Nee, corona komt niet door de Joden en niet door seks tijdens de menstruatie (5 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 24

We weten dat corona wordt veroorzaakt door onzichtbare beestjes die we virussen noemen. We begrijpen niet echt wat het zijn, maar wel dat ze in spuug, snot en slijm zitten. En dus weten we wat te doen om geen corona te krijgen én solidariteit te tonen met grootouders en buren. Afstand houden.

Hoe anders was dat voor onze voorouders. Die werden allereerst veel meer geplaagd door besmettelijke ziekten. Sterftecijfers zoals wij nu met corona hebben (Italië zit inmiddels op 250 per miljoen inwoners, Nederland bijna op 100) zouden vroeger een gunstige uitzondering zijn geweest. Er waren jaren dat de sterftecijfers door een epidemie honderd maal zo hoog waren. Bij de Zwarte Dood (de pest) zelfs duizend maal. Rond de Tweede Wereldoorlog nog stierven er in Nederland jaarlijks tienduizend mensen aan tbc.

Lang hadden onze voorouders werkelijk geen enkel idee waardoor besmettelijke ziekten werden veroorzaakt. Toen er in de dertiende eeuw een epidemie van lepra (meegenomen door kruisvaarders uit het Midden-Oosten) was, raadden de autoriteiten het eten van vis af plus geslachtsgemeenschap tijdens de menstruatie.

Ziekten waren een straf van God voor onreinheid. Daarom ook liepen er door de middeleeuwse dorpen en steden flagellanten, mensen die zichzelf tot bloedens toe geselden, om vergiffenis aan God te vragen voor hun eigen zondige gedrag en dat van hun medeburgers.

Het is makkelijk om onze voorouders achteraf uit te lachen maar het was niet allemaal onzin. Ze hadden bijvoorbeeld een rationele manier om een ziekte vast te stellen. Ze staken een naald in de huid van een vermeende leproos. Kwam er bloed, dan was het goed. Kwam er wit vocht uit, dan moest de leproos in isolatie. Ook die isolatie is een rationele aanpak, zo weten we nu.

Verder was er een heuse wetenschappelijke theorie: de verstoring van het evenwicht tussen de vier lichaamsvloeistoffen (bloed, gele gal, zwarte gal en slijm). En ze hadden ook rationeel bedoelde pogingen tot herstel van het evenwicht. De Amsterdamse geneesheer Willem ten Rhijne bijvoorbeeld meende dat je lepra kon genezen met een mengsel van varkensgal, je eigen poep, baarmoeder met salpeterzuur, stierengal met salpeter, bokkenlever met azijn en honing, kreeftenas met olie plus ‘nuchter en warm speeksel van een gezonde ezel’.

Onze voorouders waren niet dom, ze waren onwetend.

En ze hadden vooroordelen. Toen vanaf 1347 de pest over Europa trok, kregen de Joden massaal de schuld. De pest was de lont in het kruitvat van het al bestaande antisemitisme. De Joden zouden het water vergiftigen en ze ‘bekenden’ – onder marteling – inderdaad dat ze zakjes gif aan elkaar doorgaven. In de paniek van de epidemie (waar een kwart van de bevolking aan stierf) werd het geloofd. De alom aanwezige flagellanten stookten het vuurtje nog wat verder op en gaven ook de Joden de schuld. De toenmalige paus vaardigde twee keer een bul uit om te vragen de Joden te ontzien maar kon de volkswoede niet temperen.

Overal in wat we nu Frankrijk, Zwitserland, Duitsland, België en Nederland noemen, ontstonden pogroms, vooral tussen 1348 en 1351. In Brussel werd de hele joodse bevolking uitgemoord, in Straatsburg werden op 14 februari 1349 tweeduizend joden levend verbrand. Honderden Joodse gemeenschappen werden vernietigd en uiteindelijk vluchtte een flink deel van de Joodse bevolking van West Europa naar Polen en Rusland waar ze wel welkom waren.

Met andere woorden, laten we blij zijn dat we weten waardoor corona veroorzaakt wordt.

Toelichting: Het bovenstaande is mede gebaseerd op het boek’ Van Pest tot aids – vijf eeuwen besmettelijke ziekten in Amsterdam’, Annet Mooij, uitgeverij Thoth, 2001, Amsterdam)

 

De Januskop van corona: voor de een wat snotteren, voor de ander een koutje from hell (4 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 23

Het is een virus met een Januskop. Met twee gezichten, net zoals de god Janus uit de klassieke oudheid. Een onschuldig gezicht en een macaber gezicht.

Voor het merendeel van de mensen is corona volslagen onschuldig. Tot nu toe gaan de artsen en virologen uit van vier op de vijf, tachtig procent, maar misschien zal het uiteindelijk nog wel hoger zijn. Voor deze grote groep is corona een gewoon verkoudheidsvirusje, niet eens een griepvirus, want van een echte griep wordt je doorgaans zieker dan zij van corona.

Maar dan is er die andere groep. Een op de vijf, misschien als er meer cijfers van het testen bekend zijn één op de tien. Voor hen is corona ook een verkoudheid, want corona behoort nu eenmaal tot de categorie verkoudheidsvirussen, maar dan wel een volslagen ontspoorde.

Bij hen beperkt het virus zich niet tot de neus en keel maar komt in de longen terecht en veroorzaakt daar een dubbele ontsteking die binnen een paar dagen dodelijk kan zijn en die voor veel mensen kunstmatige beademing noodzakelijk maakt. Dat zijn voor een groot deel zeventigplussers met een slechte lichamelijke conditie maar toch ook veel jonge en sterke mensen.

Zoals die twee kerngezonde broers uit Beek en Donk van 29 en 31 jaar, Bram en Guus, waarover het Brabants Dagblad schreef. Een van de twee was op Tenerife geweest, kwam terug met hoge koorts en pijn in de longen. Maar ja, dacht de huisarts, kerngezonde jonge kerel, niet roken, geen longziekte, geen andere onderliggende aandoening, dat kan geen corona zijn. Het was het wel en binnen een paar dagen lag hij aan de kunstmatige beademing. En een paar dagen later volgde zijn broer.

Dit is niet het gezicht van een gewone verkoudheid, dit gebeurt ook niet bij een gewone griep.

Hoe dit te verklaren?

Een eerste mogelijkheid is dat het om verschillende hoeveelheden gaat. Het maakt natuurlijk uit of je een paar duizend virussen oppikt via bijvoorbeeld een liftknop. Een kleine hoeveelheid (bij een virus heet een paar duizend nog steeds klein) kan het afweersysteem wel aan. Wanneer je daarentegen een door een coronapatiënt uitgehoest druppeltje inademt, kunnen daar wel een paar miljoen virussen inzitten. Wanneer zo’n druppeltje dan ook nog eens in de longen terecht komt, wordt het een ander verhaal. Misschien is dit een verklaring.

Een andere mogelijkheid is dat genetische verschillen tussen mensen onderling een rol spelen. Een virus komt een lichaamscel binnen via zogeheten receptoren (een soort deurtjes) en in de aard en de hoeveelheid van die deurtjes zitten genetische verschillen tussen mensen, zo weten we. Misschien heeft het daar mee te maken. Dat het coronavirus meer van de ene mens houdt dan van de andere.

Hoe dan ook, die Januskop van corona veroorzaakt ook de maatschappelijke spanning die je met de week ziet groeien, nu mensen hun baan en hun spaargeld aan het verliezen zijn door een simpel koutje.

Jawel, voor het overgrote merendeel is corona een koutje – niet eens een griepje. Voor een minderheid – en dat zijn niet alleen dikke tachtigplussers die het onheil door ongezond te leven over zichzelf zouden hebben afgeroepen – is het een koutje from hell.

 

Tyfus Mary ofwel het gevaar van patiënten die zich kiplekker voelen (3 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 22

De nachtmerrie van elke enge en besmettelijke ziekte is een patiënt die geen enkel symptoom heeft. Die valt niet te herkennen en dus ook niet te isoleren of in quarantaine te plaatsen.

Neem Tyfus Mary.

Dat is geen scheldwoord maar de bijnaam voor Mary Mallon, een Ierse huishoudster annex kok in New York aan het begin van de twintigste eeuw. Ze was besmet met buiktyfus, had nergens last van en bleef onverstoord doorpoetsen en koken. Na verloop van tijd rees argwaan want in elke gezin waar Mary een uitsmijter bakte, werd iedereen ziek. Ze ontkende fel dat ze een drager was, nam een andere naam aan en werkte elders door. Ja dag, ze kunnen wel zeggen dat er onzichtbare beestjes bestaan die je ziek maken, maar dat is geleerde flauwekul, kijk maar, ik ben niet ziek!

Toen ze uiteindelijk in isolatie werd opgesloten, had ze 47 mensen besmet, van wie er drie stierven. Tegenwoordig noemen we zo iemand een super spreader, vertelde RIVM-topman Jaap van Dissel op 1 april aan de Tweede Kamer.

 

Zelfs toen onze verre voorouders net als Tyfus Mary niet wisten dat besmettelijke ziekten worden overgebracht door onzichtbare beestjes, hadden ze wel in de gaten dat een epidemie kan worden ingeperkt wanneer je de lijders isoleert. Maar dan moet je dus wel kunnen zien dát iemand een patiënt is. Bij al die melaatsen en leprozen die tijdens de middeleeuwen in aparte huizen werden opgesloten, kon dat. Aan hen kon je vanwege de verwondingen in het gezicht en op de handen, of het krom lopen, al op een kilometer afstand zien dat er iets niet deugde.

Naarmate de coronapandemie langer duurt, wordt duidelijk dat er behoorlijk wat asymptomatische en presymptomatische coronapatiënten zijn. Asymptomatisch is helemaal niet ziek worden maar toch besmet zijn en presymptomatisch nóg niet ziek zijn. We weten niet precies hoeveel coronavirussen deze mensen uitscheiden maar met de dag wordt duidelijker dat dit een specifiek probleem van corona is.

Ze zijn vergelijkbaar met Mary Mallon en het zijn er veel. Heel veel.

Toen Brabants ziekenhuispersoneel een maand geleden werd getest, scoorde zo’n tien procent van de mensen die een tikje verkouden was of andere lichte klachten had positief op corona. Dat was al een schok maar het is nog erger.

Zelfs mensen die niet verkouden zijn en helemaal nergens last van hebben, kunnen het virus meedragen en verspreiden. De directeur van het Amerikaanse CDC, Robert Redfield (de Amerikaanse Jaap van Dissel), schatte een paar dagen geleden dat misschien wel één op de vier coronapatiënten symptoomloos is.

Oeps.

In theorie kunnen dat allemaal Tyfus Mary’s zijn. Met als kanttekening dat het vermoedelijk geen echte super spreaders zijn. We weten nu eenmaal van dit virus dat het zich via snot, slijm en neusvocht verspreidt dus het is nauwelijks voorstelbaar dat iemand die niet verkouden is een grote hoeveelheid coronavirussen verspreidt, maar toch, het is zorgwekkend.

Op de cruiseboot Diamond Princess is nadat daar corona uitbrak iedereen getest. Dat is dus een interessante steekproef, zij het met de kanttekening dat op zo’n cruiseboot doorgaans oudere mensen zitten. Welnu, op die boot had 18 procent van de mensen die met het virus besmet waren nergens last van. Ze waren asymptomatisch en dus allemaal potentiële Tyfus Mary’s.

Als dit bij ouderen al bijna één op de vijf is, moet het bij gezonde mensen meer zijn. Epidemioloog George Chowell van de Georgia State University (VS) schat dat misschien wel 40 procent van de patiënten kerngezond en asymptomatisch is.

Het goede nieuws is dat daardoor veel sneller de gewenste kudde-immuniteit ontstaat, het slechte dat de ziekte veel moeilijker te beteugelen is.

 

Waarom enge virussen ( deze ook weer) zo van de stad houden en niet van het dorp (2 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 21

Het coronavirus slaat vooral toe in dichtbevolkte regio’s. Eerst grote steden in China, daarna Noord-Italië en nu New York.

Dat is vermoedelijk ook de reden dat Nederland en België even slecht scoren in de corona-sterftestatistiek (sterker, België is ons officieel voorbijgestreefd: zij hebben nu 60,8 coronadoden per miljoen inwoners en wij 60,6). De bevolkingsdichtheid is in beide landen nu eenmaal hoog.

De meeste mensen lijken dit intuïtief te begrijpen.

De schatrijke inwoners van New York zijn de afgelopen dagen massaal naar hun tweede huizen op Long Island gevlucht. In de Hamptons, een paar oude vissersdorpen op de punt van het door de eerste (Nederlandse) kolonisten tot Lange Eijlandt gedoopte gebied, krijgen ze een sik van die stedelingen die voor vijfduizend dollar vlees hamsteren.

In Schotland houden ze sowieso al niet zo van Engelsen. Ik heb eens in een pub in Edinburgh naar een voetbalwedstrijd tussen Engeland en Nederland zitten te kijken en kreeg zoveel pinten aangeboden dat ik na een uur Gaelic kon verstaan en praten, althans dat dacht ik. Nu er duizenden Engelsen met hun campers naar de Hooglanden en de Schotse eilanden zijn gereisd, wordt er ‘Go home idiots’ op de caravans gespoten en zijn er in het Schotse parlement stemmen opgegaan om de Engelse ‘coronavakanties’ aan banden te leggen.

Op de Zeeuwse eilanden zijn toeristen niet meer welkom en de burgemeesters van de Waddeneilanden roepen ook: blijf toch lekker thuis. De kroegen zijn dicht, we hebben geen ziekenhuizen, je kunt besmet raken op de veerboot, het is helemaal niet leuk hier. Dat is een unicum, want zoals we uit de film Jaws weten, nemen burgemeesters van dit soort eilanden grote volksgezondheidsrisico’s om de op toerisme ingestelde middenstand te beschermen.

Dat zoveel mensen de stad uit willen, is logisch. Als we aan sociale distantie moeten doen, is de stad niet zo aantrekkelijk.

In Mensen en hun plagen betoogt de Canadees-Amerikaanse historicus William McNeill dat virussen van de stad houden. ‘Besmettelijke bacteriële en virusinfecties die direct van mens tot mens overgaan zonder tussengastheer zijn bij uitstek beschavingsziekten: het specifieke kenmerk en de epidemiologische belasting van het stedelijk bestaan.’

Een virus vindt een dorp in het oerwoud waar 150 mensen wonen maar niks. Ja, je kunt die mensen allemaal ziek maken maar binnen een paar maanden zijn ze immuun en wat moet je dan?

Zodra er grote steden ontstonden, zo’n vijfduizend jaar geleden, konden virussen die reizen via uitgehoeste druppeltjes en handcontact zich handhaven. Voor het mazelenvirus (in wezen veel enger dan corona maar wij hebben groepsimmuniteit dankzij de vaccins) ligt de grens bij 300.000 à 400,000 inwoners, zo is uitgerekend. Zeg maar vanaf de stad Utrecht dus. In kleinere steden met een ongevaccineerde bevolking (Gouda of Delft) kan het mazelenvirus zich niet handhaven, in grotere steden wel.

In het pre-vaccinatie tijdperk waren in het Franse leger dienstplichtigen van het platteland veel vaker ziek dan stadsjongens. Dat was heel opmerkelijk want veel van die campagnards waren beter gevoed en sterker dan de ondervoede, slappe rekruten uit de achterbuurten van de Franse steden. Maar de stadse sukkels hadden nergens last van terwijl de gezonde boerenjongens lagen te ijlen.

Kortom, in de grote stad wemelt het van de kleine engerds.

 

Zou het kunnen dat wij mensen veel minder invloed hebben op dit virus dan we hopen? (1 april 2020)

 

Coronajournaal aflevering 20

De kleine kift tussen België en Nederland was amusant. België had de grens met Nederland gesloten, deels vanwege het prijsverschil in de benzine maar ook een beetje omdat de ‘Ollanders’ er een zooitje van maakten. Wij gingen veel minder ver met het op slot gooien van de economie dan onze zuiderburen en daarom liep corona bij ons veel verder uit de hand dan bij hen.

Er was gedoe in de diverse grensplaatsjes en menig Belg mopperden op de Vlaamse en Nederlandse televisie dat het werkelijk schandalig was dat die ‘Ollanders’ zich aan god noch gebod hielden. De burgemeester van Knokke bijvoorbeeld zei op 19 maart (toen wij overigens nog minder strenge maatregelen hadden, al waren de horeca en scholen een paar dagen dicht en gaven we geen hand meer): ‘Uw regering is een stelletje onnozelaars. Uw land heeft altijd de mond vol over dat u het zo goed voor elkaar heeft, maar de maatregelen in Nederland zijn een lachertje!’

Misschien hadden ze gelijk, zo dacht ik, dus hield ik de afgelopen dagen de coronasterfte in beide landen goed bij, natuurlijk uitgedrukt in het aantal doden per miljoen inwoners anders kun je landen immers niet vergelijken.

Aanvankelijk leken de cijfers onze zuiderburen gelijk te geven, want in één week tijd schoten de ‘Ollanders’ als een raket omhoog. Nadat Nederland eerst nummer 5 was in de internationale vergelijking, was het nummer 4 en vervolgens nummer 3, na Italië en Spanje.

En nu weet ik, gewaardeerde volgers van mijn corona-journaal (dank, dat het zo op prijs wordt gesteld en er veel mensen via Twitter reageren), dat die cijfers maar een betrekkelijke waarde hebben. Dat het inmiddels zo druk is in de gezondheidszorg dat de doodsoorzaak van een overledene niet altijd keurig wordt geregistreerd. Vermoedelijk komen ook in Nederland allerlei mensen in verpleeghuizen die aan corona zijn overleden anders in de boeken omdat ze niet getest zijn.

Dat gezegd hebbende, je moet íets!

En dus klamp ik me bij gebrek aan beter (de resultaten van tests) dus toch maar vast aan die cijfers. Welnu, al een week geleden bleek België met zijn strengere maatregelen en zijn gemopper op de ‘onnozelheid’ van de ‘Ollanders’ in de verkeerde statistieken niet veel beter te scoren en kroop met dezelfde snelheid omhoog. Op de website van de universiteit van Oxford waar ik op vertrouw, ligt België nog steeds een klein beetje op Nederland achter (44 versus 50 doden per miljoen) maar op de site worldometers staan Nederland en België inmiddels gelijk op de derde plaats van de verkeerde top tien.

 

Wat bij mij de gedachte oproept dat we misschien wel veel minder invloed hebben over wat er nu over ons heen spoelt dan we zouden willen. We denken dat wij als mensheid heel wat voorstellen en de ene politicus zegt dat we om het virus te bestrijden geen stap meer buiten de deur zouden mogen doen en de andere amateur-viroloog zegt dat wanneer je achterwaarts door de supermarkt loopt met je hoofd tussen je knieën het virus geen enkele kans heeft, maar vooralsnog hebben maatregelen slechts een betrekkelijk effect.

Dit wijst de vergelijking tussen Europese landen uit. Natuurlijk, het is volslagen logisch dat sociale distantie, anderhalve meter afstand houden, werkt en dat zie je gelukkig ook met enige vertraging in de statistieken terug. Maar verder? Of een land nu 85, 90, of 98 procent lockdown heeft, misschien zijn het wel tamelijk onbeïnvloedbare omstandigheden zoals de bevolkingsdichtheid die bepalen of het ene land meer last van de epidemie heeft dan het andere.

 

Sorry, we zijn even een brand aan het blussen (31 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 19

Je zou verwachten dat Diederik Gommers van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) woedend is op Jacco Wallinga, hoofd modellen bij het RIVM, omdat deze in zijn computermodellen had gestopt dat patiënten maar tien dagen op de IC verblijven, terwijl uit het buitenland (China en Italië) al lang bekend had kunnen zijn dat het vaak langer is dan 3 weken.

Misschien is Gommers ook wel boos maar nu even niet, zo zei hij in de Volkskrant. ‘Dit is iets voor de evaluaties. Laten we al onze aandacht en energie nu richten op hoe we dit oplossen.’

Bij het tv-programma Op1 van afgelopen zondag was ook een botsing te zien tussen nu en straks. Tegenover elkaar zaten Ira Helsloot en Anne Wensing. Wensing is viroloog bij het UMC en volop bezig met maatregelen om het virus te beteugelen. Helsloot is hoogleraar besturen van veiligheid aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en kijkt met enige distantie naar de coronamaatregelen. Hij benadrukt dat het platleggen van de economie, wat we nu doen om het virus te bestrijden, eveneens mensenlevens kost.

Helsloot heeft gelijk natuurlijk maar dat gaat hij pas krijgen over een paar maanden of over een jaar, bij de parlementaire enquête. Je zag de irritatie groeien bij Anne Wensing. Man waar heb je het over, kom terug op aarde, onze IC’s kunnen het niet meer aan!

Gisteravond zat Jan Kluytmans, arts-microbioloog bij het Amphia-ziekenhuis in Breda en hoogleraar, bij datzelfde Op1 en gaf toe dat het achteraf verbijsterend is hoezeer iedereen in Nederland zich heeft laten verrassen door een pandemie die eerder al China en Italië had aangedaan. Hij zei dat we drie weken geleden misschien wel het carnaval in Brabant hadden moeten afgelasten, maar ook hij had zoiets van: kom op, laten we daar nu niet over muggenziften. Dat komt later allemaal wel.

Al diverse malen heb ik de beeldspraak voorbij horen komen dat er een brand moet worden geblust. De topman van de Wereldgezondheidsorganisatie gebruikte hem om te benadrukken dat je moet testen: met een blinddoek op kun je geen brand blussen. Bijna elke dag staat er wel in een van de kranten een coronaverhaal waarin een brand wordt geblust. De metafoor lijkt natuurlijk op dat andere, eigentijdse, Angelsaksische gezegde: first things first. Kom op zeg, nu niet zeuren, we moeten de brand blussen.

 

Het amusante is dat dit bij elke epidemie terugkomt. Ik herinner me dat goed van de aidsepidemie. Daar heb ik 35 jaar geleden heel veel over geschreven, in weekblad Elsevier. Toen de epidemie in rustiger vaarwater terecht was gekomen, werd ik gevraagd door het Aidsfonds om met de toenmalige hoofdrolspelers terug te blikken op het Nederlandse aidsbeleid. Dat leidde tot een boek met de titel Blus de brand.

In bijna elk gesprek wat ik toen heb gevoerd – met de minister, met onderzoekers, de gezondheidsinspectie, met de homogemeenschap, met aidsvoorlichters, met woordvoerders van de aidspatiënten en de hemofiliepatiënten – kwam dat motto terug. Inderdaad, we hebben vijf jaar geleden fouten gemaakt, we hadden dit anders kunnen doen en dat, maar ja, we waren druk bezig met het blussen van de brand en dan moet je niet al teveel zeuren.

Ik denk dat ze gelijk hebben. Bij het blussen van een brand gaat er van alles en nog wat fout maar als je daar tijdens het blussen met een kopje koffie over gaat vergaderen en er notulen in drievoud van maakt, gaat er nog veel meer fout. De evaluatie is voor later.

Dat geldt nu ook bij de coronapandemie. Er gaat veel fout. Heel veel fout. Het carnaval had misschien niet door mogen gaan, de scholen hadden misschien eerder dicht moeten gaan, alhoewel, misschien hadden de scholen eigenlijk helemaal niet dicht hoeven te gaan, we hadden veel meer moeten leren van de ervaringen in China en Italië, het RIVM heeft er een paar keer behoorlijk naast gezeten, de persconferenties van het kabinet waren diverse malen onduidelijk, het beleid van anderhalve meter afstand had misschien veel beter moeten worden uitgelegd aan minderheidsgroepen die slecht Nederlands spreken en niet naar het journaal kijken. Enzovoorts, enzovoorts.

Het is allemaal waar misschien maar voor later. Er zijn nu andere prioriteiten.

 

Oeps, het RIVM rekende met een verkeerde aanname (30 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 18

De computermodellen van het RIVM hadden er geen rekening mee gehouden dat een coronapatiënt zo lang op de intensive care blijft. Dat zei Jacco Wallinga, hoofd computermodellen van het RIVM, gisteren tegen de NOS. Twee weken geleden nog werd gedacht dat coronapatiënten gemiddeld tien dagen op de IC zouden blijven, inmiddels lijkt het er op dat het 23 dagen is, ofwel ruim drie weken.

De consequentie hiervan is dus dat de Nederlandse gezondheidszorg de stroom coronapatiënten van de komende twee weken eigenlijk niet aankan. We hebben maar ruim 1.000 IC-bedden in Nederland en met kunst en vliegwerk kan dat worden uitgebreid naar 1500 en misschien wel 2.000 maar Wallinga (in mijn coronajournaal van gisteren – aflevering 17 – noemde ik hem nog de ongekroonde coronakoning van Nederland) verwacht dat half april 2.500 IC-bedden nodig zullen zijn. Oeps.

Zelfs bij nuchtere mensen die een grote waardering hebben voor de deskundigheid van de RIVM-experts dringen zich nu krachttermen op, maar laten we dat niet doen. Het is en blijft een feit dat een nieuw virus en een nieuwe pandemie zich moeilijk laten voorspellen. Zoals Maarten Keulemans, wetenschapsredacteur van de Volkskrant, twitterde: hallo beste mensen, we hebben het hier niet over de dienstregeling van de trein!

 

Feit is dat het virus ook de slimste mensen verrast, misschien wel omdat de Chinezen niet eerlijk zijn geweest over het aantal doden dat daar is gevallen. Officieel waren dat er 3.300 maar er circuleren inmiddels allerlei geruchten op sociale media zowel als in de reguliere, bijvoorbeeld gebaseerd op de hoeveelheid urnen die crematoria in Wuhan (waar de epidemie begon) hebben besteld en teruggeven aan familieleden, dat het er misschien wel tienduizenden zijn geweest.

Ook Anthony Fauci, de belangrijkste gezondheidsadviseur van de Amerikaanse president en de man die hem heeft overreed om de sociale distantie in elk geval nog een maand langer vol te houden, is verrast door het virus en de pandemie. Gisteren vertelde hij op basis van computermodellen rekening te houden met de mogelijkheid dat er door het coronavirus 200.000 doden zullen vallen in de Verenigde Staten, zelfs met het huidige beleid van sociale distantie. Zonder dat beleid zouden het er acht tot tien maal zoveel kunnen worden.

Laten we even meerekenen. In de VS zijn er 327 miljoen inwoners. Een procent daarvan is zeg drie miljoen, 0,1 % is dus 300.000 en 0,01 % is 30.000. Met andere woorden, Fauci (hoofd van NIAD, het nationale instituut voor allergie en infectieziekten en iemand die al tijdens de aidscrisis van dertig jaar geleden een wereldwijde beroemdheid was) denkt dat in het gunstigste geval 0,07 procent van de bevolking gaat overlijden.

Wanneer we dat percentage op Nederland gaan toepassen dan komen we op ongeveer 12.000 doden uit, met het huidige beleid van anderhalve meter afstand houden. Ter vergelijking: bij de zware griep van 2017 op 2018 zijn 9.500 Nederlanders gestorven.

Met andere woorden, zelfs met het huidige strenge beleid zal corona zwaarder blijken te zijn dan een zware griep en gaat de Nederlandse gezondheidszorg piepen en kraken.

 

 

Mooie computermodellen maar intussen stijgen we in de lelijke sterftecijfers (29 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 17

Tijdens een pandemie heeft een mens cijfers nodig. Ja, het liefst tests, vaccins en medicijnen maar bij ontstentenis daarvan zijn cijfers next best.

Vooral cijfers over de sterfte helpen om datgene te plaatsen wat nu als een stoomwals over ons rolt en het leven geheel ontregelt. RIVM-topman Jaap van Dissel liet op 25 maart bij zijn presentatie voor de commissie van de Tweede Kamer bijvoorbeeld een grafiek zien van de sterfte in Nederland, op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De grillige schommeling toonde dat de algehele sterfte in Nederland de afgelopen weken ietwat omhoog gaat maar nog niet op de helft zit van de piek die er in de winter van 2017 op 2018 was, toen er 9.500 mensen aan een ‘gewone’ griep overleden.

Dat zijn ontnuchterende cijfers: ja, er is iets ernstigs gaande maar het is nog niet zo erg (al kan dat wel gebeuren), als de griep van 2017/2018 – die bijna niemand als iets uitzonderlijks heeft ervaren.

Bij die presentatie van Van Dissel ging het veel over het besmettingsgetal R0 (voor reproductie). Dat is het aantal mensen dat door een zieke wordt aangestoken. Bij mazelen is dat meer dan 12 en dat verklaart waarom mazelen (als een groep daar geen immuniteit voor heeft) in enkele maanden een bevolking kan decimeren zoals een paar honderd jaar geleden gebeurde met de indianen en een paar duizend jaar geleden misschien wel met de Romeinen. Is R0 boven de één dan is sprake van explosieve groei, is hij 1 of lager dan kunnen we weer rustig ademhalen.

Welnu, Van Dissel presenteerde allerlei computermodellen en waaiers die aangeven dat het besmettingsgetal in Nederland aanvankelijk boven de 2 was maar dat we tegenwoordig – mede door de sociale distantie die we betrachten – op 1 en misschien zelfs daaronder zitten. Daar komt het optimisme van 25 maart vandaan dat er een kentering is bereikt en we niet meer een exponentiële groei volgen.

Voor alle duidelijkheid, dit komt allemaal uit een computermodel. Daarom verwees Jaap van Dissel keurig naar het hoofd van de afdeling modellering van infectieziekten bij het RIVM, Jacco Wallinga, tevens hoogleraar in dit vak. Dat is de ongekroonde coronakoning van Nederland. Het land vaart blind op Rutte, Rutte vaart blind op Jaap van Dissel en Jaap van Dissel vaart op Jacco Wallinga.

Mag dit besmettingsgetal van de corona-epidemie dus inmiddels, als we de computer mogen geloven, geruststellend laag zijn, anders zit het met een statistiek die ik sinds een paar dagen met extra belangstelling volg: het aantal coronadoden per miljoen inwoners.

Dit getal zegt iets over hoe een land het doet in vergelijking met andere landen. Het is betrouwbaarder dan het aantal coronagevallen want er wordt nauwelijks getest in de wereld. Ook het sterftecijfer zal in het ene land betrouwbaarder zijn dan in het andere en misschien worden, omdat er nu nauwelijks getest wordt, wel sterftegevallen als een hartaanval geregistreerd terwijl daaronder een corona-infectie zat. Maar het biedt enig houvast.

Welnu, in de ranglijst van het aantal coronadoden per miljoen inwoners klimt Nederland omhoog en dat is niet iets om vrolijk van te worden. Op 26 maart stond Nederland nummer 5, op 27 maart hadden we Frankrijk ingehaald en stonden 4 en op 28 maart hadden we ook Iran ingehaald en staan nu nummer 3, met bijna 32 coronadoden per miljoen Nederlanders. Gelukkig staan we zover achter Spanje (104) en Italië (151) dat we die niet meer gaan inhalen.

Met andere woorden, die optimistische computermodellen van Jacco Wallinga mogen zo langzamerhand wel eens gaan doorklinken in de echte wereld.

 

Het IC-dilemma: waarom een schatrijk land zo weinig plekken voor beademing heeft (28 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 16

De coronacrisis draait om IC-capaciteit. Ter opfrissing van het geheugen: zo’n tachtig procent van de mensen merkt corona nauwelijks. Van alle mensen die besmet zijn, belandt echter een paar procent op de intensive care-afdelingen (IC) van ziekenhuizen en moet daar kunstmatig worden beademd.

Niet een paar dagen, zoals gebruikelijk op de IC, maar een paar weken. Diederik Gommers, hoogleraar intensive care geneeskunde bij het Erasmus MC en bijna elke avond wel op de tv, heeft in Rotterdam één coronapatiënt die inmiddels in de vierde week beademing ligt.

Het Nederlandse coronabeleid was tot nu toe bovenal gericht op het ontlasten van de IC-afdelingen. Ook de computermodellen om de piek naar beneden te duwen (flatten the curve) hadden dit tot doel. Dat we niet op corona testen, komt eveneens omdat zowel de gezondheidszorg als de politiek geobsedeerd zijn door de piek in het aantal IC-patiënten die volgende week komt. Het is geen toeval dat Duitsland het enige land in Europa is waar wel serieus wordt getest: daar zijn genoeg IC-bedden.

Gisteren werd bekend dat Duitsland ons te hulp wil schieten. Ziekenhuizen in Aken en Munster, beide niet ver van de Nederlandse grens, zijn bereid om Nederlandse coronapatiënten op te nemen. Duitsland heeft 28.000 IC-bedden en Nederland maar iets meer dan duizend (al kan het worden uitgebreid). Per 100.000 inwoners komt dat neer op 7 in Nederland en 34 in Duitsland.

De IC is de bottleneck van de Nederlandse coronacrisis.

Dat roept de vraag op waarom Nederland zo weinig IC-bedden heeft. Bij een vergelijking binnen Europa op een van de vele coronablogs scoorde Nederland op de 27e plaats. Zelfs in Andorra (in het hele landje zijn maar zes IC-bedden) en de Baltische staten hebben ze relatief meer IC-bedden.

Het komt niet omdat er de afgelopen jaren zoveel bezuinigd is op de gezondheidszorg. Nederland en Duitsland geven per hoofd van de bevolking ongeveer evenveel geld uit aan gezondheidszorg, ruim vierduizend euro, bijna twee maal zoveel als Italië.

Een eerste verklaring is dat in de Nederlandse gezondheidszorg de huisarts cruciaal is. Hij is de poortwachter die moet voorkomen dat mensen te snel doorstromen naar de specialist en het ziekenhuis. In Nederland kom je zonder verwijzing niet bij een specialist, in Duitsland wel.

 

Een andere verklaring is dat Nederland een bijzondere omgang heeft met de dood. Dat blijkt uit het feit dat het merendeel van de Nederlandse coronadoden helemaal niet op een IC heeft gelegen. Geriatrische verplegers en artsen leggen bejaarden in verpleeghuizen of thuisverzorging plus hun familieleden uit wat een verblijf op een IC betekent. Drie weken aan de beademing, op uw buik, een groot deel van uw spiermassa kwijtraken en als u het overleeft, die kans is klein, komt u er als een kasplantje uit. Wilt u dat wel?

Dit soort gesprekken schijnt in zuidelijker landen eigenlijk niet mogelijk te zijn. Wellicht is dat dan ook de verklaring voor het geringe aantal IC-bedden. De Nederlandse gezondheidszorg vertrouwde erop dat de poort naar de IC kon worden bewaakt.

Maar dat lukt niet bij corona. Het virus mag dan bovenal alleen ouderen en zieken doden, ook veel veertigers en vijftigers en zelfs dertigers en twintigers krijgen dusdanig ernstige ademhalingsproblemen dat ze op de IC belandden. Iemand van 85 kun je de IC wel ontraden, maar iemand van 45, met nog een heel leven voor zich, niet.

De Groningse epidemioloog Raoul Nap heeft in 2009 berekend of Nederland genoeg IC-bedden had voor een grieppandemie. Zijn antwoord was ja. Bij een zware griep liggen patiënten echter maar maximaal vijf dagen op een IC, zo stelde hij in NRC. Bij corona is het twee tot drie weken.

Daarom is dit virus zo’n probleem.

 

Denken over fase 2: geen domme lockdown meer maar testen, testen en nog eens testen (27 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 15

Zo langzamerhand is het tijd om over een nieuwe fase na te denken. Niet dat corona hier onder controle is. Verre van dat, in de top-tien van landen met de meeste coronadoden per miljoen inwoners is Nederland inmiddels gestegen naar de vierde plaats, na Italië, Spanje en Iran. Ook is het nog steeds niet zeker dat onze ziekenhuizen de piek rond 1 april aan kunnen.

Maar er is een kentering gaande. Zoals RIVM-topman Jaap van Dissel op 25 maart aan een commissie van de Tweede Kamer uitlegde, de epidemiologische nachtmerrie van een exponentiële groei is uit beeld. Vermoedelijk krijgen we geen Italiaanse toestanden.

Fase 2 moet slimmer worden dan fase 1. Volgens minister-president Rutte past Nederland een ‘intelligente lockdown’ toe. Welnu, lockdown is het, intelligent niet.

Natuurlijk kan het nu even niet anders – opdat de gezondheidszorg niet ontploft – maar in wezen is het allesbehalve verstandig om iedereen met milde symptomen in thuisquarantaine te laten gaan en ook gezonde mensen thuis te houden. Daardoor krijgt de economie een enorme opdonder en dat kost mensenlevens. We weten dat het verschil tussen arm en rijk niet alleen een verschil in geld betekent maar ook in levensverwachting. Zelfs in een rijk land: wie hier arm is leeft zeven jaar korter. En dus moeten we zo snel mogelijk van die verarmende en dus domme lockdown af.

Voor fase 2 moeten we kijken naar het slimste land ter wereld, het land dat (met Israël) het hoogste percentage van zijn nationaal inkomen aan onderzoek en ontwikkeling uitgeeft, het land waar onze auto’s, laptops, mobiele telefoons en batterijen voor elektrische auto’s vandaan komen. Het land met het symbool voor kracht en wijsheid en nog veel meer (yin yang) in de vlag. Een land dat open en democratisch is en dus meer met ons soort samenlevingen te vergelijken is dan het totalitaire China, waar ze het virus ook onder controle hebben.

 

Zuid-Korea, want daar heb ik het natuurlijk over, ligt veel dichter bij het vuur (Wuhan) dan Europa maar lijkt het virus beteugeld te hebben. Het aantal coronadoden is 2,6 per miljoen inwoners, vergelijkbaar met China maar zonder die vrijheid berovende maatregelen voor iedereen.

In Zuid-Korea wordt massaal getest. Wanneer je maar genoeg mensen test, hoef je niet het land op slot te gooien. Dan weet je wie besmet is en kun je tegen díe mensen zeggen dat ze thuis moeten blijven of hen desnoods in een sporthal opsluiten. De baas van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), Tedros Ghebreyesus, zegt het fraai: met een blinddoek op kun je geen vuur blussen. Natuurlijk is in de huidige fase in sommige landen een lockdown nodig maar dat is niet hoe we het virus er uiteindelijk onder krijgen. Daarvoor moeten we testen, testen en nog eens testen.

In Zuid-Korea, zo werd in de Volkskrant beschreven, hebben ze zelfs drive-through loketten, waar je binnen tien minuten, zittend in je auto wordt getest. Er zijn inmiddels meer dan 325.000 Koreanen (0,7 procent van de bevolking) getest, meer dan waar ook. Natuurlijk helpt het dat Zuid-Korea een hightech-paradijs is: zodra de genetische code van het virus bekend was, in januari, begonnen Koreaanse bedrijven al tests te ontwikkelen.

Nederland moet een eigen variant op dit systeem ontwikkelen. Over een paar weken moet de economie weer op gang komen want anders zal het middel achteraf erger dan de kwaal blijken. Tegen die tijd moeten we een goed testsysteem hebben. Dat kan alleen maar zoals Zuid-Korea dat gedaan heeft, in nauwe samenwerking met de biotech-industrie en farmaceutische bedrijven.

Daarom is het goed nieuws dat het kabinet aan Feike Sijbesma, de ex-topman van DSM, gevraagd heeft dit op poten te zetten. Ik heb hem vaak gesproken: hij is slim, doortastend zowel als diplomatiek en kent de sector goed – zo heeft hij in 2002 eigenhandig de vitamine-tak van het Zwitserse Roche gekocht. Je moet nu geen bedrijven in de beklaagdenbank zetten zoals gisteren met datzelfde Roche gebeurde door journalisten van FTM (Follow the Money), op televisie en in de Tweede Kamer (Jesse Klaver van GroenLinks), je hebt deze bedrijven hard nodig om straks zoveel mogelijk Nederlanders met corona te testen. In fase 2 van de coronacrisis.

 

Wie kunnen we nu echt vertrouwen in deze verwarrende tijden? (26 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 14

Gisteren werd ik opgebeld door een journalist van een landelijke krant, die een tweet had gelezen waarin ik de corona-epidemie vergeleek met de Aziatische griep van 1957 en daar meer over wilde weten. Toen kreeg ik een mail van een tv-presentator die mijn mening wilde weten over een bepaalde theorie ter bestrijding van het virus. Daarna een app of ik zaterdag op de radio iets kan zeggen over corona.

Hallo, ik ben geen coronadeskundige, vraag een viroloog!

Dat was natuurlijk ook het eerste dat ik tegen hen zei.

Ik ben een gepensioneerde wetenschapsjournalist, die omdat deze pandemie hem intrigeert twee weken geleden een dagelijks coronajournaal op zijn website is begonnen. Bovenal om greep op het onderwerp te krijgen en misschien ook wel een beetje uit maatschappelijke verantwoordelijkheid: ik kan geen bijdrage leveren in de verpleging of verzorging of zoiets. Wel kan ik ingewikkelde dingen begrijpen en in heldere taal weergeven en heb daar meer dan veertig jaar ervaring in.

Dat is mijn expertise, niets meer en niets minder.

Een en ander roept wel de vraag op wie op het gebied van corona nu echt deskundig zijn en wie dus tot op zekere hoogte te vertrouwen zijn in deze verwarrende tijden.

Welnu, in de allereerste plaats de Nederlandse experts die in de vuurlinie staan. Jaap van Dissel van het RIVM als het gaat over de epidemie, Marion Koopmans van het Erasmus MC als het gaat over virussen en Diederik Gommers van het Erasmus MC als het gaat over de intensive care en de verzorging van coronapatiënten. Van Dissel en Gommers legden gisteren (25 maart) weer op rustige en deskundige wijze de Nederlandse situatie uit aan een commissie van de Tweede Kamer. Met hen nog een hele reeks van actieve artsen, virologen en onderzoekers: Jan Kluytmans van het Amphia-ziekenhuis in Breda, Marc Bonten uit Utrecht, en nog een stuk of tien. Niet te vergeten: Jacco Wallinga van het RIVM, die alle berekeningen uitvoert waar het Nederlandse beleid op is gebaseerd.

 

Op de tweede plaats buitenlandse experts die nu in de vuurlinie staan, zoals immunoloog Anthony Fauci (die kleine man schuin achter president Trump bij de persconferenties over corona) in de Verenigde Staten en viroloog Marc van Ranst uit Leuven (België). Ook hun mening en kennis is van groot belang maar ze kennen de Nederlandse situatie niet en de epidemie is in elk land anders.

In de derde plaats gerenommeerde academische epidemiologen en medisch onderzoekers die weliswaar niet in de vuurlinie staan maar wel veel kijk hebben op infectieziekten. Een goed voorbeeld is John Ioannidis van de Stanford-universiteit (VS) en voor Nederland Hanneke Schuitemaker, hoogleraar virologie in Amsterdam, die bij farmaceutisch bedrijf Johnson & Johnson in Leiden (het voormalige Crucell) aan een vaccin werkt. In Elsevier Weekblad van deze week waarschuwt ze dat dit toch echt anderhalf jaar gaat duren.

In de vierde plaats gepensioneerde virologen zoals Ab Osterhaus (en Jaap Goudsmit). Zij hebben bij voorgaande epidemieën (aids, Sars, Mexicaanse griep) hun sporen verdiend maar zijn al wat ouder, hebben misschien wat minder affiniteit met nieuwe ontwikkelingen zoals de ingewikkelde computermodellen die nu cruciaal zijn. Ook zijn ze wellicht belast door het verleden: maatregelen die effectief waren bij aids en de Mexicaanse griep, hoeven dat niet bij corona te zijn. Wel verschijnen ze met enige regelmaat op televisie en in de kranten.

In de vijfde plaats enkele wetenschapsjournalisten en medisch journalisten. Maarten Keulemans bij de Volkskrant, Sander Voormolen, Nikki Kortweg en Rosanne Hertzberger (zelf microbioloog) bij NRC. Enkele freelancers zoals Jop de Vrieze (ook microbioloog en o.a. werkzaam voor De Groene Amsterdammer) en Arnout Jaspers die op Kennislink een opmerkelijk, relativerend stuk schreef.

En dan op het allerlaatst die zeventien miljoen Nederlandse amateur-virologen, amateur-epidemiologen en amateur-infectiologen die op sociale media allerlei stellige opvattingen verkondigen.

Wat ik hier mee wil zeggen?

  1. Dat Jaap van Dissel en consorten een groot respect verdienen.
  2. Dat Mark Rutte en co een pluim verdienen hoezeer ze Van Dissel en co vertrouwen.
  3. Dat politici zoals Wilders en Baudet die Van Dissel en co aanvallen zich achter de oren moeten krabben.
  4. Dat tv-programma’s die gepensioneerde onderzoekers uitnodigen om aan de poten van Van Dissel en co te zagen zich ook achter de oren moeten krabben.

 

Hoe het christendom groot werd dankzij een virus (25 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 13

De opkomst van het christendom is moeilijk te begrijpen zonder aandacht voor de talloze epidemieën die er bijna tweeduizend jaar geleden woedden in het mediterrane gebied. Dat stelt de Canadees-Amerikaanse historicus William McNeill in zijn boek Mensen en hun plagen. Het Romeinse rijk en de landen rond de Middellandse zee werden aan het begin van de christelijke jaartelling gedurende een paar eeuwen geteisterd door allerlei ziekteverwekkers (vermoedelijk mazelen, pokken en de pest) waartegen de bevolking geen weerstand had. Er zijn perioden geweest dat er wel duizend mensen per dag stierven in Rome.

Tegelijkertijd is er dat nieuwe geloof dat draait om naastenliefde. Ook wanneer die naaste een arme sloeber is die hoge koorts heeft en onder de bulten zit. McNeill: ‘Een van de voordelen bij de christenen, vergeleken met hun heidense tijdgenoten, was dat ziekenverzorging, zelfs in tijden van pestilentie, een erkende religieuze plicht was. Wanneer alle normale dienstverleningen verdwijnen zal zeer eenvoudige ziekenverzorging de sterfte niettemin sterk beperken. Wanneer men doodzieke mensen bijvoorbeeld alleen maar voorziet van voedsel en water kunnen zij herstellen in plaats van een ellendige dood te sterven.’

Bij een epidemie overleeft altijd het merendeel van de mensen, zelfs als ze een paar dagen of weken zwaar ziek zijn geweest. De mensen die de ziekte te boven kwamen, hun ogen openden en een christelijke verpleger aan de rand van hun ziekbed zagen, moeten hebben gedacht: die God van hen kan wonderen verrichten, ik word ook lid van de club. McNeill wijst er op dat de christelijke denkers dit zeer goed in de gaten hadden en regelmatig beschreven hoe christenen elkaar hielpen tijdens een epidemie terwijl de heidenen op de vlucht sloegen voor patiënten.

Zelfs als de op hun sterfbed bekeerde mazelen- of pokkenpatiënten overleden, hadden ze een voordeel boven anderen: zij kwamen in de hemel, de heidenen niet. Zoals Cyprianus, de bisschop van Carthago, schreef in 251 na Christus, tijdens een ongewoon sterke pandemie: ‘Deze sterfte is een vloek voor de joden en de heidenen en de vijanden van Christus; voor de dienaren Gods is het een heilzaam heengaan.’

McNeill stelt dat deze ‘verheven manier om de verschrikkingen en de psychische ontreddering van onvoorstelbare epidemieën te verwerken’ het christendom zeer aantrekkelijk maakte voor de arme bevolking van het Romeinse rijk. Niet alleen de rijke heren waren belangrijk, iedereen.

 

Allerlei mensen halen momenteel La Peste van Albert Camus uit de kast, maar wie de invloed van ziektekiemen op de mensheid echt wil begrijpen, dient Mensen en hun plagen van William McNeill te lezen. De in 2016 op 98-jarige leeftijd overleden McNeill is een historicus van de grote greep.

Hij wijst erop dat zo’n drieduizend jaar geleden op verschillende plekken in de wereld steden en regio’s met een miljoenenbevolking ontstonden. In China bijvoorbeeld waren destijds 59 miljoen mensen. In dergelijke grote groepen, die dicht bij elkaar leven, komen vervolgens epidemieën. Die ziekten – pokken, pest, mazelen – noemt McNeill ‘beschavingsziekten’, omdat ze zich slechts kunnen handhaven als er een paar miljoen mensen dicht bij elkaar leven.

Wij noemen het tegenwoordig ‘kinderziekten’, maar die term maskeert dat ze vroeger enorme gevolgen hadden. Zo komt de val van het Atheense rijk in de vierde eeuw voor Christus vermoedelijk door een onbekende epidemie die in één jaar (430-429 voor Christus) zo’n enorme klap aan de Atheense samenleving toebracht dat die zich nooit meer heeft kunnen herstellen. Een kwart van het leger stierf en de bevolking was volledig gedemoraliseerd.

Het mediterrane gebied was extra gevoelig voor ziekteverwekkers omdat er druk scheepvaartverkeer was. Bij gunstige wind kon men over zee een afstand afleggen van meer dan 150 kilometer per dag. Een epidemie kon zich razendsnel verspreiden, vergelijkbaar met wat nu het vliegtuig doet.

Volgens McNeill waren er aan het begin van de christelijke jaartelling ongeveer vier depots van beschavingsziekten, zoals China, India en Mesopotamië. Daar was men zo langzamerhand immuun geworden maar de mediterrane beschaving kwam pas vele eeuwen later en daar had de bevolking nog geen immuniteit . De Griekse wijsgeer Hippocrates, vader van de geneeskunde (460-377 voor Christus), heeft het bijvoorbeeld nergens in zijn nauwkeurige en gedetailleerde medische geschriften over ziekten die doen denken aan pokken, mazelen en de builenpest.

McNeill denkt dat zelfs de ondergang van het Romeinse rijk hierdoor kan worden verklaard. Diverse Romeinse geschiedschrijvers zoals Livius hebben het over meer dan tien epidemieën, waarbij soms een kwart tot een derde van de bevolking stierf. Hij wijst er op dat de bevolking van alle mediterrane landen toen gedurende maar liefst vijfhonderd jaar achteruit ging.

Hebt u de komende weken tijd over (dat is niet onwaarschijnlijk): lees McNeill en begrijp onder meer hoe het christendom zich als een virus over de westerse samenleving heeft kunnen verspreiden.

 

Zit Nederland op dezelfde ramkoers als Italië?

 

Coronajournaal aflevering 12

De afgelopen dagen hebben diverse graficologen en andere zijlijn-deskundigen ons voorgehouden dat we op dezelfde ramkoers zitten als Italië. Alles wat daar twee weken geleden gebeurde, zie je nu hier. Met andere woorden, wat er nu in Italië gebeurt, krijgen wij over twee weken. Op 22 maart kopte de NRC bijvoorbeeld: ‘Als Italië het voorland is, wat staat Nederland te wachten?’ .

De onderliggende boodschap: het is een zooitje in Nederland, we bakken er niks van en binnen een paar dagen ontploft ook bij ons de gezondheidszorg.

Volgens dagblad Trouw zou Nederland inmiddels de Italiaanse curve verlaten hebben. In een grafiek op 23 maart suggereerde de krant dat Nederland helemaal niet de Italiaanse grafiek volgt en er inmiddels flink onder ligt. Daar hadden ze 16 dagen na de eerste coronadode 336 sterfgevallen, hier 179. Helaas had Trouw niet gecorrigeerd voor de bevolkingsomvang.

De grafiek uit Trouw

Wat Trouw wel goed gedaan heeft, is om de maatregelen van de twee landen te vergelijken. Italië heeft pas 16 dagen na de eerste coronadode Lombardije gedeeltelijk op slot gegooid. Nederland nam al zes dagen na de eerste dode de eerste maatregelen, zoals het afscheid van de handdruk. Nederland reageerde tien dagen eerder dan Italië, wat het extra pikant maakt dat Wilders en Baudet hebben gepleit dat Nederland dezelfde strenge maatregelen moest nemen als Italië (en andere landen).

Vermoedelijk weten we pas over enkele maanden waarom Italië (waar de sterftecijfers nu gelukkig ook dalen) tot zo’n brandhaard is uitgegroeid. Met een slechte gezondheidszorg heeft het niet te maken. Volgens de Nederlandse schrijver Ilja Leonard Pfeijffer die in Genua woont en voor NRC een dagboek bijhoudt, zou de gezondheidszorg in Noord-Italië beter zijn dan die in Nederland en hij beroept zich in HP/DE TIJD  op de Unesco (de gezondheidstak van de Verenigde Naties). Die kijkt naar levensverwachting (84 jaar in Lombardije) en sterftecijfers. Op basis daarvan krijgt Lombardije van de Unesco een 9,9 op 10, hoger dan Nederlandse regio’s.

Dat moge zo zijn, vanuit epidemiologisch opzicht zijn er in Italië oliedomme dingen gebeurd. De correspondent van de Volkskrant beschreef dat bij de lockdown van Lombardije de regels studenten toestonden om de quarantaine bij hun ouders uit te zitten, ook wanneer die buiten Lombardije woonden. De regio Puglia (de hak van de laars) constateerde dat vervolgens ruim 23.000 mensen met de trein vanuit Noord-Italië zijn overgekomen. Van hen had 15 procent bij controles op het station koorts- of griepverschijnselen. Italië heeft een coronatrein van noord naar zuid laten rijden.

Als het klopt – ook dit moet in de nabije toekomst worden uitgezocht – moet de uitdrukking ‘de Franse slag’ (half werk leveren) in de toekomst misschien vervangen worden door ‘de Italiaanse slag’.

Hoe dan ook, laten we hopen dat Italië ons voorland niet is.

Toelichting: in een eerdere versie van dit journaal was geen rekening gehouden met de verschillen in bevolkingsomvang tussen Italië en Nederland.

 

Het sterftecijfer van corona is veel lager dan we nu vrezen (23 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 11

Het zijn verwarrende tijden. De ene deskundige wil linksom, de andere rechtsom. En dus is het tijd voor een houvast. Het beste dat er is: cijfers.

En dat gaat dan vooral over het sterftepercentage van dit virus. Welk deel van de mensen die er mee besmet zijn, sterft er aan?

Welnu, dat is geen drie of vier procent zoals de officiële sterftecijfers suggereren, het is zo goed als zeker ruim onder de één procent. En dat is een bemoedigende gedachte, in deze week waar soms meer dan honderd doden per dag gaan vallen, en de druk op de IC-afdelingen verontrustend toeneemt.

John Ioannidis schreef een hoofdredactioneel commentaar in de European Journal of Clinical Investigation. Daar gaat hij in op het sterftepercentage. Ioannidis is een slimme Amerikaan van Griekse afkomst die aan de Stanford-universiteit werkt en in hoog aanzien staat in de wereldwijde epidemiologie omdat hij een aantal jaren geleden heeft aangetoond dat veel medisch wetenschappelijk onderzoek niet reproduceerbaar is, anders gezegd niet deugt.

Probleem met de actuele cijfers is dat er nauwelijks getest wordt en we dus niet weten hoeveel mensen rondlopen met corona zonder dat ze het in de gaten hebben. Op dit moment zijn Zuid-Korea en Duitsland de landen die het meest hebben getest en de sterftepercentages daar zijn 0,7 en 0,2 procent. Maar zelfs in die twee landen is lang niet iedereen getest. Met andere woorden, de echte sterftepercentages liggen vermoedelijk nog lager, aldus Ioannidis.

Een ander voorbeeld is cruiseschip Diamond Princess. Daar is wel iedereen getest dus dat geeft een aardig beeld. Er waren 7 doden aan boord, op een totaal van 700 besmette mensen, ofwel een sterftepercentage van 1 procent. Dat waren echter bijna zonder uitzondering ouderen, die extra gevoelig zijn voor het virus. Dus ook dit cruiseschip bevestigt dat het echte sterftepercentage vermoedelijk ruim onder de 1 procent ligt.

Ioannidis schat het sterftecijfer tussen de 0,05 en de 1 procent. Vooral die ondergrens biedt hoop, want 0,05 procent is zelfs lager dan bij gewone griep. In een ander artikel van hem, in het blad Stat, kwam hij op een gemiddelde schatting van 0,3 procent uit. 

Dat cijfer wordt ook vermeld door andere mensen die kunnen denken en rekenen, zoals de Israëliër Dan Yamin die in het verleden epidemiologische berekeningen aan het Ebolavirus heeft gedaan.

Stel dat het inderdaad 0,3 procent wordt, dan ligt het er natuurlijk aan welk deel van de bevolking geïnfecteerd raakt. Ioannidis denkt dat maar één procent van de bevolking besmet zal raken, anderen (zoals Jaap van Dissel van het RIVM en Dan Yamin) komen op 50 tot 60 procent uit. In dat laatste geval gaat het dus om ongeveer 10 miljoen Nederlanders. Drie tiende procent daarvan is 30.000 doden, ofwel drie maal zo erg als een flinke griep (die van de winter van 2017 op 2018).

En dan – met excuus naar oudere mensen (ik ben zelf 68) – zullen bovenal mensen sterven die gemiddeld nog tien tot vijftien gezonde levensjaren voor zich hadden. Natuurlijk, elke dode is een gapend gat, maar het maakt wel degelijk uit of het iemand van 40 dan wel 85 betreft.

En voor wie op dit moment niets wil weten van cijfers, maar alleen of we wel of niet tot een volledige lockdown moeten overgaan, Ioannidis wijst er op dat uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat het meest extreme beleid nauwelijks of niets toevoegt aan simpele en logische maatregelen zoals we die in Nederland toepassen: veel je handen wassen, zoveel mogelijk thuis blijven en niet bij zieke mensen op bezoek gaan.

(Toelichting: Voor wie meer over Ioannidis wil weten, ik interviewde hem op 12 december 2015 voor Elsevier.)

 

Suggestie: mede door de kater van de Mexicaanse griep is er nu te traag gereageerd (22 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 10

Natuurlijk hebben de autoriteiten de epidemie onderschat. Dat blijkt uit de tijdlijn van de RIVM-tweets. Op 21 januari twitterde het RIVM nog dat de kans klein was dat Nederland een coronapatiënt zou krijgen. Topman Jaap van Dissel zelf zei op 24 januari: ‘Als de ziekte in ons land opduikt, zal het waarschijnlijk beperkt blijven tot enkele besmettingen.’ Twee dagen eerder had de minister in zijn eerste ambtsbericht geschreven dat de kans klein was dat het virus naar Europa zou komen.

Uit een reconstructie in de NRC blijkt dat zowel de Wereldgezondheidsorganisatie WHO als het Europese gezondheidscentrum ECDC half januari, mede op basis van informatie uit China, dachten dat het virus helemaal niet zo besmettelijk was. Als dat waar was geweest, had de epidemie inderdaad beperkt kunnen blijven tot China. Met andere woorden, de trage reactie in Europa komt mede door onjuiste Chinese informatie.

Ik vermoed dat er nog een andere verklaring is: de kater van de Mexicaanse griep. In 2009 was er wereldwijde angst voor de Mexicaanse griep, mede op basis van (te) alarmistische schattingen van het sterftepercentage in Mexico en de Verenigde Staten. Gevreesd werd dat dit misschien wel net zo erg zou kunnen worden als de Spaanse griep uit 1918, met tientallen miljoenen doden.

En dus kocht de regering 34 miljoen vaccins, twee per Nederlander. Daarvan bleven er uiteindelijk 18 miljoen van over, die vernietigd werden.

Het land was te klein, er stak een storm van protest op. Het ministerie (onder leiding van Ab Klink, CDA) verdedigde zich door te stellen dat je tijdens een pandemie moeilijk kunt voorspellen welke kant het opgaat en dat uit voorzorg was gehandeld. Better safe than sorry.

 

Ook de adviseurs van de minister (Roel Coutinho van het RIVM en viroloog Ab Osterhaus) kregen het voor hun kiezen. Vooral de PVV, dezelfde partij die nu tiert dat er veel te traag is opgetreden, klaagde dat er veel te voortvarend was opgetreden. Kamerlid Fleur Agema: ‘Van meet af aan zit er een luchtje rondom de Mexicaanse griep met als spilfiguren viroloog Ab Osterhaus en minister Ab Klink.’ Ze beschuldigde Osterhaus zelfs van belangenverstrengeling en wilde een spoeddebat.

Ik modereerde in die tijd een maandelijks wetenschapscafé bij de Rode Hoed in Amsterdam. Op 11 februari 2010 hadden we Coutinho uitgenodigd om terug te blikken. Er waren tientallen antiprikgekkies en complotdenkers op af gekomen die maar zaten te schreeuwen. Op een gegeven moment werd er zelfs geroepen dat Coutinho een moordenaar was. Het debat moest worden afgebroken en Coutinho werd onder bewaking afgevoerd. Later verschenen er woedende blogs waarin ik ervan werd beschuldigd een ‘journalistieke hoer’ te zijn in dienst van de farmaceutische industrie.

Uiteindelijk viel de pandemie mee. Er zijn maar zestig doden gevallen in Nederland, zelfs minder dan bij een normale griep. Dat was natuurlijk een opluchting maar het kan niet anders dan dat alle betrokkenen (het ministerie, het RIVM, de adviseurs) een flinke kater aan de Mexicaanse griep hebben overgehouden.

Bij deze dus een suggesties voor de parlementaire corona-enquête die er ongetwijfeld gaat komen: zou het kunnen dat de autoriteiten toen de conclusie hebben getrokken dat ze bij een volgende pandemie behoedzamer moesten optreden?

 

Zo belangrijk als het vliegtuig was voor aids, is internet voor de coronacrisis (21 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 9

In een aantal opzichten doet de huidige commotie denken aan de angst die er dertig jaar geleden was voor aids. Zoals een buitenlandjournalist de val van de Muur in 1989 op de voet wilde volgen, heb ik dat gehad met aids.

Natuurlijk zijn er wezenlijke verschillen. Het aidsvirus rukte jonge en gezonde volwassenen uit het leven weg, het coronavirus treft vooral ouderen en zwakkeren. Maar er zijn ook overeenkomsten, zo besef ik wanneer ik door een boek blader dat ik in 1996 schreef in opdracht van het Aidsfonds.

Het waren interviews met mensen die een rol hadden gespeeld in de aidsbestrijding. Een van hen was Gijs van der Wiel, toenmalig directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst. Hij zei: ‘We mogen hen niet laten verzuipen.’ Dat ging over de solidariteit met homo’s. Er waren in die tijd nogal wat botte honden die zoiets hadden van: ach, aids treft alleen maar homoseksuelen, waarom zou ik me daar druk over maken? Bij de Nederlandse bewustwordingscampagnes werd toen heel erg benadrukt dat iedereen het kon krijgen, om te voorkomen dat homo’s gediscrimineerd zouden worden.

De roep om solidariteit met een kwetsbare groep is er nu ook. Lees de toespraak van premier Rutte van 16 maart maar na. Hij wil dat we met zijn allen een ‘beschermende muur’ opbouwen rond ‘kwetsbare ouderen en mensen met een zwakke gezondheid.’

Er is nog een parallel. Ik had in een eerder boek – uit 1990 – aids ‘een onvoorzien gevolg van de uitvinding van het vliegtuig’ genoemd. Met als voorbeeld een Belgische zakenman in het begin van de jaren tachtig. Hij vloog op en neer tussen Afrika en België en heeft negen vrouwen in Afrika en België besmet, plus een van de partners van de vrouwen. De man, die in 1985 op veertigjarige leeftijd aan aids is overleden, heeft aldus een belangrijke bijdrage geleverd aan het overhevelen van de epidemie vanuit het binnenste van Afrika.

 

Net zoals aids in zekere zin een gevolg van de uitvinding van het vliegtuig is, zou je de huidige coronacrisis een gevolg van de uitvinding van het internet kunnen noemen. Ik had die beeldspraak graag zelf bedacht, maar leen hem van wetenschapsjournalist Arnout Jaspers. Hij is bij mijn weten de eerste die vaststelde dat bij vergelijkbare griepepidemieën zoals de Aziatische griep van 1957 en de Hongkong-griep van 1968 het publiek helemaal niet in de gaten had dat er een gemeen virus op hun schouder zat.

Ik denk dat hij tot op zekere hoogte gelijk heeft. Ik ben uit 1951 en moet dus zowel de Aziatische griep als de Hongkong-griep hebben meegemaakt, gelukkig niet als ziekte, maar wel als iets waarover toen moet zijn gepraat. Aan de keukentafel, op school, op straat, in de groentewinkel van mijn vader, bij verjaardagsfeestjes. Niets van dat alles. Er was totaal geen gevoel van paniek, dat de wereld niet meer hetzelfde is, al die dingen die je nu over corona leest.

Wat er nu gebeurt, kan iedereen zich over tien of vijftig jaar nog herinneren. De toespraak van de minister-president, het sluiten van de scholen, dat bijna alle vliegtuigen aan de grond staan, het afstand houden in de supermarkt. En dat komt mede door internet. Iedereen kan elke dag op een reeks van websites vergelijken hoeveel coronadoden er gisteren in Algerije zijn gevallen (één), hoe het totale aantal doden in Duitsland is (slechts 43 nog, opvallend laag) en wat de verdubbelingstijd van het aantal doden is in de Filipijnen (18 dagen).

Natuurlijk is dit geen aanklacht tegen de moderniteit. Allereerst verspreidt internet het coronavirus niet. En ook helpen sociale media om de gewenste boodschap te verkondigen dat we anderhalf tot twee meter afstand moeten houden. Wel spelen laptops en mobiele telefoons een rol in het verspreiden van de angst voor corona. We zitten bovenop de pandemie, midden in het oog van de storm, en dat maakt het moeilijk om het met enige distantie te zien.

Toelichting: Het fragment over de Belgische zakenman plus de analyse dat aids een gevolg is van de uitvinding van het vliegtuig komt uit mijn boek ‘Aids – de jacht op een virus uit 1990’, pagina 13. Het interview met Gijs van der Wiel staat in ‘Blus de brand – gesprekken over de Nederlandse aidsbestrijding’ uit 1996. Het artikel van Arnout Jaspers staat op de website van Nemo Kennislink. De cijfers over het aantal coronadoden en de verdubbelingstijd komen van de website Our World in Data.

 

Dit verdubbelt (vooralsnog) heel veel sneller dan destijds aids (20 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 8

Zo her en der wordt de corona-epidemie al gerelativeerd. Waar hebben we het al met al over? Een paar honderd extra doden? Ach, dat is minder dan er in een normaal griepseizoen vallen. Er zijn wereldwijd nu 9.000 doden gevallen door het coronavirus, in drie maanden tijd. Ach, ook zonder coronavirus waren er 9.000 doden geweest, in 90 minuten tijd zelfs.

Dat is allemaal waar en die nuchterheid is natuurlijk goed.

Maar ook relativeren kun je overdrijven. Er is natuurlijk wel iets opmerkelijks aan de hand. En dat is een constante en tamelijk lage verdubbelingstijd.

Een constante verdubbelingstijd impliceert een exponentiële groei. Dat kunt u thuis rustig uitproberen, wanneer u een schaakbord of een dambord hebt. Leg op het eerste veld een euro, op het tweede veld twee euro’s, op het derde veld een stapeltje van vier euro’s, op het vierde een stapeltje van acht euro’s. Wedden dat u dit niet lang gaat volhouden?

Psychologen zeggen dat wij mensen zo gewend zijn aan gewone (lineaire) groei dat we ons niet kunnen voorstellen dat er ook zoiets als een exponentiële groei zou kunnen bestaan en hoe verbijsterend snel dat dan gaat. Nog een voorbeeld om dit duidelijk te maken. Stel dat u op straat met een constante verdubbelingstijd kon lopen. Met de eerste pas bent u een halve meter verder, met de tweede een meter, met de derde twee meter en met stap nummer 28 overbrugt u al meer dan de omtrek van de aarde, 40.000 kilometer.

Een constante verdubbelingstijd is huiveringwekkend.

 

Ook bij aids was er bijna veertig jaar geleden in het begin van de epidemie een constante verdubbelingstijd. Ik heb het nog even voor u nagekeken. In 1982 waren er in Nederland vier gevallen, in 1983 kwamen er 18 bij, in 1984 31, in 1985 62 en in 1986 131. Een bijna mathematische reeks, met bijna elk jaar een verdubbeling van het aantal sterfgevallen. Dat is de reden dat de wereld destijds zo in de ban was van aids.

Welnu, bij corona is geen sprake van een verdubbeling in een jaar zoals bij aids, maar in enkele dagen!

Neem het aantal geregistreerde infecties. Dat verdubbelt in bijna alle Europese landen met een paar dagen. Nu is dit nog het minst betrouwbare cijfer, omdat er weinig wordt getest. Maar ook het aantal ziekenhuisopnamen, het aantal patiënten op de intensive care plus het aantal doden verdubbelt zich in Europa om de paar dagen.

Het aantal doden in Italië verdubbelt om de vier dagen, in Spanje en Engeland om de drie dagen, het aantal doden in Nederland zelfs om de twee dagen.

En dan het misschien wel meest zorgwekkende cijfer, ook het aantal IC-opnamen in de Nederlandse ziekenhuizen verdubbelt snel. Op 14 maart waren het er 75, op 18 maart 150. Een verdubbeling in vier dagen. Als dat doorzet, rekent u mee, zijn er op 22 maart 350 opnamen, op 26 maart 700, op 30 maart 1.400 en is op 3 april met 2.800 opnamen de capaciteit van de Nederlandse ziekenhuizen overschreden.

Dat is de reden waarom deskundigen zich zorgen maken over de corona-epidemie en waarom het zo belangrijk is om de besmettingsketen te doorbreken. Onder meer door anderhalve meter afstand te houden, iets waar zo bedroevend weinig Nederlanders zich aan houden.

Toelichting: De cijfers over de verdubbelingstijd van aids komen uit mijn boek ‘Aids – de jacht op een virus’ uit 1990, pagina 3. De cijfers over de verdubbelingstijden van corona zijn te vinden op de website Our World in Data en de stichting NICE.

 

We moeten achter Jaap van Dissel en het RIVM staan (19 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 7

Zo’n 45 jaar geleden kwam ik voor het eerst bij het RIVM in Bilthoven. Ik was beginnend wetenschapsjournalist en maakte bij de Stichting Biowetenschappen en Maatschappij een krantje met berichten die gratis door huis-aan-huis-bladen konden worden overgenomen. Er was gedoe over de veiligheid van het kinkhoestvaccin en ik had daarover een gesprek met de directeur van het RIVM. Hans Cohen, voorganger van Jaap van Dissel.

Ik kwam met allerlei kritische vragen, het was de tijd dat machthebbers alom werden gewantrouwd en bespot, ik had haar tot op mijn schouders, was dienstweigeraar, stemde op de PSP (een partij die later in GroenLinks is opgegaan) en was van plan een weg-met-dat-gevaarlijke-kinkhoestvaccin-stuk te schrijven maar Cohen was evenwichtig en had antwoorden op al mijn vragen. Ik schreef een veel genuanceerder stuk dan ik aanvankelijk van plan was.

Later heb ik Cohen nog enkele malen gesproken. Zo interviewde ik hem in 1986 voor Elsevier over de opmars van aids, waarvoor de wereld toen evenzeer sidderde als nu voor corona. Alweer was ik onder de indruk van die nuchterheid en feitenkennis. En van dat heerlijke Groningse accent: ‘De vaccins klinken in zijn mond als baaltjes strokarton’.

Een citaat van Cohen: ‘Het is een vergaande en onjuiste hybris te zeggen dat we de infectieziekten onder de knie hebben.’ Amen.

Vanwaar deze greep uit de oude doos?

Vanwege de kritiek op het RIVM en Jaap van Dissel. Er is sprake van een oorlogssituatie: Nederland wordt aangevallen door een onzichtbare vijand en in zo’n situatie zouden we de rijen moeten sluiten.

In plaats daarvan bliezen Wilders en Baudet tijdens het politieke debat van 18 maart de geringe verschillen die er zijn tussen het coronabeleid van de verschillende Europese landen behoorlijk op en vielen de deskundigen aan, waar het kabinet op steunt. Ook op sociale media krijgen Van Dissel en het RIVM er behoorlijk van langs.

Ik keur dat af maar denk het wel te kunnen verklaren. Bij het RIVM bestaan twee duidelijk verschillende afdelingen: de volksgezondheid (de V uit RIVM) en het milieu (de M). Dat zijn werelden van verschil.

 

Neem Jaap van Dissel en Klaas van Egmond.

Van Dissel zou de kleinzoon van Hans Cohen kunnen zijn en de zoon van Roel Coutinho en dat is hij in zekere zin ook. De nuchterheid zelve, een overtuigende en gezaghebbende arts. Natuurlijk heeft hij achteraf verkeerde inschattingen gemaakt, zoals bijna iedereen in Nederland (en Europa). Eind januari dacht Van Dissel nog dat de corona-epidemie in China zou blijven hangen. ‘Als de ziekte in ons land opduikt, zal het waarschijnlijk beperkt blijven tot enkele besmettingen.’

Tja. In een beginfase van een epidemie valt inderdaad moeilijk in te schatten of het een veenbrand wordt die over de hele wereld gaat. We hebben de afgelopen decennia verschillende voorbeelden gezien van virussen die een epidemie veroorzaakten. De meeste daarvan zoals de Mexicaanse griep en ook de twee die door het broertje en zusje van corona veroorzaakt werden (Sars en Mers) bleven tot een bepaald gebied beperkt.

Sinds het coronavirus Europa en Nederland toch heeft bereikt en hier meer ellende aanricht dan hij anderhalve maand geleden verwachtte, is Jaap van Dissel rustig, overtuigend en professioneel.

En dan nu Klaas van Egmond, voormalig RIVM-directeur en tegenwoordig hoogleraar milieu en duurzaamheid. Lees het interview nog maar eens na dat de Volkskrant op 27 december 2019 met hem had.

Hij heeft het over ‘een catastrofe die zó groot is dat we de hele planeet naar de knoppen helpen’ en dan heeft hij het niet over een virus maar over onze ecologische voetafdruk. Hij wil geen virussen doden, hij wil dat we elektrische auto’s kopen en brandnetelthee drinken. ‘De aarde trekt het niet.’ Hij vecht niet tegen een ziekte, hij heeft het kapitalisme de oorlog verklaard: ‘Het te koop verklaren van de hele wereld is het kolossale probleem van deze tijd.’

Dit is het zelotengedrag dat je ook in de milieubeweging en bij liefhebbers van onbespoten voedsel tegenkomt. Ook de problemen zijn verschillend. Er is geen enkele twijfel of het coronavirus bestaat, er is wel wetenschappelijke zowel als maatschappelijke twijfel over de aard en ernst van de stikstofcrisis.

Het wantrouwen dat sommige groepen (zoals boeren, de PVV en FvD) in de samenleving naar het RIVM hebben, komt bij de M (milieu) vandaan en straalt naar de V (volksgezondheid) door.

Nogmaals, het is verklaarbaar maar niet terecht. Van Dissel en consorten verdienen in deze crisissituatie een breed gedragen vertrouwen.

 

Nederland scoort schokkend laag in het aantal uitgevoerde virustests (18 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 6

Meten is weten. De Nederlandse natuurkundige en Nobelprijswinnaar Heike Kamerlingh Onnes zei in 1882 bij zijn inaugurele rede: ‘Door meten tot weten zou ik als zinspreuk boven elk … laboratorium willen schrijven.’ Zijn oproep belandde in de Nederlandse taal, zij het met een kleine mutatie: meten is weten.

Je zou dus verwachten dat Nederland door meten tot weten komt bij de strijd tegen het coronavirus. Temeer daar de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) vindt dat er beduidend meer moet worden gemeten.

Even wat cijfers over het aantal wereldwijd uitgevoerde coronatests. Op nummer 1 staat China met 320.000, op twee Zuid-Korea met bijna 250.000. Dan komt er een tijd niets en vervolgens Italië, Rusland en Engeland. Nederland heeft 6.000 tests uitgevoerd en is daarmee nummer 15, onder de Verenigde Staten. Kijken we naar het aantal tests per miljoen inwoners dan schuift Nederland één plaatsje op en wordt nummer 14. Met als troost dat we dan wel boven de VS scoren: tien maal zoveel tests per hoofd van de bevolking.

 

Er moet meer worden getest in Nederland. Maar hoe?

Het is absurd om iedereen te gaan testen. Dat hebben ze zelfs in Zuid-Korea niet gedaan en dat leidt bovendien de aandacht af van wat nu prioriteit verdient binnen de gezondheidszorg. Als we de verdubbelingstijden mogen geloven zijn er over twee tot drie weken in Nederland meer dan duizend patiënten met ARDS (Acute Respiratory Distress Syndrome): mensen die door corona niet meer op eigen kracht kunnen ademen.

Testen op corona is niet iets dat de assistente van de huisarts even in de keuken van de huisartsenpraktijk doet, dat moet naar een officieel laboratorium, met formulieren in drievoud. Zoiets belast de hele gezondheidszorg. En die is al niet ruim bemeten, zo blijkt uit weer een andere somber stemmende statistiek die bij de coronacrisis boven water komt drijven. In vergelijking met andere welvarende landen heeft Nederland weinig IC-bedden per hoofd van de bevolking. Binnen Europa staan we op positie nummer 27, met alleen Finland, Griekenland, Zweden en Portugal onder ons.

Niet alle mensen met een kuchje testen dus. Wel een uitgebreide steekproef, zoals viroloog Jaap Goudsmit gisteren voorstelde bij het tv-programma Op1. Zowel met de bestaande tests (de zogeheten PCR-methode) die meten of mensen met het virus in aanraking zijn geweest als met tests die meten wat voor antistoffen mensen tegen het virus hebben en in hoeverre ze dus al bijdragen aan de zo gewenste kudde-immuniteit. Die tweede serie tests wordt nu ontwikkeld en is bijna gebruiksklaar.

Er wordt de komende maanden voor tien tot twintig miljard aan steun uitgedeeld om de economische gevolgen van de coronacrisis te verzachten. Terecht. Chapeau ook dat het kabinet de afgelopen jaren zoveel geld opzij heeft gezet dat dit mogelijk is. Bovenop dit immense bedrag moet 25 miljoen euro kunnen worden vrijgemaakt voor een gedegen epidemiologisch en virologisch onderzoek naar deze rare ziekte, waarvan we nog steeds te weinig begrijpen.

Nederland heeft virologen van wereldfaam, die hebben gepubliceerd in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften als Nature en Science en daardoor onomstreden zijn: Jaap Goudsmit, Ab Osterhaus en Marion Koopmans. Geef hen die pot geld en laat ze uitzoeken welke patiënten besmettelijk zijn. Dat kan in Brabant. Dat heeft als gevolg van het carnaval net zo’n interessante onderzoeksgroep als de Amsterdamse gay scene waar Goudsmit, Roel Coutinho en anderen 35 jaar geleden hun wereldberoemde cohortstudie naar aids opzetten.

Vragen te over. We willen weten hoe lang het duurt voor er kudde-immuniteit is. We willen weten hoe gemeen het virus nu eigenlijk is. Ja, ergens tussen een gewone griep (ook die vergt elk jaar duizenden doden in Nederland) en tussen de Spaanse griep van 1918. Maar waar precies?

We willen het weten. Dus moeten we meten.

 

De gezonde mensen moeten (gedoseerd) ziek worden ter bescherming van de kwetsbaren (17 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 5

Er is nog geen beschermend vaccin tegen het coronavirus. Daar wordt hard aan gewerkt, op verschillende plaatsen in de wereld, door overheidsinstituten zowel als de (vaak vermaledijde maar nu gekoesterde) farmaceutische industrie, maar het zou een godswonder zijn wanneer er aan het eind van het jaar of begin 2021 al een vaccin zou zijn.

De onaangename waarheid is dat we tot aan die tijd niet zo veel tegen het virus kunnen doen. Het is een volslagen nieuw virus. Een van de talloze die van dieren naar de mens zijn overgestapt – iets dat al duizenden, honderdduizenden jaren gebeurt – en de mensheid elke keer weer verrassen. Niemand in de wereld heeft weerstand tegen het virus en de beste manier waarop we dit virus tegemoet kunnen treden, is gecontroleerd ziek worden. Niet allemaal tegelijk want dan kan de gezondheidszorg het niet aan maar gedoseerd.

Een beetje ziek is gezond. Dat is het wezen van een vaccinatie. Je lichaam wordt blootgesteld aan een minuscule dosis ziekteverwekker – ‘levend’, kreupel gemaakt, of onderdelen ervan (eiwitten). Daardoor stelt de menselijke afweer zich in op de nieuwe ziekteverwekker. Het leert om de indringer te herkennen en om alvast fabriekjes in gereedheid te brengen ter verdediging. Dit vaccinatieproces gaat gepaard met lichte, nauwelijks merkbare ziekteverschijnselen, het duurt ongeveer een week en dan kan het lichaam een volgende keer wel snel reageren als de ziekteverwekker in kwestie echt aanvalt, in grote hoeveelheden en in vol ornaat.

Ook bij de aanpak waarvoor Nederland nu kiest – niet het hele land op slot maar laat het virus gecontroleerd toe – wordt voor dezelfde strategie gekozen: een beetje ziek is gezond. Het land, een regio of een dorp op slot gooien, klinkt wel heel erg stoer (‘wij willen ook een lockdown’), maar dat werkt niet goed bij elke ziekteverwekker. Het werkt bij Ebola, zo hebben we de afgelopen jaren in verschillende Afrikaanse landen geconstateerd. Als je een regio met Ebola een paar maanden volledig van de wereld afsluit, is na afloop de ziekte bedwongen. Maar Ebola-slachtoffers zijn buitengewoon zichtbaar. Er komt bloed uit al hun lichaamsopeningen, ze voelen zich ellendig en ze hebben helemaal geen zin om op te staan en in een bus dan wel vliegtuig te stappen. Om zo’n ziekte kun je een hek zetten.

Dat lukt veel minder goed bij griep, verkoudheid en aanverwante ziekten zoals corona. Infectiebestrijding is geen one size fits all. De mensen die het coronavirus dragen zijn lang zo zichtbaar niet als bij Ebola en ze weten vaak ook niet dat ze virus verspreiden. Verder zijn de vervoermiddelen waar het virus gebruik van maakt – restjes snot, slijm op handen en deurknoppen en hoestdruppeltjes in de lucht – onzichtbaar. Zodra de lockdown wordt opgeheven, het hek weer open gaat, gaat de pandemie verder waar hij was gebleven.

 

En dus is de oplossing ‘kudde-immuniteit’: gedoseerd ziek worden. We weten uit het verloop van de epidemie zoals we die in Nederland hebben (in elk land lijkt het ziekteverloop net een beetje anders) dat tachtig procent van de mensen die besmet raken met het coronavirus daar niet zo veel last van heeft: een beetje keelpijn, wat hoesten en een lichte verkoudheid. Dit zijn de gezonde volwassenen en als ze eenmaal ziek zijn geweest, kunnen ze de zwakke en oude medemens niet meer besmetten. Dat is het wezen van kudde-immuniteit.

Even bij wijze van intermezzo: kudde-immuniteit is ook het proces waar de mensen van profiteren die hun kinderen niet willen laten inenten tegen de mazelen of andere kinderziekten. U weet wel, omdat ze van de buurvrouw hebben gehoord of op een ‘betrouwbare’ website hebben gelezen dat er gif in zo’n vaccin zit en je kind er autistisch van kan worden. Het is flauwekul maar het kan geen kwaad als de rest van de bevolking (de ‘kudde’) wel immuun is en de ziekteverwekker in kwestie niet verspreidt. Bij mazelen en andere kinderziekten krijg je zo’n kudde-immuniteit als 90 tot 95 procent van de bevolking wél is ingeënt. Daarom wordt kudde-immuniteit ook wel het free rider-effect genoemd. De mensen die hun kinderen niet laten inenten, profiteren van een collectieve voorziening zonder bij te dragen aan de instandhouding daarvan.

Bij corona willen we graag dat kwetsbare mensen – tachtigplussers, mensen met onderliggende ziekten of met een verminderd afweerstelsel – van de collectiviteit profiteren. Zij mogen schuilen in de kudde. Het lijkt er op dat de 90 tot 95 procent die nodig is om ongevaccineerden tegen mazelen te beschermen bij corona niet hoeft en wellicht al met 60 procent kan worden volstaan.

Kwetsbare mensen kunnen een coronapandemie overleven, mits ze maar niet met teveel virus worden gebombardeerd. Dat krijgt hun afweerstelsel niet weggewerkt. Dus als iedereen aan het hoesten en proesten is, zoals nu, in de beginfase van een pandemie, moeten kwetsbare mensen zoveel mogelijk afgeschermd worden. Maar als na een paar weken of maanden de meeste gezonde mensen de ziekte onder de knie hebben, is er kudde-immuniteit en circuleert er veel minder virus in de samenleving.

Kiezen voor kudde-immuniteit zal ongetwijfeld tot gevolg hebben dat ook sommige jonge en gezonde volwassenen op de intensive care belanden, maar er valt helaas niet zoveel te kiezen. En dus moeten de gezonde mensen nu gedoseerd ziek worden, ter bescherming van de medemens.

 

Corona valt (enigszins) te vergelijken met de Aziatische griep uit 1957 en 1958 (16 maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 4

De coronapandemie ontwikkelt zich ernstiger dan veel mensen (mea culpa) enkele weken geleden nog dachten. Het roept de vraag op met welke eerdere pandemieën deze corona-uitbraak valt te vergelijken.

Om te beginnen, corona is een volslagen nieuw virus waar niemand nog weerstand tegen heeft. De geschiedenis biedt daar gruwelijke voorbeelden van. Het meest extreme is de introductie van mazelen bij de inheemse bevolking van Noord- en Zuid-Amerika (de ‘indianen’ en de Inuit, ‘eskimo’s’) in de negentiende en twintigste eeuw. Toen stierf binnen enkele maanden 20 tot 40 procent van de bevolking, niet alleen oude en zwakke mensen maar ook jonge en gezonde.

Het ligt meer voor de hand om corona te vergelijken met griep. De virussen zijn enigszins verwant en verspreiden zich op dezelfde manier, via restjes snot op de handen en hoestdruppeltjes. Griep slaat elk jaar toe maar er zijn in de afgelopen honderd jaar vier extra gemene geweest: 1918 en 1919 (de Spaanse griep), 1957 en 1958 (de Aziatische), 1968 en 1969 (de Hongkonggriep) en 2009 (de Mexicaanse).

 

We weten niet precies hoeveel mensen bij de Spaanse griep om het leven kwamen. De laagste schatting is 17 miljoen, de hoogste 100 miljoen. Als we 50 miljoen aanhouden was dat 2,7 procent van de toenmalige wereldbevolking (ruim twee miljard). In Nederland zijn destijds naar schatting 30.000 mensen gestorven met misschien nog eens zo’n getal door longontsteking als complicatie. Niet alleen ouderen maar alle leeftijdscategorieën, binnen enkele dagen of weken. Reinold Vugs beschreef de gevolgen van de Spaanse griep in Nederland in Griep! uit 2005: ‘ontwrichte gezinnen, gesloopte gemeenschappen, een algemeen heersend gevoel van machteloosheid en radeloosheid.’

Corona valt niet te vergelijken met de Spaanse griep. Dat blijkt uit het sterftepercentage (CFR, case fatality rate). Dit is het deel van de besmette mensen die daaraan sterft. Het geeft een goed beeld van hoe gevaarlijk een ziekteverwekker is. Welnu, er wordt geschat dat in 1918 en 1919 een kwart tot een derde van de wereldbevolking ziek is geworden. Wie met deze cijfers gaat rekenen (bij een wereldbevolking die toen ruim twee miljard bedroeg) komt op een sterftecijfer van tussen de vijf en de vijftien procent.

Op het eerste gezicht lijkt het alsof corona daarbij in de buurt komt. Er zijn immers (cijfers van 16 maart) 109.578 bevestigde gevallen en 3.809 doden, ofwel een wereldwijd sterfterisico van 3,48 procent. Maar dit cijfer zet je op het verkeerde been, omdat er nog maar weinig is getest. Er lopen veel mensen met corona rond die daar weinig van merken en daarom niet worden getest. In China waar wel veel is getest (net als in Zuid-Korea), is het sterftecijfer gezakt tot 0,7 procent en zal vermoedelijk nog lager worden.

 

In Nederland hebben officieel ruim duizend mensen de ziekte opgelopen, waarvan er (stand op 15 maart) 20 zijn overleden. Dit suggereert dat de ziekte hier een sterfterisico van 2 % zou hebben. Maar ook hier worden mensen met een verkoudheid, keelpijn en lichte koorts ten gevolge van corona niet getest, om de gezondheidszorg niet te overbelasten. De GGD schatte op 15 maart het totale aantal besmettingen in Nederland op 6.000. Als die schatting klopt, daalt het sterfterisico zelfs tot 0,3 à 0,4 procent.

Ter vergelijking, het sterfterisico van de gewone griep is tussen de 0,1 en de 0,2 procent. Dit betekent dat corona dus twee tot drie keer zo gemeen zou zijn als de gewone griep. Het virus dat voor de Spaanse griep tekende was volgens betrouwbare berekeningen op de website Our World in Data ongeveer 180 maal zo gemeen als de gewone griep.

Corona lijkt meer op de Aziatische griep uit 1957 en 1958. Toen zijn wereldwijd tussen de 1,5 en de 4 miljoen mensen gestorven en in Nederland 1.500. Ter vergelijking, in een normaal griepjaar overlijden er ongeveer 400.000. De Aziatische griep was dus drie tot tien maal zo gemeen als de gewone griep. Een serieus verschil met nu is wel dat toen niet alleen de alleroudsten maar ook de allerjongsten (onder de vijf jaar) stierven. Bij corona is er vrijwel geen sterfte onder de 30 jaar en zit de meeste sterfte boven de 60.

Conclusie: de corona-uitbraak heeft de kenmerken van een zware grieppandemie. In de verste verte niet zo erg als de Spaanse griep, meer als de Aziatische griep uit 1957 en 1958.

Toelichting: De meeste cijfers komen van de website Our World in Data, het fragment over mazelen en de oorspronkelijke bevolking van Amerika uit mijn boek Vaccinatie (2014).

 

En dan te bedenken dat het corona-virus eigenlijk niet leeft (15  maart 2020)

 

Coronajournaal aflevering 3

Officieel voldoet een virus niet aan de biologische definities van ‘leven’. Een daarvan is immers dat een levend wezen zich zelfstandig kan voortplanten. Dat kan een virus niet. Een virus heeft daarvoor een gastheer nodig en dat is de lichaamscel van alle andere wezens die wél leven. Er zijn dus plantenvirussen, dierlijke virussen, virussen die op gistcellen leven, die een voorkeur voor schimmels hebben of zich in bacteriën voortplanten (zogeheten bacteriofagen).

Toen ik bijna 35 jaar geleden als wetenschapsredacteur overstapte van NRC Handelsblad naar Elsevier en daar ook over infectieziekten ging schrijven dacht ik dat virologen en medici die definitie eigenlijk niet helemaal serieus namen. Dat ze heus wel wisten dat virussen gewoon levende wezens zijn maar voor de vorm zeiden dat ze niet leven.

Dat veranderde toen ik in 1987 in Parijs Luc Montagnier interviewde, de Franse viroloog die het aidsvirus hiv ontdekte en daar 21 jaar later de Nobelprijs voor kreeg. Ik dacht, hij zal het eindelijk onomwonden zeggen: natuurlijk leeft een virus, die officiële biologische definitie is eigenlijk iets uit de negentiende eeuw en achterhaald. Dit is wat hij antwoordde:

‘Een virus is geen levend iets maar een stukje genetische informatie, beschermd door eiwitten en uitgerust om cellen aan te vallen. U kunt het virus vergelijken met een bandje van een videorecorder. Het is een voorbespeelde cassette, maar om het enige zin te geven, moet je het ergens in stoppen. De videorecorder dat is de cel die de informatie op de cassette leest. En die informatie luidt: reproduceer mij.’

Even voor alle duidelijkheid, voor de mensen die niet meer weten wat een videocassette was: zoiets als een cd of een dvd. Oh nee, er zijn inmiddels mensen die ook niet meer weten wat een cd of een dvd was. Dus laten we het houden op een usb-stick.

In die zin is het virus de ultieme parasiet. Het beestje annex ding kan niets, behalve zijn gastheercel misbruiken als een afspeel- en kopieermachine.

Een virus is wezenlijk anders dan een bacterie. Ook de medicijnen waarmee wij bacteriën doden (antibiotica) werken niet tegen virussen. Een virus is allereerst tien tot honderd keer maal zo klein. De verhouding tussen virus en bacterie is ongeveer even groot als die tussen een mug en een mens. Omdat een virus zo klein is, kon het ook heel lang niet met een microscoop worden gezien of met filters worden tegengehouden. Door dat laatste zijn ze trouwens ook ontdekt. De Delftse hoogleraar microbiologie Martinus Willem Beijerinck (1851-1931)was op zoek naar de verwekker van een bepaalde plantenziekte en merkte dat filters die de kleinste bacteriën tegenhielden zijn ziekteverwekker toch doorlieten en noemde die onbekende substantie ‘gif’ en dan op zijn Latijn: virus.

Dat er een wereld van verschil zit tussen bacteriën en virussen drong ook tot me door toen ik in 1992 een keer met viroloog Ab Osterhaus zat te praten over infectieziekten en ik per ongeluk begon over een exotische ziekte die door een bacterie werd veroorzaakt. Het was een geanimeerd gesprek, maar opeens hortte het: ‘Van bacteriën weet ik niets’. Oeps, een verkeerde deur geopend en op een andere planeet beland.

Toen ik vervolgens doorging over de vraag of virussen nu wel of niet leven, wees Osterhaus me er eerst op dat er ook nog ziekteverwekkers bestaan die nog uitgekleder, nog simpeler zijn dan virussen: de eiwitdeeltjes (prionen geheten) die de gekkekoeienziekte en een variant van de hersenziekte Creutzfeldt-Jakob veroorzaken. Met andere woorden, de grens tussen levende en niet-levende natuur is niet scherp te trekken. ‘De vraag of virussen leven of niet, is irrelevant. Een domme vraag.’

Ofwel, virussen zijn bizarre dingen op de grens van leven en dood. Het was alweer een Delftse hoogleraar microbiologie, Albert Jan Kluyver (leerling van Beijerinck), die dat in 1937 fraai formuleerde in een palindroom (een woord dat je kunt omkeren zoals pop en Reinier): ’s levens nevels. Mysterieuze sliertjes in de marge van de natuur.

 

Toelichting: Het citaat van Luc Montagnier komt uit mijn boek ‘Aids – de jacht op een virus’ uit 1990. Dat van Ab Osterhaus stond op 25 januari 1992 in Elsevier en valt ook terug te lezen in mijn boeken ‘Gesprekken met Grote Geleerden’ en ‘Vertrouwen in de wetenschap’. Mijn eerste corona-journaal, van vrijdag 13 maart ging over de hypothese dat het virus inmiddels milder is geworden. Mijn tweede, van zaterdag 14 maart over de solidariteit tussen jong en oud. In beide journaals heb ik inmiddels onjuistheden hersteld en onduidelijke formuleringen verbeterd.

 

Corona stelt de solidariteit tussen jong en oud (‘de boomers’) op de proef (14 maart 2020)

Coronajournaal aflevering 2

Het coronavirus doodt oude, zieke en zwakke mensen wel maar jonge en gezonde mensen niet of nauwelijks. Dat blijkt uit alle cijfers. In mijn corona-journaal van gisteren gaf ik al het advies om de Volkskrant – en dan vooral de stukken van wetenschapsredacteur Maarten Keulemans – te volgen, omdat die met kop en schouders boven de rest uitsteken. Gisteren kwam Keulemans (geassisteerd door Serena Frijters voor de data-analyse) met vijf grafieken, gebaseerd op cijfers van de Chinese gezondheidsdienst (CDC). Kijk naar de derde grafiek, met als kop ‘Sterfterisico het hoogst onder ouderen’. Daaruit blijkt dat van de besmette Chinezen onder de vijftig jaar minder dan één procent stierf, maar van de besmette Chinezen boven de tachtig jaar ongeveer vijftien procent overleed. Er was in China zelfs geen enkel corona-sterfgeval onder de 10 jaar.

De situatie in Zuid-Korea is vergelijkbaar. Van de Koreaanse doden is maar liefst 87 procent boven de 60 en nul procent beneden de 30.

Dat komt niet omdat het coronavirus een voorkeur zou hebben voor oudere mensen. Het coronavirus heeft geen ogen of andere zintuigen. Wel heeft het een soort pootjes waarmee het zich aan lichaamscellen kan vastklampen en die kan binnengaan. Het verspreidt zich via uitgehoeste druppeltjes en welke lichaamscel het virus ook tegenkomt, van een bejaarde dan wel een kerngezonde topsporter, het probeert die cel te enteren. Het zou me zelfs niet verbazen wanneer jonge mensen meer van dergelijke virusrijke hoestdruppeltjes of restjes slijm die op handen zijn achtergebleven binnen krijgen dan oude mensen, al is het alleen maar omdat ze meer sociale contacten hebben. Het enige verschil is dat jonge mensen een betere afweer tegen ziekten hebben dan oudere mensen, net zoals bijna alles bij jongere mensen beter op orde is.

Treft het virus bovenal de ouderen, de maatregelen om de corona-pandemie in te perken maken geen onderscheid tussen leeftijdscategorieën. Iedereen met een loopneus moet thuisblijven, niet alleen de bejaarden. Iedereen heeft een derde van zijn op de beurs belegde spaarcentjes zien verdampen, niet alleen de ouderen. Iedereen wordt getroffen door vliegverboden, het sluiten van musea en voetbalstadions, niet alleen de zieken, zwakken en ouden van dagen.

En dus doet het coronavirus een beroep op de intergenerationele solidariteit. Jonge en sterke mensen worden getroffen door maatregelen die nauwelijks hun eigen gezondheid zullen baten. Ze moeten het doen voor de oudere medemens.

 

Dat is vandaag de dag niet vanzelfsprekend. Misschien wel in de Derde Wereld, in Azië of Afrika, maar niet meer in het rijke Westen. Weet u nog, die ‘ok boomer’ uitspraak? Denigrerend bedoeld voor ouderen (babyboomers), vorig jaar uitgesproken door een parlementariër in Nieuw-Zeeland die tijdens een rede werd onderbroken door een oudere collega. De uitspraak ging als een virus de wereld over en openbaarde ergernis bij jonge mensen over ouderen die hen een opwarmende en vervuilde wereld zouden hebben nagelaten en hun erfenis over de balk gegooid.

Ook in het klimaatdebat is er de afgelopen twee jaar zo’n kloof geweest. Jonge mensen zijn er gemiddeld vaker dan ouderen van overtuigd dat de aarde opwarmt door toedoen van de mens en geloven meer in het nut van streng klimaatbeleid. Dat ouderen daar soms anders over denken, roept irritatie op. Zelfs de doorgaans nuchtere (en jonge) NRC-columniste en microbiologe Rosanne Hertzberger schreef over twee oudere mannen met een klimaatstandpunt waar ze het niet mee eens was: ‘Ik vertrouw ze voor geen cent. Zij zijn straks hartstikke dood, terwijl mijn jongens het einde van de eeuw gaan meemaken.’

Dat kan de komende weken nog wel eens gaan escaleren. Ik hoorde de afgelopen dagen in elk geval al twee keer een jongere iets zeggen in de trant van: ‘Het hele land gaat straks op slot, mijn baan wordt bedreigd, ik kan niet meer gaan stappen, en dat allemaal voor een stelletje bejaarden die anders toch een of twee jaar later zouden sterven.’

 

Disclaimer: Ik ben geen arts, laat staan een viroloog. Wel heb ik als wetenschapsjournalist (en opgeleid als chemicus) sinds 1986 veel over ziekteverwekkers gepubliceerd. Dat begon met aids, waarover ik destijds mijn vingers blauw heb geschreven. Ook daarna heb ik de opkomst van diverse infectieziekten op de voet gevolgd: de Mexicaanse griep, Sars, Ebola. Ik heb veel virologen en epidemiologen geïnterviewd in de loop der jaren.

Ik constateer dat er over het coronavirus een hoop onzin wordt verkondigd door mensen die er weinig tot niks van afweten. Daarom denk ik op basis van mijn kennis en ervaring wat toe te kunnen voegen en ik zal dat dan ook op mijn website, in de vorm van mijn blog Simon Says, met enige regelmaat doen de komende tijd. Gisteren ging mijn corona-journaal over de vraag of het coronavirus misschien inmiddels wat milder is.

 

Dat virus heeft er geen belang bij om ons te doden (13 maart 2020)

Even ter toelichting: sinds 1986 heb ik als wetenschapsjournalist veel over ziekteverwekkers gepubliceerd in Elsevier. Dat begon met aids, waarover ik destijds mijn vingers blauw heb geschreven. Het resulteerde uiteindelijk ook in twee boeken: Aids – de jacht op een virus uit 1990 (uitgegeven door Natuur en Techniek, dat tegenwoordig de Nederlandstalige editie van New Scientist is) en Blus de Brand uit 1996, geschreven in opdracht van het Aidsfonds.

Ook daarna heb ik de opkomst van diverse infectieziekten op de voet gevolgd: de Mexicaanse griep, Sars. Ik heb veel virologen en epidemiologen geïnterviewd in de loop der jaren – zie ook mijn boeken Gesprekken met Grote Geleerden en Vertrouwen in de wetenschap. Ook schreef ik in 2014 het boek Vaccinatie, het tweede deel in de serie Elementaire deeltjes van Amsterdam University Press (AUP). NRC-columniste en microbiologe Rosanne Hertzberger twitterde dat ze dit ‘het beste Nederlandstalige boek’ over dit onderwerp vond, ‘vol essentiële informatie’. (Zie ‘Boeken’).

Ik constateer dat er over het coronavirus behoorlijk wat verwarring is plus dat er een hoop onzin over wordt verkondigd door mensen die er weinig tot niks van afweten. Gelukkig verschijnen er ook uitstekende stukken in de media: vooral de dagelijkse verslaggeving in de Volkskrant (chapeau voor Maarten Keulemans) is van hoog niveau. Toch denk ik op basis van mijn kennis en ervaring wat toe te kunnen voegen en zal dat dan ook op mijn website, in de vorm van mijn blog Simon Says, met enige regelmaat doen de komende tijd. Om te beginnen de vraag of het coronavirus misschien inmiddels wat milder is.

 

 

Coronajournaal aflevering 1

Bacteriën en virussen hebben er geen belang bij om mensen te doden. Wij zijn hun gastheren en gastheren kun je beter in leven laten. Ook voor ziekteverwekkers (of het nu een bacterie dan wel een virus betreft) geldt de darwinistische evolutie: degene met de meeste nakomelingen overleeft.

Het klinkt paradoxaal, omdat een virus ‘dood’ heet te zijn, maar voor een virus gaat deze regel misschien nog wel sterker op. Veel virussen zijn notoir slordig bij de voortplanting en dat geldt vooral voor de RNA-virussen waartoe de verkoudheids-, griep- en corona-virussen behoren. Wij mensen hebben als erfelijkheidsmolecuul DNA. Dat is een dubbele wenteltrap en dit is een tamelijk stabiele constructie, niet alleen in mechanisch maar ook in genetisch opzicht. Ook in ons DNA ontstaan regelmatig foutjes (mutaties), bijvoorbeeld door zonlicht of door roken, maar dat is van een geheel andere orde dan in RNA.

RNA is een enkelvoudige wenteltrap en veel minder stabiel. Mede als gevolg daarvan muteren RNA-virussen zich suf. Dat is een van de redenen dat er elk jaar weer verschillende griepvirussen zijn, waar wij geen weerstand tegen hebben. Virussen evolueren razendsnel. In dagen, weken kan er opeens een nieuw virus zijn dat het beter doet dan het oude virus. Ter vergelijking: bij de mens hebben mutaties al gauw een paar duizend jaar nodig hebben om zich te verspreiden. Denk aan de mutaties die hebben geleid tot een lichte huidskleur (onze verre voorouders kwamen uit Afrika en waren zwart) of het vermogen om melk (lactose) te verteren.

Bijna alle ziekteverwekkers uit het verleden waren aanvankelijk veel gemener dan later. Syfilis was gruwelijk en levensbedreigend in de zestiende en zeventiende eeuw maar is nu hoogstens irritant. Niet alleen omdat wij nu medicijnen hebben maar ook omdat de syfilisbacterie eieren voor zijn geld heeft gekozen. Niet omdat hij beschikt over een intelligentie (alhoewel je daar een aardige filosofische boom over kunt opzetten) maar omdat de syfilisbacteriën die door mutaties hun gastheren in leven lieten meer nakomelingen hebben gekregen dan hun meer moordlustige voorouders.

 

En dan nu mijn hypothese.  Bij de Nederlandse epidemie schijnen er veel mensen te zijn, zo bleek uit onderzoek in Noord-Brabant, die besmet waren zonder dat ze al te veel last hadden. Voor mensen boven de 80 en voor mensen met een slechte gezondheid (kankerpatiënten die bestraald worden) is ons coronavirus levensgevaarlijk maar zoals het er nu naar uitziet, voor de anderen niet.

Met andere woorden, het zou me niet verbazen als het coronavirus dat wij hier in Nederland hebben door mutaties inmiddels een milder virus is geworden dan het Chinese (en misschien zelfs Italiaanse) virus.